Er is geen ontkomen meer aan: het tijdperk van de CSRD is begonnen. De Europese Corporate Sustainability Reporting Directive schrijft voor dat bedrijven zoals distributeur itsme vanaf 2025 moeten rapporteren over, en handelen naar, hun duurzame strategie. Om maatschappelijk verantwoord ondernemen voor eens en voor altijd te borgen en onderdeel van zijn strategie te maken, is het familiebedrijf vorig jaar gestart met het project itsme Good Company. Onderdeel daarvan is een serie workshops waarin itsme het gesprek aangaat met zijn partners in de complete keten. Link Magazine was erbij.
– ‘De hamvraag in dit soort discussies is altijd: waar maak je nou echt het verschil mee?’
– ‘Onze SAP-omgeving biedt heel wat mogelijkheden om te spelen met leveringen.’
– ‘Sommige klanten schrijven tests voor die megaveel energie vragen. Daar hebben we het dan over.’
– ‘De core business van het bedrijf – hetgeen waarmee het geld wordt verdiend – daar moet je het duurzame verschil maken.’
Naast servicelevel ook milieu-impact onderwerp in itsme’s klantgesprekken
Duurzaamheid staat bij itsme al jaren hoog op de agenda, maar beslissingen op dat gebied worden, zoals salesdirecteur Taco Leeflang het omschrijft, ‘genomen op een onderbuikgevoel voor normen, waarden en goed fatsoen’. Nu ook de Raamsdonksveerse distributeur van mechanische en elektrische technologie wordt geconfronteerd met de nieuwe eisen die volgen uit de CSRD-wetgeving, gaat het roer om. ‘We krabben ons wel eens achter de oren als er nog meer regeldruk uit Brussel of uit Den Haag komt’, geeft Leeflang toe. ‘Meestal kost het alleen maar meer tijd, zonder dat het direct iets oplevert voor onze business.’ Maar hij beseft tegelijkertijd dat de CSRD ook een kans is. ‘Itsme gaat deze richtlijn gebruiken om duurzaamheid van onderuit in onze strategie te verankeren. We omarmen het in plaats van het als administratieve last te zien.’
Itsme als distributeur erkent direct zijn plek in de keten. Leeflang: ‘We snappen als geen ander dat we het niet zelf kunnen doen en iedereen hartstikke hard nodig hebben. Vandaar de projectnaam Good Company die niet alleen goed ondernemerschap aangeeft, maar ook het goede gezelschap in de keten.’ Met die gedachte begon itsme een tijd geleden al met een grondige vragenronde en stakeholderanalyse bij zijn eigen medewerkers. Afgelopen maanden was het tijd om ook ketenpartners uit te vragen. Daartoe organiseerde het bedrijf drie workshops bij lichtgigant Signify in Eindhoven (zie ook kader) om met zijn toeleveranciers en klanten in gesprek te gaan.
Alles ineens belangrijk
Stephan Mourits, sustainability manager bij Vermetten Accountants & Adviseurs, zit de sessies voor en laat zien dat het gasverbruik bij itsme de afgelopen jaren hard naar beneden is gegaan door simpelweg de verwarming wat lager te zetten. ‘Een volgende stap ligt voor de hand: elektrificatie’, aldus Mourits. ‘Daarmee gaat het energieverbruik wel weer omhoog, maar dat kun je met eigen stroomopwekking compenseren. Het is soms moeilijk om de perfecte puzzel te leggen.’
De meerderheid van de aanwezigen in de zaal geeft desgevraagd aan dat itsme meer duurzame energie moet toepassen. Een uitslag waar Mourits niet van op kijkt: ‘Ik zie het vaker; als het over duurzaamheid gaat, is alles ineens belangrijk. De hamvraag in dit soort discussies is altijd: waar maak je nou echt het verschil mee?’ Vanuit de zaal reageert Niek Jansen, director operational excellence bij de Nijmeegse transformatorfabrikant Royal SMIT: ‘Volgens mij is het de kunst dat je niet alleen op zoek gaat naar de gigantische hefboom, maar ook kijkt hoe we van een heleboel kleine dingen gezamenlijk een grote bijdrage kunnen maken.’
HVO100
Sommige zaken lijken sowieso een no-brainer. Zo zou itsme bij het afleveren van al zijn bestellingen kunnen gebruikmaken van elektrisch vervoer. Omdat het dagelijks 18 routes rijdt, en jaarlijks 31.000 stops maakt waarbij het zo’n 100.000 eenheden aflevert, lijkt dat laaghangend fruit. ‘Bedenk wel dat dat tot voor kort nog niet mogelijk was’, stelt Leeflang. ‘Met het aantal kilometers dat we rijden, kwamen we gewoon niet uit. Maar de ontwikkelingen gaan snel waardoor het nu wel tot de mogelijkheden behoort.’ Itsme-directeur Henk Oude Brunink vult aan: ‘Wat er ook uit al deze bijeenkomsten en discussies komt, als we makkelijk dingen kunnen realiseren die toch iets bijdragen, zullen we dat zeker niet nalaten.’
‘Misschien komen we samen tot de conclusie dat dagelijkse levering niet altijd meer gewenst is’
Hubert ten Broeke, director sales & marketing van Rittal dat besturingskasten levert, doet een suggestie: ‘Ik denk dat het voor veel bedrijven een lastige stap is om van fossiele brandstoffen naar elektrische voertuigen te gaan. Bij Rittal hebben we twee jaar geleden de keuze gemaakt om te switchen naar HVO100-diesel (hydrotreated vegetable oil, red.). Oké, dat is iets duurder in gebruik, maar daardoor hebben we onze footprint enorm verlaagd.’
Optimalere planning
Vanuit de zaal wordt geopperd om het transport en de logistiek anders in te richten, door het aantal levermomenten terug te brengen bijvoorbeeld. Oude Brunink schetst de uitdagingen daarbij: ‘We leveren per jaar ongeveer 175.000 verschillende onderdelen. Grofweg in de helft van de gevallen gaat het om producten die we maar één keer per jaar leveren. Met de grote toeleveranciers hebben we uiteraard goede afspraken. Aan de andere kant zijn er heel wat merken die we niet zo goed kennen: we leveren er wel spullen van, maar de toelevering is minder voorspelbaar. Dat maakt het lastig om altijd optimaal te plannen.’
Wel geeft Oude Brunink toe dat itsme verbeterstappen kan zetten. ‘Onze SAP-omgeving biedt heel wat mogelijkheden om te spelen met leveringen. Tot nu toe is bij reguliere leveringen meestal de servicegraad de norm voor onze klanten geweest, met als gevolg: veel dagelijkse leveringen en naleveringen. Ook voor kleine orders en zelfs op orderregelniveau.’
Gesprek aangaan
Leeflang realiseert zich dat bepaalde afspraken soms van oudsher zo zijn gegroeid. ‘En als het altijd allemaal naar wens verloopt, is verandering vaak geen thema. Die gesprekken moeten we nu aangaan met onze klanten waarbij we het niet alleen hebben over het servicelevel maar ook over de milieu-impact. Misschien komen we dan samen tot de conclusie dat dagelijkse levering niet altijd meer gewenst is en dat we moeten gaan naar leveringen op vaste afleverdagen.’
Jansen vertelt dat SMIT vergelijkbare gesprekken voert met klanten: ‘De transformatoren die we bouwen, moeten worden getest; daar ontkomen we niet aan. Sommige klanten schrijven echter tests voor die megaveel energie vragen. Daar hebben we het dan over: ‘Goh, beste klant, weet u wat de impact van zo’n test is?’ Dat wil overigens niet zeggen dat de uitkomst daarmee anders gaat zijn – soms is zo’n test nu eenmaal nodig – maar door de vraag te stellen, zorg je voor bewustwording.’
Samen doen
Mourits vindt het opvallend dat de meerderheid in de zaal aangeeft dat het voor hen niet zo belangrijk is dat itsme energie opwekt voor eigen gebruik. ‘Iedereen kan natuurlijk zonnecellen op het dak leggen, maar voor wie is het core business en wat levert het op in het grote plaatje?’, nuanceert hij. ‘De core business van het bedrijf – hetgeen waarmee het geld wordt verdiend – daar moet je het duurzame verschil maken.’
Pernel van Riet, compliance manager bij palletiseerspecialist CSi uit Raamsdonksveer, reageert: ‘Het is goed om de samenwerking te zoeken met bedrijven om je heen. Ik schat zo in dat itsme geen hoge pieken in verbruik zal hebben. Als jullie echter zonnepanelen op jullie dak hebben liggen, kun je iemand anders op het bedrijventerrein misschien helpen om zijn pieken op te vangen.’
Jansen vult Van Riet aan: ‘De gemeente Nijmegen, waar onze fabriek staat, heeft vanuit de landelijke overheid een target gekregen voor het aantal kilowattuur dat binnen de grenzen duurzaam moet worden opgewekt. Natuurlijk kunnen we dan weilanden vol leggen, maar ik denk dat bedrijven met veel dakoppervlak, zoals SMIT, daar ook een sociale opgave hebben.’
Verantwoordelijkheid
Het gesprek verschuift naar de inzichtelijkheid van de CO2-uitstoot. Ten Broeke van Rittal: ‘Ik vind het belangrijk dat ook itsme zijn bijdrage levert. Het is tenslotte een opdracht voor de hele keten; dat is de kern van het verhaal. En als we in die strategieën met elkaar blijven oplijnen, worden we er in Nederland heel sterk in.’ Rittal zelf werkt met een CO2-prestatieladder, waarvoor keuringsinstantie DEKRA de verifiëring en certificering uitvoert. ‘We doen dat ook omdat onze klanten erom vragen, maar uiteindelijk zien we het als een taak van ons allemaal.’
Van Riet vraagt zich af in hoeverre bedrijven die verplichting ook zouden hebben gevoeld als er geen CSRD-regeling voor de deur had gestaan: ‘Had iedereen twee, drie jaar geleden hetzelfde antwoord gegeven op vragen over het belang van inzichtelijkheid in de keten?’ Haar vraag is terecht, maar blijft vandaag onbeantwoord. Ten Broeke neemt over: ‘Grote partijen en marktleiders, zoals Signify, hebben een verantwoordelijkheid om deze beweging in te zetten. Je kunt dan toch makkelijker iets afdwingen: ‘Als je aan mij wilt leveren, dan zijn dit en dit de voorwaarden.’ Maar wetgeving als de CSRD helpt hierbij enorm.’
CO2-compensatieprijs
In de basis is het idee van de CSRD dat van ieder product afzonderlijk de CO2-impact bekend is. ‘Dat gaat veel te ver’, klinkt het direct vanuit de zaal. Ondanks de ballast die dat voor bedrijven gaat opleveren, zijn de regels echter duidelijk. ‘Op Europees niveau is er veel aandacht voor deze uitdaging. Er zijn veel initiatieven, maar die gaan niet allemaal in dezelfde richting’, weet Oude Brunink. Zo is er nog geen bruikbare standaard voor bijvoorbeeld Environmental Product Declarations (EPD’s). ‘Ze zijn niet in een format zodat je de data eenvoudig kunt koppelen aan een transactie, laat staan objectief kunt vergelijken. Is het dan kansloos? Nee. De industrie is gevraagd om, vanuit de keten, met een voorstel te komen hoe zo’n EPD eruit moet zien, zodat de informatie beschikbaar wordt in de keten. Vooraanstaande fabrikanten hebben zich verenigd in samenwerkingsverbanden, maar het is ook een kwestie van de lange adem.’
Signify heeft zich gecommitteerd om van al zijn producten de milieu-impact te kunnen delen. Eerder dit jaar maakte het Eindhovense bedrijf bekend dat het al 2.000 EPD’s heeft gedefinieerd waarmee het zo’n 70.000 productvariaties afdekt. ‘Het is een gigantisch project geweest’, vertelt duurzaamheidsbaas Maurice Loosschilder. ‘Het begint ermee om de volledige bill of materials goed te krijgen. Vervolgens hebben we een Life Cycle Assessment-tool gebruikt en zijn we alles gaan invullen. Hoeveel koper zit erin, hoeveel aluminium, et cetera? Daarvoor hebben we heel veel toeleveranciers gebeld. Vervolgens rekent de LCA-tool uit wat de footprint is. Alles bij elkaar heb je dan de EPD voor één productcategorie, want je kunt sommige varianten clusteren; het maakt voor het EPD niet uit of ze warm wit licht of koud wit licht geven.’
De deelnemers zijn het erover eens dat als er straks aan alle producten een CO2-prijskaartje hangt en CO2 een integraal onderdeel wordt van het budget, dat kansen en risico’s oplevert voor fabrikanten. Want stel dat voor bijvoorbeeld exact dezelfde magneetschakelaar net een ander getalletje wordt gerapporteerd, omdat een statisticus net even een andere afweging heeft gemaakt. Dan carbonprijs je jezelf uit de markt, en schiet de regeling zijn doel voorbij, aldus een van de workshopdeelnemers. Meer waarde wordt gehecht aan de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), een prijscorrectie bij import in de EU van bepaalde goederen, gebaseerd op de CO2-uitstoot in het productieproces buiten de EU. Daarmee wordt een gelijker speelveld gecreëerd omdat het prijskaartje van goedkope producten uit lagelonenlanden omhooggaat, terwijl Europa tegelijk stimuleert dat fabrikanten buiten de EU hun emissies verminderen. Dat is uiteindelijk waar het om gaat, niet om een getalletje achter de komma in het productpaspoort van een simpele magneetschakelaar.
‘Niets doen en niet meedoen is het grootste risico, want daarmee prijs je jezelf uiteindelijk niet alleen uit de markt, je sluit jezelf uit’, besluit Leeflang.
Brighter Lives, Better World bij Signify
Voorafgaand aan de groepsdiscussie vertelt Maurice Loosschilder, global head of sustainability bij Signify, over de activiteiten die zijn bedrijf op dit gebied ontplooit. Op het scherm toont hij een indrukwekkende lijst met certificeringen die de ambities van Signify onderstrepen, zoals een klimaat A-categorie in het CDP, een notering op de Dow Jones Sustainability World Index en de Carbon Clean200, en voor het zevende jaar op rij de hoogste rating op de EcoVadis-ladder.
‘Toen we in 2016 afsplitsten van Philips, hebben we ons eerste ‘Brighter Lives, Better World’-duurzaamheidsprogramma gelanceerd’, vertelt Loosschilder. ‘Een vijfjarig programma, daar houden we van, want het is kort genoeg om er gelijk mee te beginnen maar lang genoeg om ook impact te hebben.’ De nadruk lag op hoe Signify binnen de eigen organisatie duurzamer kon ondernemen. ‘Eind 2020 hadden we belangrijke doelen gehaald. In onze eigen operationele footprint waren we CO2-neutraal mede doordat we 100 procent renewable elektriciteit gebruikten. In vergelijking met het eerste meetpunt in 2010, toen we nog onderdeel van Philips waren, stoten we nu 77 procent minder CO2 uit in onze eigen operatie.’
Een ander succes vat Loosschilder samen als: zero waste to landfill. De vijftig Signify-fabrieken in onder meer Polen, Saoedi-Arabië, China, India, Mexico en de VS brengen niets meer naar de vuilnishoop. 88 procent van het afval wordt gerecycled, de resterende 12 procent verbrand. Dat laatste is soms duurzamer dan met een vrachtwagen naar de dichtstbijzijnde recyclingfaciliteit rijden. ‘En de energie die dat oplevert, laten we terugstromen in ons proces.’
Ook is Signify druk met het uitfaseren van plastics uit – vooral – consumentenverpakkingen. ‘Dat is waar een groot deel van onze plasticimpact zat’, zegt Loosschilder. ‘Op dit moment zijn we 99 procent plasticvrij. Dat is nog niet 100 procent omdat er in bijvoorbeeld lijmen nog sporen van microplastics kunnen zitten.’
Voor de tweede editie van Brighter Lives, Better World is Signify afgestapt van een aparte duurzaamheidsstrategie en een aparte bedrijfsstrategie. ‘Het is nu één geïntegreerde duurzame bedrijfsstrategie en dat heeft duurzaamheid enorm versneld. Zo kregen business leaders de taak om de circulaire omzet met hun business te verhogen. Nu komen ze naar mijn afdeling toe. In plaats van push is het pull geworden.’ Ook de bonussen voor de topmensen zijn gekoppeld aan duurzaamheids-KPI’s en managers op allerlei niveau worden er op afgerekend.
Het overkoepelende thema in de tweede ronde, die loopt tot 2025, is verdubbelen. Uit het jaarverslag van 2023 blijkt dat Signify al een heel eind op weg is. ‘De circulaire omzet – dus de revenue die we halen uit ons circulaire portfolio – is gestegen van 16 procent in 2019 naar 33 procent in 2023. Ook voor ons Brighter Lives-programma rond toepassingen in bijvoorbeeld veiligheid en gezondheid is de omzet al gegroeid van 16 naar 31 procent’, somt Loosschilder op. Het enige target dat nog niet direct in zicht is, is het aantal vrouwen op topposities. ‘We hebben dat al wel van 17 naar 29 procent gebracht, maar daar valt nog wat te winnen.’
Loosschilder deelt de footprint van Signify-producten op in vier fases: de emissie bij toeleveranciers, in de eigen operatie, tijdens gebruik en end-of-life. ‘Natuurlijk zijn de ledlampen die we tegenwoordig maken veel energiezuiniger dan de oude gloeilampen, maar ze gaan ook veel langer mee’, benadrukt Loosschilder. ‘Zo’n 99 procent van de CO2-emissie zit in de gebruiksfase.’ Niet verwonderlijk dus dat Signify daar veel tijd en aandacht aan geeft.
Ook circulariteit is een belangrijke pijler. ‘Hoe kunnen we producten modulair maken? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat als er een componentje in een lichtbron kapot gaat, we alleen dat ene onderdeel hoeven te vervangen?’ Ook intelligente systemen leveren een bijdrage. ‘Bij grote projecten kun je met een slim assetmanagementsysteem bijvoorbeeld precies het aantal branduren en de lichtlevels monitoren. Dat geeft ons de mogelijkheid om preventive maintenance te doen en de levensduur te verlengen.’
Een ander mooi voorbeeld zijn de remanufacturingservices die Signify biedt. ‘Stel dat een klant meerdere filialen heeft’, schetst Loosschilder. ‘We kunnen dan de verlichting in de eerste locatie uitrusten met een nieuwe set. De oude armaturen brengen we naar onze fabriek en remanufacturen we. Die gaan vervolgens naar de tweede locatie. En zo verder tot alle locaties van de klant een geremanufacturede oplossing hebben.’