Uitgevers worden geacht vooral te faciliteren. Ze zorgen voor platforms, diners, golfclinics en ronde tafels waar relaties zich buigen over de thema’s die hen bezighouden. Ze zorgen voor een goede redactie die de zorgen, successen en visies van relaties vertaalt naar informatieve artikelen. Ze zorgen voor advertentieruimte waar klanten zich kunnen promoten. En ze huren fotografen, vormgevers, drukkers, verspreiders en internetsitebouwers in. Zo ook John en Mireille van Ginkel, uitgevers van Link Magazine. Als ze al de spotlights opzoeken is dat met dat dienstbare doel, niet om hun visie op de Nederlandse hightech te geven. Maar na duizenden gesprekken met ondernemers hebben ze dat diepgaande inzicht natuurlijk wel. Hoog tijd voor een interview.
‘Het is nog altijd veel ons kent ons, op álle niveaus’
Als Link-uitgevers lopen Mireille en John van Ginkel al 25 jaar rond in de Nederlandse hightech industrie. John letterlijk, door vrijwel dagelijks persoonlijk ondernemingen te bezoeken. Mireille veelal via de telefoon en per e-mail vanuit de kantoor-annex-woonboerderij in het Brabantse Drunen. Zo hebben de twee een genuanceerd beeld kunnen opbouwen wat er in deze sector speelt. En dus kunnen ze een onderbouwd antwoord geven op de vraag waar het gesprek mee start: is de ketensamenwerking – waarop in elk artikel al 25 jaar consciëntieus de focus ligt – de afgelopen kwart eeuw veranderd en verbeterd?
Kaarten tegen de borst
Het antwoord komt van over een lange tafel, alvast opgesteld voor de ondernemers die daags na het interview te gast zijn, voor een bijeenkomst van de raad van advies, om te thema’s voor jaargang 2024 te bespreken. ‘Veranderd wel, maar verbeterd niet’, steekt Mireille van wal. ‘Net als 25 jaar geleden is iedereen toch nog steeds geneigd de kaarten tegen de borst te houden. En dat snap ik wel. Maar ik denk ook dat ketensamenwerking erbij gebaat is als die communicatie eens wat opener wordt. Als ondernemers zich kwetsbaarder durven opstellen. Zoals onze nieuwe hoofdredacteur Alexander (Pil, red.) dat pas in zijn laatste column (in het septembernummer, red.) verwoordde: als je je problemen deelt, hulp vraagt, kom je sneller tot oplossingen.’
‘Gek dat dat nog steeds zo is’
Het heeft, beseft ze, deels te maken met een ander, evenmin veranderd kenmerk van die industrie: het geringe percentage vrouwen dat er werkt. ‘Niet dat ik mezelf nu zo gemakkelijk kwetsbaar opstel – John is daar beter in – , maar over het algemeen doen vrouwen dat eerder dan mannen, erkennen dat ze iets niet weten, of lastig vinden.’ In de nog altijd mannelijke cultuur van de industrie vraagt dat lef. Misschien juist van vrouwen nog meer dan van mannen. ‘Want als vrouw sta je sowieso al met 1-0 achter. Daarom moet je je als vrouw altijd beter voorbereiden, zorgen dat je de feiten écht goed op een rijtje hebt. Als je erover nadenkt is het eigenlijk heel gek dat dat anno 2023 nog steeds zo is.’
‘Net als 25 jaar geleden is iedereen toch nog steeds geneigd de kaarten tegen de borst te houden’
Dat patroon doorbreken is klaarblijkelijk heel lastig. Daartoe zou allereerst de instroom van vrouwen in technische studies en de industrie groter moeten worden. Om meteen maar de hand in eigen boezem te steken: ‘Onze ene dochter studeert bedrijfskunde – niet eens technische bedrijfskunde – en daar zijn de jongens ruim in de meerderheid. En onze andere studeert marketing & salesmanagement, samen met vrijwel uitsluitend meisjes’, vertelt ze, onderwijl opstaand om de telefoon op te nemen. Want zelf geïnterviewd worden is mooi; de klant gaat voor.
Netwerken bieden
Wie weet, gaan een paar belangrijke trends de aantrekkingskracht van de industrie op vrouwen vergroten, pakt John over. Gedurende het gesprek heeft hij veel zijn hand op zijn zij en verzitten gaat hem moeilijk af: gekneusde ribben, een souvenir van een mountainbiketocht afgelopen weekend met een paar zakelijke en ook bevriende relaties. Hij is er niet minder authentiek-enthousiast en betrokken om. ‘Duurzaamheid, circulariteit, maar ook het toenemende belang van data zijn werkvelden waarin vrouwen bij uitstek in geïnteresseerd zijn.’
Het brengt het interview op de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen en de komende jaren: elektrificatie, productiviteitsverhoging, configure-to-order/smart customization en servitization. Rond al die thema’s heeft Link, onder Johns gedreven aanvoering, de afgelopen jaren platforms opgericht. Want Link publiceert niet alleen al 25 jaar artikelen over ‘samenwerken in de keten’, het biedt ook de netwerken om de ervaringen uit te wisselen.
Halen én brengen
Die netwerken zijn, geheel in de geest van de oprichters van het magazine in 1998, zorgvuldig samengesteld uit managers van bedrijven actief op uiteenlopende plekken in de waardevoortbrengingsketen en in verschillende sectoren. ‘Je moet er wel voor zorgen dat er geen directe concurrenten van elkaar aanschuiven’, weet John uit ervaring. ‘Alleen dan is er een basis voor het opbouwen van vertrouwen tussen de deelnemers. Dan krijg je zo open mogelijke gesprekken.’ Al moet hij die openheid nogal eens actief entameren. Streng: ‘Dan hoor ik dat deelnemers met wat ze in het platform hebben opgestoken de samenwerking aangaan met een of enkele andere leden, bijvoorbeeld om samen onderzoek te doen. Maar wat daar dan vervolgens uitkomt, koppelen ze niet terug naar het platform. Deelnemers moeten niet alleen komen halen, ze moeten ook brengen. Juist dan heb je veel aan elkaar en kun je veel van elkaar leren.’
Te vroeg voor circulariteit
Zijn talloze contacten met ondernemers in de hightech geven John inzicht in welke trends rijp zijn voor behandeling in een speciaal platform. En welke (nog) niet. ‘Ja, verduurzaming wordt de komende jaren steeds belangrijker. Maar voor het onderwerp ‘circulariteit’ komt een apart platform nog te vroeg.’ ‘Dat kwam ook uit rondetafeldiscussies over de digitale transformatie’, vult Mireille aan, weer terug van haar sta-zit-bureau. Circulair worden vergt dat je goed bent gedigitaliseerd, zodat je de retourstromen goed kunt administreren. ‘Maar veel bedrijven zijn nog helemaal niet zover.’
‘Deelnemers moeten niet alleen komen halen, ze moeten ook brengen. Juist dan heb je veel aan elkaar’
En zou dat wel het geval zijn, dan ontbreken de data nog. ‘Hun installed base’, weet John, ‘beginnen veel bedrijven nu pas serieus te managen. Als je dan van je klant een besturingskast retour krijgt, maar je hebt de specificatie ervan niet en je weet dus niet wat er allemaal inzit, is het ondoenlijk die effectief en efficiënt te refurbishen.’ Verduurzaming is hard nodig, maar vraagt wel tijd, wil hij maar zeggen. ‘Degenen die uit protest tegen de fossiele industrie dit najaar steeds de A12 blokkeerden, realiseren zich dat naar mijn mening onvoldoende… Nog koffie?’
Intensiteit toegenomen
Het gesprek komt terug op waarop Link Magazine met artikelen en netwerken altijd op gefocust is gebleven: ketensamenwerking. De kwaliteit van die samenwerking is in de afgelopen 25 jaar dus niet wezenlijk verbeterd, constateren John en Mireille eensgezind. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de intensiteit van de communicatie niet is toegenomen. Immers, de veel complexere technologie van tegenwoordig vergt een veel gedetailleerdere en professionelere informatieoverdracht tussen uitbesteder en toeleverancier dan een kwart eeuw terug. De IT-systemen van de ketenpartners en de digitale koppelingen ertussen hebben dat gefaciliteerd. ‘Nee, zonder dat was het grote succes van een paar grote oem’ers in deze regio onmogelijk geweest.’
Niet te afhankelijk
Dat succes heeft voor de Nederlandse supply base echter ook een keerzijde, meent John. ‘ASML stelt via zijn uitbestedingsmodel QLTCS zeer hoge eisen. Dat heeft de kwaliteit van de eerstelijns-toeleveranciers sterk verbeterd. Maar dat ze tegenwoordig veel grondiger te werkt gaan, gaat wel ten koste van hun snelheid. Voor de grote oem’ers is dat geen probleem. Die hebben de financieringskracht om een langere ontwikkeltijd te overbruggen. De start-ups en scale-ups hebben die tijd echter vaak niet. Maar zeker, zo is het ook: zitten die met een complex technisch probleem, dan zitten ze nergens beter dan hier.’
Dat het ook andere oem’ers in deze regio – groot en klein – goed gaat, is belangrijk om hightech Nederland niet te afhankelijk te maken van ASML. ‘Het is daarom helemaal niet gek dat de grote eerstelijns-leveranciers het voor hun opschaling zoeken buiten Nederland. Dat die in de VS en Azië nieuwe vestigingen openen en daarvoor – lokaal – supplychains inrichten. Ja, dat zal de huidige druk wat afhalen van de second en third tiers hier.’
‘Landjuwelen’
De laatste paar jaar leiden geopolitieke spanningen tot het optrekken van steeds meer barrières tussen continenten en landen. Maar ook binnen Europese en Nederlandse industrie zijn die muren er. John: ‘Het is nog altijd veel ons kent ons, op alle niveaus. Ondernemers handelen – logisch – vooral in het belang van de eigen onderneming. Veel overheidsregelingen versterken dat: de bestuurders van regio’s zetten zich in de allereerste plaats in voor het bevorderen van de economie en de arbeidsmarkt in de eigen regio. Nationaal gebeurt hetzelfde: ook binnen de EU is elk land vooral voor zichzelf bezig. Dat is niet goed. Laatst vertelde iemand me dat Philips vroeger ‘landjuwelen’ organiseerde: getalenteerde mensen uit de diverse divisies van het bedrijf die open met elkaar van gedachten wisselden en elkaar hielpen problemen op te lossen. Ik weet, dat waren mensen allemaal werkzaam voor hetzelfde bedrijf. Dat maakte die openheid makkelijker. Maar, evenmin vanzelfsprekend.’
‘Qua openheid’, concludeert Mireille, net weer aangeschoven na het afhandelen van weer een telefoontje, ‘is er de afgelopen jaren niet veel veranderd, maar het is nog even hard nodig… Echt geen koffie meer?’
Zakelijke én huwelijkspartners
Link Magazine is opgericht door John van Ginkel samen met zijn schoonmoeder, Hennie de Ruijter. In 2001 werd Mireille medevennoot en in datzelfde jaar is zij met John in het huwelijksbootje gestapt. Sindsdien zijn ze dus zowel zakelijke als huwelijkspartners. Hoe is die combinatie? ‘We zijn’, begint Mireille, de blik gericht op John, ‘heel direct en heel open naar elkaar. We weten echt álles van elkaar. Zonder dat zou het niet werken.’
Wie met de twee heeft samengewerkt weet ook: ze zijn uitgesproken tegenpolen. ‘Ja, ik werk meer gestructureerd’, bevestigt Mireille met een lach. ‘John is wat chaotischer.’ ‘Ja’, geeft die toe, ‘maar ik onthoud heel veel. Bijna alles wat ik hoor en lees, zit ergens in mijn hoofd, weet ik te verbinden met wat er elke dag voorbijkomt.
De mensen aan de wieg van Link hadden een vooruitziende blik
Link Magazine is een uitgave van H&J Uitgevers. De ‘H’ staat voor Hennie de Ruyter, de ‘J’ voor John van Ginkel. Samen stapten ze 25 jaar geleden op bij Ten Hage & Stam(Wolters Kluwer) om een magazine op te richten waarin de grote uitgeverij geen trek had. Ze gingen daarbij niet over één nacht ijs. Het bladprofiel werd opgesteld na uitvoerige gesprekken met onder meer Philips-topman Karel Hubée, Rob van Giessel ceo Philips CFT, prof. Fred van Houten van Universiteit Twente, Ron Kok OTB, en Océ-cto Jan Vercoulen. Zo ontstond begin 1998 een managementmagazine dat zich helemaal wijdde aan ‘eigentijdse vormen van samenwerking tussen bedrijven onderling en met overheden, universiteiten en hogescholen’. Zo werd het toen verwoord en zo staat het nog steeds in het colofon. En omdat niet zozeer organisaties samenwerken maar ménsen, staat er al 25 jaar steeds een mens op de cover.
Dat vasthouden aan de formule is journalistiek maar ook commercieel logisch. Want, anders dan veel andere magazines die zich richten op de industriële gemeenschap, heeft Link Magazine al sinds de start een opgaande lijn te pakken. In feite is het blad meegegroeid met de Nederlandse hightech: rond 2000 vertrok een deel van de midtech naar China. Daarna lag de focus op het ontwikkelen en bouwen van complexe machines en apparaten, met ASML als lichtend voorbeeld. Een hightech die juist floreert dankzij goede ketensamenwerking tussen bedrijven die zich specialiseerden in één of enkele stappen van de waardevoortbrenging. De mensen aan de wieg van Link hadden dus een vooruitziende blik.
Vanzelfsprekend is er in 25 jaar toch veel veranderd. Niet zozeer aan de organisatie. Na een onrustig eerste jaar is die bestendigd en bestaat uit louter zelfstandigen. Die werken vooral op afstand met elkaar samen: thuiswerken avant la lettre. Maar er zijn veel rubrieken gekomen (en gegaan). De website is steeds belangrijker geworden, de opmaak is om de paar jaar gemoderniseerd en het persoonlijke contact met de lezer en adverteerder is steeds verder geïntensiveerd met beursdebatten, platforms, cafés en wielren- en golfclinics. De jaarlijkse DISCA-viering is uitgegroeid van geïmproviseerde, korte meeting op de ESEF-beursvloer tot een toonaangevend evenement dat geen manager uit de hightech wil missen.
Momenteel zet de uitgever een professionaliseringstap met de implementatie van het CRM-pakket VitoSoft dat Microsoft Access zal vervangen. En in de eerste helft van 2024 gaat een vernieuwde website live.