Begin deze zomer kwam demissionair minister Harbers met zijn antwoorden op Kamervragen van de NSC naar aanleiding van het artikel in Link Magazine ‘Bijmengregels jagen kunststofindustrie naar buitenland’ . De kunststofverwerkers zijn er verre van content mee. ‘Hij simplificeert en gooit de markten van eenmalige verpakkingen en van technische gebruiksproducten op één hoop.’ Echt zorgen over de Nederlandse bijmengnorm – die strenger is en drie jaar eerder van kracht moet worden dan de Europese regelgeving – maken ze zich intussen niet meer: ‘In het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet staat immers duidelijk: geen nationale koppen op Europees beleid.’
– ‘Het benodigde volume chemisch geproduceerd recyclaat is bij lange na niet beschikbaar.’
– ‘De NCPN brengt, uitsluitend voor Nederlandse bedrijven, een hoop administratieve rompslomp met zich mee.’
– ‘Soms zijn de change-control-procedures dusdanig lang en complex dat de eindklant die lang niet altijd accepteert.’
– ‘Niet aansluiten bij de PPWR tast de concurrentiepositie van Nederlandse plasticverwerkers aan.’
Gerekend wordt op nieuwe kabinet dat ‘geen koppen wil op Europees beleid’
Uit de beantwoording begin juni van de vragen van NSC-Tweede Kamerleden Femke Zeedijk en Olger van Dijk door – inmiddels voormalig – minister van Infrastructuur en Waterstaat Mark Harbers blijkt dat hij zich vooral zorgen maakt over de recyclingindustrie en minder om de noden van de kunststofverwerkers, zo constateert Karin van Diest, manager strategie en ontwikkeling van de Groningse folieproducent Sylvaphane. Want Harbers stelt: ‘Op dit moment is er een overschot aan recyclaat dat Nederlandse plasticrecyclers niet kwijt kunnen omdat er geen vraag naar is. De kosten voor de Nederlandse recyclingindustrie zijn de afgelopen periode namelijk gestegen en de prijzen voor fossiel (virgin) plastics zijn gedaald. Afnemers van plasticproducten kiezen meestal voor de laagste prijs en vallen daardoor vaker terug op fossiel virgin plastic of import van recyclaat van buiten de EU. De markt voor recyclaat dient te worden versterkt en een plasticnorm (Nationale Circulaire Plastic Norm (NCPN), red.) draagt hieraan bij doordat er meer afzet zal worden gegenereerd voor de plasticrecyclingindustrie. Een goed functionerende markt voor recyclaat is belangrijk voor het behalen van onze nationale klimaat- en circulariteitsdoelen.’
Schaars of niet voedselveilig
Van Diest vindt dat de minister volkomen voorbijgaat aan het feit dat er verschillende typen recyclaat zijn en dat Nederland een open economie is. Het type recyclaat dat haar onderneming nodig heeft, moet voedselveilig zijn, maar is ‘nauwelijks voorhanden’ en ook nog eens ‘aanzienlijk duurder’ dan virgin materiaal, betoogt ze. ‘Wij maken voornamelijk dunne flexibele folies en verpakkingen voor het verpakken van voedsel en de wetgeving staat niet toe dat wij mechanisch geproduceerd recyclaat gebruiken. Want dat kan niet voedselveilig worden geproduceerd.’
Dus is Sylvaphane aangewezen op chemisch geproduceerd recyclaat, want dat resulteert in precies dezelfde monomeren als waar virgin polymeer van wordt gemaakt. ‘Maar dat wordt alleen nog maar in kleinschalige proeffabrieken geproduceerd. Om op korte termijn te kunnen voldoen aan de norm, is het benodigde volume chemisch geproduceerd recyclaat voor Sylvaphane en collega-bedrijven bij lange na niet beschikbaar’, aldus Van Diest. ‘Schaarste verhoogt de recyclaatprijs en recyclaat is daarom niet interessant voor onze, veelal, internationaal opererende afnemers. Eigenlijk geldt hetzelfde voor biobased materialen.’
Drie jaar eerder
‘We steunen van harte het verminderen van CO2-uitstoot, maar voor het concurrerend leveren van voedselveilige kwaliteit worden we gedwongen vrijwel uitsluitend virgin materiaal te gebruiken’, duidt Van Diest. Het uitrollen van de NCPN tast de concurrentiepositie danig aan. Want dat betekent dat kunststofverwerkers in Nederland 15 procent recyclaat moeten bijmengen, drie jaar eerder – in 2027 – dan de concurrentie elders in Europa. Oók de verwerkers die toeleveren aan de food. ‘Dat terwijl de Europese Packaging and Packaging Waste Regulation (PPWR) niet alleen pas in 2030 van kracht wordt, maar ook nog eens uitzonderingen maakt voor toepassingen waarvoor simpelweg geen geschikt recyclaat beschikbaar is’, weet Van Diest.
‘Recyclaat is niet interessant voor onze veelal internationaal opererende afnemers’
De NCPN maakt die uitzondering in feite niet: als geaccepteerde alternatieven niet voorhanden zijn, moeten zogeheten Circulaire Polymeer Eenheden (CPE’s) worden gekocht. ‘Met andere woorden: wij moeten CPE’s kopen van collega-bedrijven om te kunnen voldoen aan de gestelde wetgeving. Hiermee wordt ons product onnodig duur en kunnen we niet meer concurreren met andere Europese landen omdat daar deze verplichting niet geldt.’
Ook de Nederlandse recylingindustrie is er wat haar betreft niet bij gebaat als een bijmengverplichting van recyclaat niet voor de hele EU tegelijk wordt ingevoerd: ‘Immers, hun klanten gaan dan de virgin plastics inkopen in Duitsland of België. Bovendien zorgt dat voor meer transport en dus meer CO2-uitstoot.’
Minister simplificeert
Timmerije heeft geen problemen om de NCPN-ambities te halen. Het Achterhoekse bedrijf fabriceert klantspecifieke onderdelen voor gebruiksartikelen als fietsen, auto’s, huishoudelijke apparaten en meubels, en past daarvoor allerhande technische kunststoffen toe. De veruit belangrijkste kunststof die de verwerker uit Neede gebruikt – ABS – is voldoende verkrijgbaar als recyclaat, afkomstig uit de witgoed- en de elektronicasector. ‘Ongeveer 20 procent van ons inkoopvolume is ABS. Met name hierdoor zijn we in staat 10 tot 15 procent recyclaat bij te mengen in de producten die we verkopen’, duidt directeur Hans Kolnaar. De prijs waartegen hij dat recyclaat inkoopt, is momenteel lager dan die van virgin ABS. Maar die goede beschikbaarheid en lage prijs van het recyclaat gelden niet voor alle plusminus 250 andere typen kunststoffen die zijn onderneming verwerkt. ‘Dat is de fout die de minister maakt: hij simplificeert en gooit de markten van eenmalige verpakkingen en van technische gebruiksproducten op één hoop.’
Grote verschillen
Die markten verschillen sterk van elkaar, aldus Kolnaar: ‘Veel virgin commodity kunststoffen zijn momenteel heel goedkoop doordat de groei van de Europese industrie sinds 2022 stagneert en er sprake is van krimp. Want produceren in Europa is door de hoge energiekosten en de sterk gestegen lonen veel duurder dan elders op de wereld. Voor de verpakkingenmarkt weegt dat zwaarder dan voor de markt waarin wij zitten. Een hele grote verwerker van commodity kunststof voor verpakkingsfolies koopt daarvan jaarlijks 200.000 tot 300.000 ton in op een markt waar veel concurrentie is. Door zijn inkoopmacht kan hij kortingen bedingen en die zijn ook van groot belang voor hem. Immers, de materiaalcomponent in de kostprijs van verpakkingen is veel groter dan in de producten die wij produceren. In de kortingen zit vaak zijn winstmarge. Door het duurdere recyclaat in te kopen, zou hij zichzelf uit de markt prijzen.’
Concurreren met recyclaatkennis
Timmerije koopt jaarlijks – in totaal – tussen de 2.000 en 4.000 ton kunststoffen in, in dus zo’n 250 varianten, van ABS en PC/ABS tot polycarbonaat en polyamide en andere exoten. De markt waarop Timmerije zijn kunststoffen inkoopt, bestaat uit veel kleine leveranciers gespecialiseerd in enkele typen gespecificeerde kunststoffen, met veel minder onderlinge concurrentie. ‘Het is soms zelfs een beetje gedwongen winkelnering. We hebben nauwelijks inkoopmacht. Maar dat is geen probleem, want we concurreren niet zozeer met de inkoopprijs van onze kunststoffen, maar met onze ontwerpondersteuning, engineering en productietechnologie.’
ABS-recyclaat is dus goed verkrijgbaar en nog goedkoop ook, maar dat geldt zoals gezegd niet voor al die andere technische kunststoffen die Timmerije verwerkt. In geval van ABS is de retourstoom van witgoed- en elektronica-afval goed georganiseerd, maar dat is uitzonderlijk. Door de inzamel- en disassemblagekosten, de kosten voor sortering, zuivering en her-granulering zijn de prijzen van recyclaatkorrels in het algemeen hoger dan die van virgin, stelt Kolnaar. ‘Desondanks willen we ons bijmengpercentage graag verder verhogen vanwege onze strategie. We onderscheiden ons steeds meer met onze kennis van het inzetten van recyclaat. Want een steeds groter aantal van onze klanten willen CSRD-compliant worden en hun scope 3-footprint verlagen. Die zoeken juist een leverancier als Timmerije, die hen ontzorgt bij het vinden van een route waarbij recyclaat wordt bijgemengd zonder onacceptabele concessies te doen aan de kwaliteit. We zitten nu overall al op het bijmengniveau dat de NCPN per 2027 vraagt en willen in 2030 meer dan 25 procent bijmengen. Het bijmengpercentage zelf is voor ons dus geen probleem. Toch is het beter om te kiezen voor Europese regelgeving.’
Welbegrepen eigenbelang
Kolnaar zegt dat deels ‘uit solidariteit’ met zijn Nederlandse collega-verwerkers, maar ook uit welbegrepen eigenbelang. ‘De NCPN brengt, uitsluitend voor Nederlandse bedrijven, een hoop administratieve rompslomp met zich mee en daar zitten we als branche niet op te wachten. Voor het milieu is het jammer dat de Europese Ecodesign-regelgeving (set van regels gericht op het ontwerpen en ontwikkelen van producten die energiezuinig zijn, weinig of geen CO2 uitstoten en herbruikbaar zijn, red.) langer op zich laat wachten, maar door daarbij aan te sluiten borg je wel een gelijk speelveld voor de Nederlandse kunststofsector. Voor ons is de NCPN-ambitie dus geen enkel probleem: juist met onze recyclaatkennis onderscheiden we ons nu van onze collega’s. Komt die norm er eenmaal, dan zullen ook zij – eerder – gaan investeren in het vergaren van die kennis. Ze moeten dan wel.’
‘Botte bijl’
Harold de Graaf, algemeen directeur van de brancheorganisatie NRK (Nederlandse Rubber– en Kunststofindustrie) beoordeelt de NCPN als een ‘botte bijl’ en de reactie van de voormalige minister heeft dat stevige oordeel niet gewijzigd. ‘Alle polymeren worden in de norm en ook in de beantwoording van de vragen van NSC als één grondstof behandeld’, reageert hij op Harbers. De minister stelt dat er in Nederland voldoende recyclaat beschikbaar is, zelfs een overschot omdat er geen vraag naar is. ‘Maar dat antwoord’, aldus De Graaf, ‘gaat voorbij aan de vele verschillende typen polymeren met bijbehorende eigenschappen in verschillende toepassingen, die niet onderling inwisselbaar zijn. Voor een deel van de polymeren en toepassingen is vraag en aanbod op de Nederlandse markt op elkaar afgestemd, voor een deel is dat niet het geval en voor een deel is er een tekort. Voor plastic doppen voor flessen wasmiddel, voor magazijnbakken of voor loungebanken voor in de tuin is voldoende recyclaat beschikbaar. En dat wordt ook afgenomen’, zo illustreert de NRK-voorman. ‘Maar voor veel food- en farma-verpakkingen zijn de veiligheidseisen zo hoog dat recyclaten daaraan niet kunnen voldoen.’
Te tijdrovend of te grijzig
In andere gevallen zou recyclaat wel kunnen. ‘Maar dan zijn de change-control-procedures dusdanig lang en complex dat de eindklant die lang niet altijd accepteert’, ziet De Graaf. ‘Neem een Nederlands automotivebedrijf dat bumpers toelevert aan een grote Duitse oem’er. Als dat Nederlandse bedrijf aangeeft dat het per 2027 verplicht is 30 procent recyclaat bij te mengen, gaat die oem’er zeker elders in Europa die bumpers inkopen. Want door toepassing van recyclaat ontstaat er in feite een heel nieuw product dat helemaal opnieuw ontworpen en gecertificeerd zal moeten worden, een traject dat vele jaren in beslag kan nemen. 2027 is dan sowieso te dichtbij.’
‘Als branche zitten we niet te wachten op de administratieve rompslomp van de NCPN’
En in weer andere gevallen liggen de marketeers dwars, weet De Graaf: ‘Voor bijvoorbeeld het verpakken van potgrond zou je gemakkelijk zakken van recyclaat kunnen gebruiken. Maar dan worden ze wat grijzig, terwijl de marketeer wit wil, omdat dat nu eenmaal beter verkoopt.’
PPWR biedt maatwerk
De Graaf pleit er dan ook voor volledig aan te sluiten bij de Europese regelgeving. De PPWR wordt per 2030 van kracht en bevat dan alleen een bijmengverplichting voor verpakkingsmateriaal, niet voor andere toepassingen. ‘Deze regelgeving biedt meer maatwerk, houdt rekening met beschikbaarheid van type recyclaat en de toepassing ervan. Hierbij niet aansluiten tast de concurrentiepositie van Nederlandse plasticverwerkers aan, wat flinke economische gevolgen kan hebben’, aldus De Graaf onder verwijzing naar de resultaten van Ecorys-onderzoek dat de NRK heeft laten uitvoeren: ‘Een op de zes bedrijven met vestigingen in meerdere landen, overweegt bij invoering van de NCPN de verwerking te verplaatsen naar het buitenland. Kleinere en puur lokaal gewortelde bedrijven geven aan dat verplaatsing geen optie is vanwege lokale connecties. Dan kiezen ze eerder voor het stopzetten van de activiteiten.’
Vasthouden aan Europese lijn
Dat Europese regels voor het bijmengen van recyclaat voor andere toepassingen dan verpakkingen nog langer – tot na 2030 – op zich laten wachten, is wat De Graaf betreft, met het oog op klimaatverandering, wel een probleem. Daarom: ‘Aanpassingen op Europees niveau zouden bijvoorbeeld kunnen worden versneld voor de productgroepen waarvoor momenteel ook een bijmengverplichting in de maak is. Maar houd ook dan wel vast aan de Europese lijn, zodat het gelijke speelveld voor onze sector behouden blijft.’
Sylvaphane-manager Karin van Diest maakt zich intussen niet echt zorgen dat de nationale plasticnorm in 2027 van kracht wordt. ‘In het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet staat immers duidelijk: geen nationale koppen op Europees beleid.’ Maar, grenzen aangeven is iets anders dan een compromis afspreken. Ook op het thema klimaat zijn compromissen nodig.
Grondstoffen wapen in geopolitieke concurrentiestrijd
In zijn recente rapport ‘Nederland in een fragmenterende wereldorde’ stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat ook grondstoffen worden ingezet in de concurrentiestrijd tussen de verschillende wereldmachten die de laatste tien, vijftien jaar zijn ontstaan. Het optuigen van een werkende recyclingindustrie zal het Europese continent minder afhankelijk maken van de olie van elders waar de polymeren van worden gemaakt. Karin van Diest van Sylvaphane deelt die visie: ‘Als we minder olie importeren, gaat de prijs van virgin plastic omhoog. Dan wordt de inzet van recyclaat, voor toepassingen waarvoor dat mag, vanzelf interessanter. Als dat voor de hele EU gaat gelden, is dat geen probleem. En drie jaar extra geeft meer tijd het chemisch recyclen economisch rendabel te maken. Ons basismateriaal wordt dan duurder, maar dat geldt dan voor iedereen in Europa. Met onze hogere kwaliteit kunnen we dan goed concurreren – net zoals we nu doen.’
NRK-directeur Harold de Graaf onderkent, met de WRR, dat grondstoffen een wapen zijn geworden in de wereldwijde strijd tussen een groeiend aantal machtsblokken. En dat het dus zaak is de afhankelijkheid van Europa van andere werelddelen te verkleinen door grondstoffen zo veel mogelijk in circulaire ketens te verwerken. ‘Maar dat moet wel op een economisch verantwoorde manier en nationaal kan dat niet. We hebben de Europese interne markt niet voor niets. En, zo is al eerder gebleken: die markt is dusdanig groot en interessant dat andere werelddelen zich aan Europese eisen willen conformeren.’