In februari was ik op uitnodiging van Dassault Systèmes in Dallas voor het jaarlijkse 3DExperience World-evenement. Vanuit mijn hotelkamer had ik uitzicht op het zonovergoten Texaanse achterland. Ook keek ik neer op het dak van het forse conferentiecentrum. Ik weet dat ze in de VS, en zeker in Texas, wat minder moeite hebben met fossiele brandstoffen maar ik vond het toch schokkend dat er op de vele duizenden vierkante meters aan maagdelijk grijze daken geen spoortje van een zonnecel te ontdekken viel.
De energieprijzen in de VS liggen heel veel lager dan in Nederland (een liter benzine kost op het moment zo’n 50 dollarcent!) dus de drang om te investeren in alternatieve bronnen is sowieso niet zo groot, maar er is nog een andere hindernis. Er is namelijk één land dat de productie van zonnecellen domineert: China. En de relatie tussen beide landen is momenteel zo beroerd dat Amerikanen 25 procent extra importtarief moeten betalen als ze Chinese zonnecellen kopen.
Het tarievenmuurtje dat de VS heeft opgetrokken voor Chinese producten, is onderdeel van een handelsoorlog die begon tijdens het presidentschap van Donald Trump en niet is verzacht nu zijn opvolger Joe Biden in het Witte Huis zit. Het is een trend dat steeds meer landen en machtsblokken bewegen richting protectionisme en zelfs isolationisme. Na decennia van globalisering is dat toch even wennen. Nederland en Europa zitten daardoor in een spagaat. Aan de ene kant willen we de afhankelijkheid van de VS verkleinen en zijn er bedenkingen bij de samenwerking met China. Aan de andere kant bieden China en de VS enorme economische kansen, en zijn we niet krachtig genoeg om alles zelf te doen. Denk alleen al aan een hele trits kritieke grondstoffen, die ondanks de Critical Raw Materials Act, niet zo maar ineens in de Europese bodem verschijnen. Strategische autonomie is in Brussel het toverwoord.
Toch lijkt het erop dat bij veel bedrijven het kwartje nog niet is gevallen. Uit onderzoek van adviesbureau Berenschot blijkt bijvoorbeeld dat geopolitiek nauwelijks een strategisch onderwerp is in Nederlandse boardrooms. In de sector Industrie kijkt slechts 8 procent serieus naar wat er in de wereld gebeurt en welk effect dat kan hebben op de eigen bedrijfsvoering. Dat is echt bedenkelijk weinig. Zeker voor internationaal opererende bedrijven is het naïef om het wereldnieuws af te doen als een ver-van-mijn-bed-show. Geopolitiek zou altijd een aandachtspunt moeten zijn. Want zelfs als je zelf louter zaken doet met bedrijven om de hoek, doen je klanten en leveranciers dat ongetwijfeld niet. De tijd is echt voorbij dat organisaties hun altijd(!) wereldwijdverspreide netwerk voor lief kunnen nemen. Toeleverketens lopen namelijk dwars door allerlei machtsblokken heen en die afhankelijkheid maakt ze een interessant doelwit voor landen die zich willen laten gelden en een drukmiddel nodig hebben.
Berenschot heeft becijferd dat een op de drie bedrijven die naar Azië exporteren, geopolitiek wel als een strategisch thema zien. Dat klinkt al een stuk beter dan die 8 procent, maar ik vraag me af waarom dus ook twee op de drie Aziëgangers níet serieus naar de trends in de wereldhandel kijkt. Voor iedereen geldt: breng je afhankelijkheden en risico’s in kaart en doe dat in het licht van alle geopolitieke ontwikkelingen. En heroverweeg waar je onderdelen inkoopt of waar je ze zelf produceert. Dual sourcing, euroshoring, friendshoring; er zijn genoeg alternatieven om sterker in je keten te staan.