Uit een onderzoek van de Universiteit Twente blijkt hoe het bedrijfsleven omgaat met het bereiken van netto-nul-uitstoot. Slechts 22% van de bedrijven met een netto-nuldoelstelling zet zich in om de uitstoot terug te brengen tot een restniveau en te compenseren met daadwerkelijk verwijderen van CO2. “Bedrijven als Meta gebruiken ‘onvermijdelijke koolstofuitstoot’ in hun plannen zonder goed te definiëren wat dat betekent”, zegt UT-onderzoeker Rosalie Arendt.
Resterende koolstofuitstoot is de ‘onvermijdelijke’ uitstoot van koolstofdioxide die overblijft nadat alle mogelijke acties zijn ondernomen. Deze emissies moeten worden geneutraliseerd door de equivalente hoeveelheid koolstofdioxide uit de atmosfeer te halen. Welke uitstoot onvermijdelijk is, wordt nu grotendeels bepaald door bedrijven en technische experts, maar zou volgens Rosalie Arendt, onderzoeker aan de faculteit ET, in het politieke debat moeten bepaald worden.
“Neem bijvoorbeeld de bouw van huizen. Het is technisch mogelijk om een huis te bouwen van hout, klei of natuursteen. Deze grondstoffen zijn minder CO2-intensief dan cement en staal. Bovendien, voldoen zulke huizen aan de woonbehoeften van mensen?”, vraagt Arendt zich af. In haar artikel analyseerde ze de klimaatbeloften van 115 grote bedrijven en ontdekte dat slechts 69 een netto-nuldoelstelling hadden. Slechts 22% van deze bedrijven heeft zich daadwerkelijk gecommitteerd aan het reduceren van uitstoot tot een restniveau en het compenseren met het verwijderen van koolstofdioxide uit de atmostfeer. In totaal geven 28 bedrijven een kwantificering van hun resterende koolstofuitstoot.
“Opvallend genoeg hebben sectoren waarin uitstoot niet onvermijdelijk is over het algemeen de meeste resterende koolstofuitstoot”, zegt Arendt. IT-bedrijven zoals Microsoft, Tencent en Alphabet (Google) melden gemiddeld hogere resterende koolstofuitstoot te hebben, terwijl deze niet worden geclassificeerd als uitstoot die moeilijk te verminderen is.
In haar publicatie roept Arendt op tot een gezamenlijke aanpak voor het definiëren van resterende koolstofuitstoot en dringt ze aan op de betrokkenheid van regeringen en actoren uit het maatschappelijk middenveld in participatieve processen op zowel nationaal als internationaal niveau. Deze inclusieve strategie moet zorgen voor ‘eerlijke bijdragen’ aan de wereldwijde klimaatinspanningen, met name om tegemoet te komen aan de behoeften van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen.