Femke Zeedijk is als een van de weinige nieuwe Tweede Kamerleden afkomstig uit de hightech industrie. En ze heeft haar zetel ook nog eens bemachtigd namens een nieuwe partij, NSC, die een vooraanstaande rol speelt in de vorming van het volgende kabinet. Reden genoeg voor een interview met haar, over wat haar partij voor heeft met de industrie.
– ‘Ondernemers willen bovenal rust. Ze willen wel belasting betalen, maar willen vooral ruim van tevoren weten hoeveel.’
– ‘Denken dat we kunnen behouden wat we hebben door niets te doen, is naïef.’
– ‘Brussel moet zorgen voor wetgeving die geldt voor iedereen, regels die zorgen voor een Europees level playing field.’
– ‘Ik snap wel dat veel nationale uitzonderingen de Europese regelgeving nog complexer en ondoorzichtiger maakt.’
‘Die rivaliteit tussen de VS en China… Als klein land moeten we daar wat mee’
‘Sorry voor alle mitsen en maren’, zegt ze terwijl we opstaan en de jassen weer aantrekken. ‘Nee, die slagen om de arm neem ik niet omdat ik nog nieuw ben als kamerlid. Zo ben ik altijd. Ik beschouw problemen graag vanuit uit meerdere invalshoeken. Pas dan vorm ik mijn mening.’
Het gesprek waarop Femke Zeedijk reflecteert, vindt plaats in restaurant Fifth, om de hoek bij Pipple, een Eindhovense econometrie-consultancy, ‘een van de vele pareltjes in Eindhoven’. Eigenlijk hadden we daar afgesproken, maar sinds haar inauguratie als Tweede Kamerlid voor het NSC (Nieuw Sociaal Contract) begin december heeft ze er geen werkplek meer. En dat had ze zich even niet gerealiseerd bij het maken van de interviewafspraak, een paar weken eerder.
CPB niet transparant
Zeedijk heeft nu onder meer digitalisering en economische zaken in haar politieke portefeuille en dat is met haar achtergrond en ervaring als econometrist geen toeval. Ze heeft jarenlang veelal grote bedrijven als ASML voorzien van strategisch advies gebaseerd op de econometrische modellen die zij met haar medewerkers ontwikkelde. ‘Ja, met die combinatie van wiskunde en economie kun je ook voorspellende modellen voor een land maken. Het Centraal Planbureau maakt ook veel gebruik van econometrie.’
‘Beter is verschillende, transparant geformuleerde scenario’s te schetsen, waarin het mee- of juist tegenvalt’
Laat nu net haar NSC een van de partijen zijn die het verkiezingsprogramma niet heeft laten doorrekenen door het CPB. ‘Pieter Omtzigt is ook econometrist en ik was het met hem eens. Want het CPB is bij het doorrekenen niet transparant over de aannames die ze doen. Stel het bureau berekent hoeveel extra geld het verhogen van de vermogensbelasting oplevert. Of en op welke manier ze bijvoorbeeld hebben meegenomen dat een percentage vermogenden dan naar België zal verhuizen, dat vermelden ze er niet bij. Beter is verschillende, transparant geformuleerde scenario’s te schetsen, waarin het mee- of juist tegenvalt. Zo heb ik ook altijd mijn advieswerk gedaan. Niet voor niets geeft ASML in zijn jaarverslagen altijd een schets van de verschillende marktscenario’s die mogelijk zijn.’
Strategische autonomie
Nu zijn die scenario’s het gemakkelijkst op te stellen in een stabiele politieke wereld en juist daarvan is momenteel nauwelijks sprake, erkent ze. ‘Ondernemers willen bovenal rust. Ze willen wel belasting betalen, maar willen vooral ruim van tevoren weten hoeveel. Want dan weten ze ook hoeveel ze kunnen investeren in alle uitdagingen die op hen afkomen, in zaken als digitalisering en verduurzaming. Het is lastig businessplannen op te stellen als de overheid belastingen en subsidies steeds weer verhoogt of verlaagt en het kabinet onduidelijk is over zijn langetermijnplannen’, duidt Zeedijk. Desalniettemin wil NSC alsnog het Klimaatfonds schrappen dat nu net voor goedkeuring in de Eerste Kamer ligt – en waarop het bedrijfsleven rekent voor subsidies, onder meer voor maatregelen die de netcongestie verminderen.
Het schrapvoorstel staat in het verkiezingsprogramma ‘Tijd voor herstel. Vertrouwen. Zekerheid. Perspectief.’ NSC won daar in november twintig zetels mee in de Tweede Kamer, voor de op plaats twaalf genoteerde Zeedijk ruim voldoende om een stoel te bemachtigen. In dat programma staat ook een paragraaf van driekwart pagina over ‘Industriebeleid’, met daarin relatief veel woorden voor het belang van ‘strategische autonomie’. Zo staat er: ‘Innovatieve Nederlandse bedrijven zijn van oudsher actief op internationale markten. De realiteit is dat protectionisme, staatssteun en (het ontbreken van) regelgeving op het gebied van milieu en arbeidsomstandigheden in andere werelddelen, maar ook binnen de EU, het speelveld sterk beïnvloeden en leiden tot oneerlijke concurrentie. De coronacrisis en de toenemende geopolitieke spanningen hebben ons bovendien met de neus op de feiten gedrukt: het is essentieel om als land zelf producten te kunnen maken. We ontwikkelen – zowel op nationaal niveau als in Europees verband – een strategisch industriebeleid om onze bedrijven minder kwetsbaar en meer zelfvoorzienend te maken op het gebied van schaarse grondstoffen, energie en sleuteltechnologieën.’
‘Afwachten is naïef’
Zeedijk licht toe: ‘De wereld verandert. Lange tijd was er sprake van globalisering, maar de laatste paar jaar is die trend tot staan gekomen, met name door de rivaliteit tussen de VS en China. Als klein land, sterk afhankelijk van open handelsrelaties, moeten we daar wat mee. In een snel veranderende wereld kun je niet blijven stilstaan en afwachten. Als je de dynamiek ziet in Zuid-Korea, de snelheid waarmee hightech fabrieken uit de grond worden gestampt in China, dan moet je als klein land ook zorgen dat je vooruit komt, zorgen dat je maatregelen neemt zodat we ook straks nog ons geld kunnen verdienen. Denken dat we kunnen behouden wat we hebben door niets te doen, is naïef.’
‘Ik snap goed dat mensen het vervelend vinden als ze in het centrum van Eindhoven een biertje niet meer in het Nederlands kunnen bestellen’
‘We moeten’, bepleit ze, ‘vaststellen waar onze krachten zitten – ik denk op terreinen als de semicon, de agrotech, de fotonica… – en wat we nodig hebben om die sterktes verder te versterken – digitalisering, verduurzaming, arbeid… Vervolgens moet je die sterktes en behoeften met elkaar verbinden. Er is heel veel beleid gestapeld met topsectoren en innovatiefondsen, maar het is beter nu eerst eens een stap terug te doen, te inventariseren waar we goed in zijn en wat we nodig hebben om er nog beter in te worden.’ Het verkiezingsprogramma is een slagje concreter: ruil het Nationaal Groeifonds in voor een Nationale Ontwikkelingsmaatschappij.
Veiligheid of economie?
Die route moet naar het hoger liggende doel van meer autonomie leiden. Maar dat is geen puur nationale exercitie, benadrukt ze. ‘Voor het versterken van bijvoorbeeld onze semicon hebben we Europa nodig. Daarvoor is meer geld nodig dan nu in de Europese Chips Act zit, maar ook meer samenwerking. Daarbij moet gekeken worden naar hele waardeketens. We hoeven niet de complete keten van elke chip in Europa te hebben, maar we moeten wel zorgen dat we over control points beschikken. Over kritieke technologieën als van ASML waarvan de semicon elders afhankelijk is. Dan heb je markmacht en wat uit te ruilen.’
Maar is het niet zorgelijk dat de VS de verkoop van de EUV- en DUV-machines aan China door ASML verbieden, naar eigen zeggen om reden van veiligheid? ‘Voordat ik hier een oordeel over geef, heb ik een aantal vragen te beantwoorden. Over welke veiligheid hebben we het precies? In hoeverre wegen economische factoren. Taiwan is voor de VS een zeer belangrijke partner in de semicon-waardeketen die ze niet aan China kwijt willen, dat snap ik wel. Maar waarom kan ASML geen DUV-machines leveren aan China terwijl ze die eerder al wel hebben kunnen leveren? Waarom kan ASML geen EUV-machines leveren, terwijl het Amerikaanse Nvidia, in afstemming met hun regering, een nieuwe generatie hoogwaardige chips ontwikkelt die wel voldoet aan de regels voor export naar China? Hier wil ik graag antwoorden op om de afwegingen die nu gemaakt worden beter te begrijpen.’
Mocht die analyse aanleiding geven de discussie met de Amerikanen aan te gaan, is het dan niet beter dat vanuit Brussel te doen dan vanuit Den Haag? ‘Ik denk dat we dan in de eerste plaats moeten optrekken met Duitsland, dat ook een sterke semicon-positie heeft.’
Opt-out bedingen
Deze keuze voor primair een bilaterale aanpak en niet voor een Europese past goed in de context van het NSC-verkiezingsprogramma. Zo valt op een van de laatste pagina’s onder het kopje ‘Europese samenwerking’ te lezen: ‘Europese verordeningen en richtlijnen mogen niet als voldongen feiten neerdalen op Nederland, maar moeten legitimiteit krijgen door instemming van een meerderheid van het Nederlandse parlement.’ Zeedijk licht toe: ‘We hebben de laatste jaren te vaak meegemaakt dat de minister-president een mandaat kreeg van de Tweede Kamer om in de Europese Raad voor of tegen een Europese wet te stemmen. Waar hij zich vervolgens niet aan hield. Met als verklaring: “Een meerderheid wilde het anders.” Wij vinden dat je dan niet mee moeten kunnen doen, dat je dan een opt-out moet kunnen bedingen. Ik snap wel dat veel nationale uitzonderingen de Europese regelgeving nog complexer en ondoorzichtiger maakt. Maar zoals het nu gaat, getuigt in elk geval niet van goede governance.’
Om er relativerend aan toe te voegen: ‘Een familielid is beleidsambtenaar in Den Haag. Die heeft een enorme hekel aan domme vragen van nieuwe Tweede Kamerleden en heeft mij een stapel boeken meegegeven om te lezen. Daar zit ook een boek bij over het EU-wetgevingsproces.’
Circulaire economie
Nadrukkelijker dan ‘Europa’ komt in het NSC-industriebeleid het belang van de circulaire economie aan bod: ‘We werken aan een circulaire economie door het modulair en reparabel ontwerpen van producten te stimuleren; dit wordt onderdeel van het innovatiebeleid.’ De Geldropse Zeedijk weet: ‘Ondernemers hier krijgen er geen energie van te moeten rapporteren over wat ze aan duurzaamheid doen of van een verplichting ’s avonds het licht uit te schakelen in hun kantoren. Enthousiast worden ze in Brabant wel van de engineeringuitdagingen. Techneuten hier gaan graag aan de slag gaan met iets als design for circularity. Dat ze met bruikbare innovaties kunnen komen, hebben ze genoegzaam bewezen’, duidt ze trots in haar rol als ‘ambassadeur van Brainport in Den Haag’. Maar, circulair herontwerpen en het opzetten van retourstromen kosten geld. Voor businessmodellen die dat rendabel maken, verwijst ze toch weer naar Europa: ‘Brussel moet zorgen voor wetgeving die geldt voor iedereen, regels die zorgen voor een Europees level playing field.’
Beter is beleidsmatig te bepalen wat we aan kennis en vaardigheden van studie- en arbeidsmigranten echt nodig hebben en daarop te selecteren. Zo doen ook landen als Canada, Zuid-Korea en Singapore dat.
Migratie
Tot slot komt het gesprek op een onderwerp dat van grote invloed is geweest op de verkiezingsuitslag: migratie. Met economische zaken in haar portefeuille wil Femke Zeedijk alleen wat kwijt over studie- en arbeidsmigratie. En dan blijkt ze niet alleen maar ambassadeur en pleitbezorger van de hightech. ‘Ja, bedrijven hier hebben deze migratie nodig. Maar we moeten ook oog hebben voor de grote sociale impact ervan. Het tekort aan woonruimte is hier enorm. Bedrijven als ASML financieren mee met een eigen woonfonds. Maar wat er nu wordt gebouwd, is veel te weinig. Ook met wat er nog in de planning zit, is het lang niet voldoende. En die hoge migratie heeft eveneens effect op de sociale cohesie. In veel Veldhovense straten is de voertaal Engels. En ik snap goed dat mensen het vervelend vinden als ze in het centrum van Eindhoven een biertje niet meer in het Nederlands kunnen bestellen. Met dit probleem moeten we veel rationeler omgaan. Nu verzoeken de onderwijsinstellingen pas in augustus – ad hoc – hun nieuwe buitenlandse studenten alleen te komen als ze een kamer hebben. Beter is beleidsmatig te bepalen wat we aan kennis en vaardigheden van studie- en arbeidsmigranten echt nodig hebben en daarop te selecteren. Zo doen ook landen als Canada, Zuid-Korea en Singapore dat. Deze regio heeft er nu onvoldoende grip op. Het rijk moet hierin de regie nemen.’
Meer hightech, minder vee?
De migratie-selectiecriteria worden wat Zeedijk betreft ontleent aan het verdienmodel van de bv Nederland. Daarin moet de focus liggen op die activiteiten die voor ons land de meeste waarde toevoegen aan ons bruto binnenlands product. En ja, dan kom je toch gemakkelijker uit bij de hightech machine- en apparatenbouw dan bij de intensieve veehouderij. De hightech industrie leverde volgens het CBS in 2021 voor 784 duizend fte aan werk (in casu 10 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland) en een bruto toegevoegde waarde aan het bbp van 80,2 miljard euro. De veehouderij was in datzelfde jaar goed voor 74 duizend fte en een toegevoegde waarde van 7,2 miljard euro (ruwweg de helft van die van ASML in 2023). ‘Ik ben geen woordvoerder voor de agri’, bakent ze af, ‘maar ik ken genoeg jonge boeren die graag duurzamer en diervriendelijker te werk willen gaan en daarvoor willen innoveren. Die boeren moet je als overheid helpen een nieuw verdienmodel te realiseren, misschien met minder dieren. Maar ook deze industrie moet je overeind houden. Wij beschikken in Nederland over heel veel kennis van het houden van dieren, weten alles van diergeneeskunde. Op het gebied van food en agritechnologie is Nederland wereldtop. En we kunnen dat alleen blijven als we ook de bedrijven in huis hebben om die technologie toe te passen.’
CV Femke Zeedijk
Sinds december 2023 Tweede Kamerlid NSC
2023 Partner Pipple
2013-2023 Diverse functies ASML, laatstelijk adviseur strategische besluitvorming
2015-2022 Commissaris Rabobank Regio Eindhoven
2014 Ad-interim raadslid gemeente Geldrop voor D66
2007-2013 Diverse functies Rabobank, onder andere senior consultant expertise Team Grootzakelijk
2004-2007 Projectmanager De Lage Landen
1998-2004 Diverse functies KLM, onder andere capacity manager
1996-1998 Consultant financial service bij PwC
1990-1995 Student wiskunde aan Universiteit Utrecht (cum laude afgestudeerd)
Geboren in Utrecht op 7 februari 1974