Als we zo doorgaan hebben we aan één planeet niet genoeg. Daarom moet de industrie niet alleen nadenken over slim produceren – onder de noemer smart industry – maarook over hoe dat op een circulaire manier kan. Willen bedrijven op de lange termijn overleven, dan moeten ze nu nadenken over nieuwe businessmodellen. En daarvoor hadden de ING en VNO NCW eind april hun jaarlijkse IndustrieTOP Midden Nederland-bijeenkomst dit keer als thema meegegeven: ‘Van Smart Industry naar Smart Circularity’.
Key note speaker van Radboud-professor Jan Jonker die zich voor zijn gehoor van zo’n tweehonderd managers uit de industrie en de zakelijke dienstverlening boog over de vraag: hoe creëer je nu een circulair businessmodel inspelend op technologietrends als de 3D printing, biobased materialen en het Internet of Things? Bedrijven als Airbnb, Broodfonds en Floow2 hebben het met hun gerichtheid op ‘gebruik’ in plaats van ‘bezit’ al helemaal begrepen, maar hoe kun je als ondernemer nu zorgen dat je over vijf jaar ook in dit lijstje staat? Het klassieke businessmodel gaat daarvoor niet werken, verzekerde Jonker, want dat houdt slecht rekening met één vorm van waardecreatie en is niet duurzaam: ‘Het marktdenken stimuleert alles over de schutting gooien dat niet bijdraagt aan het bedrijfsresultaat. Met als gevolg dat de echte kostprijs niet wordt verwerkt in de marktprijs. In de circulaire economie is er een balans tussen business en verdienen.’ Dus is er een nieuw, circulair businessmodel nodig dat niet leidt tot afval, maar wel tot geld verdienen.
Het 3D printen kan daarin een belangrijke rol spelen omdat het – na nog enige doorontwikkeling aan de resins – mogelijk maakt complete huizen te printen die na gebruik weer tot de grondstof kunnen worden teruggebracht. Maar ook Floow2 wijst de weg met een model waarmee elders stilstaande productiecapaciteit gevonden kan worden. Voorts noemde Jonker het model gebaseerd op het principe van een dienst als product, met Cofely als voorbeeld dat Schiphol een hoeveelheid lumen aan licht garandeert. ‘We gaan van cashen naar cascaderen.’ Als laatste voorbeeld schoof hij het model van het Nederlandse bedrijf Inascho naar voren dat afval zeeft en zo omzet in nieuwe grondstoffen.
Voorbeelden die de ondernemers in de zaal moesten inspireren voor de eigen onderneming tot dergelijke businessmodellen te komen. Een noodzaak: ‘De materiaalschaarste bestaat echt en neemt alleen maar verder toe. Dus bedrijven zullen aan de slag moeten met hun huidige, kwetsbare modellen. En, meer dan ooit telt, dat kun je niet alleen, maar moet je doen in samenwerking met andere ondernemingen.’ Immers, als het afval van de één de grondstof voor de ander is, kan dat niet zonder een goede onderlinge afstemming. Organisaties moeten waardecreatie als een collectieve en circulaire opgave organiseren en dat vergt nieuwe businessmodellen.
In een van de ronde tafel discussies, waarin de grote groep zich na het verhaal van Jonker opsplitste, leidde de oproep van de Nijmeegse hoogleraar tot de conclusie dat de rol van de inkoper dan een wezenlijk andere moet worden. Niet langer moet hij de hoeder zijn van de laagste prijs. Niet langer mag het een functionaris zijn die steeds na korte tijd wordt opgevolgd, om maar te voorkomen dat er een persoonlijke band met de toeleveranciers ontstaat. De inkoper moet iemand worden waarmee je een vertrouwensband kunt opbouwen, ‘waar je een biertje mee kunt drinken’.
Onlangs startte een regionaal onderzoek ‘naar de business modellen voor de circulaire economie’ van de Radboud Universiteit. Daarvoor wordt een zo breed mogelijk scala aan bedrijven, partijen en organisaties in de provincies Gelderland en Overijssel gevraagd een enquete in te vullen. De vragenlijst is te vinden op: bit.ly/1RWLWPe