In welk land moet een fabriek, distributiecentrum of hoofdkantoor komen? Dat zijn geen beslissingen waar directies lichtzinnig mee omgaan. Maar welke factoren spelen nu echt een rol bij vestigingsbeslissingen van multinationale industrieën? Gerard Ekhart promoveerde in 2019 op dat onderwerp en schreef er vorig jaar, samen met zijn promotor, een academisch artikel over. Daarin introduceren zij een theoretisch kader dat directies kan helpen om op een meer gestructureerde manier te bepalen wat de meest geschikte vestigingslocatie is.
‘Meestal komen directies vooral op basis van rationele aspecten uit bij een bepaalde locatie waar ze een onderdeel van hun bedrijf willen vestigen. Maar er kunnen zeker ook emoties meespelen’, zegt Ekhart. En dat weet hij niet alleen vanwege zijn promotieonderzoek, maar ook omdat hij in het verleden zelf vaak tijdens dergelijke besluitvormingsprocessen aan de directietafel heeft gezeten. Ook tegenwoordig is hij nog steeds regelmatig in directiekamers te vinden, maar dan in een andere rol: als zelfstandig adviseur die bedrijven in de maakindustrie helpt om zichzelf opnieuw uit te vinden.
Ekhart herinnert zich een adviestraject voor een bedrijf dat kansen zag in Afrika. ‘De drie directeur-grootaandeelhouders waren allen fervente golfers. En tijdens de besprekingen raakten ze niet uitgepraat over de geweldig mooie golfbanen in Zuid-Afrika. Dat was uiteraard niet de doorslaggevende reden om voor dat land te kiezen, maar ik kon wel merken dat die golfbanen hun besluitvorming beïnvloedde.’
Dat soort ervaringen zette Ekhart aan het denken. ‘Ik vroeg me al jaren af hoe voorkeuren voor vestigingslocaties tot stand komen, en op basis van welke factoren directies het uiteindelijke besluit nemen. Daar kreeg ik tijdens mijn promotieonderzoek meer inzicht in, vooral dankzij het expertpanel dat bestond uit zo’n twintig directieleden van industriële bedrijven.’ De belangrijkste conclusie? ‘Dat was toch wel dat van de zes meest zwaarwegende factoren er vier gerelateerd zijn aan zaken die met de overheid samenhangen. Dat was echt een eyeopener.’
Hoewel Ekhart zijn onderzoek vóór 2020 deed, dus voor de pandemie en voor de opleving van geopolitieke spanningen, noemde het expertpanel destijds ‘politieke stabiliteit’ al als belangrijkste prioriteit bij het bepalen van een locatie. ‘Overheden denken vaak dat bedrijven zich voor een groot deel laten leiden door het belastingklimaat. Dat punt zie je ook veel terug in politieke discussies. Maar in ons onderzoek kwam het belastingklimaat pas op nummer zes.’
‘Bedrijven die op zoek zijn naar een vestigingslocatie kijken vooral naar de langere termijn’, vervolgt hij. ‘Heel logisch, natuurlijk, want het gaat om grote investeringen en belangen. En overheden zouden daar nog veel actiever op kunnen inspelen. Bijvoorbeeld door vooral te kijken naar wat er in de toekomst gaat spelen en altijd direct duidelijkheid te geven over wat nieuwe wetten en regelgeving voor bedrijven kunnen gaan betekenen. Het door ons ontwikkelde theoretische kader helpt dus niet alleen bedrijven om bij de keuze van vestigingslocaties makkelijker tot goed onderbouwde beslissingen te komen, maar helpt hopelijk ook om overheden te laten inzien dat hun beleid een ongelooflijk grote invloed heeft.’
Het artikel ‘The influence of government upon multinational company manufacturing location decisions’ van Gerard Ekhart en zijn promotor (dr. Richard Breese DBA van de Sheffield Hallam University) is gepubliceerd in het European Management Review (EMR) journal.