Als de ontwikkelingen op het gebied van duurzame en hernieuwbare energie één probleem hebben uitvergroot, dan is het netcongestie. Een fenomeen dat zich voordoet als de vraag naar of het aanbod van elektriciteit groter is dan de hoeveelheid die het elektriciteitsnet kan transporteren. Oplossingen zijn er ook, zo bleek tijdens een themabijeenkomst op het hoofdkantoor van adviesbureau Berenschot in Utrecht.
We vragen steeds meer van ons elektriciteitsnet. Dankzij de groeiende capaciteit van onze duurzame energieopwekkers én de groeiende vraag vanuit bepaalde sectoren, stijgen zowel het aanbod van als de vraag naar elektriciteit. Maar niet op gelijke momenten. Dat betekent dat op bepaalde momenten de maximale capaciteit, van de hoeveelheid elektriciteit die over het net kan worden verplaatst, is bereikt.
Bedrijven die nieuwe of zwaardere aansluitingen op het elektriciteitsnet aanvragen, vangen om die reden nu al regelmatig bot dankzij de ontstane situatie. Aanleiding voor het Utrechtse adviesbureau Berenschot om dit onderwerp stevig bij de kraag te pakken. Tijdens een industriebijeenkomst werd uitgelegd wat de problematiek precies behelst en wat mogelijke oplossingen zijn.
Slecht nieuws
Eugène Baijings, programmamanager Congestiemanagement bij TenneT, is de eerste spreker. TenneT beheert het hoogspanningsnet in ons land, op zee en in een deel van Duitsland. Hij begint met slecht nieuws: het probleem raakt heel Nederland. Doordat de snelheid van de energietransitie veel hoger ligt dan verwacht – mede door de oorlog in Oekraïne – is het net in veel hoger tempo overvol geraakt. Daarbij blijft de uitdaging om het net betrouwbaar, betaalbaar en duurzaam te houden. Dat is een ingewikkelde balanceeract, stelt Baijings. En omdat het bedrijf niet uitblinkt in goede communicatie, zorgde dit hier en daar voor heftige reacties van lokale politici en ondernemers. Hierdoor haalde TenneT regelmatig op een minder positieve manier het nieuws. ‘Daarin zijn we ons versneld aan het verbeteren. Want we werken keihard aan de uitbreiding van het net, maar we vergeten dat te vertellen’, aldus Baijings.
Dat het hard nodig is om de mouwen op te stropen, blijkt ook uit het feit dat het elektriciteitsnet drie keer zo groot moet worden in de komende jaren om de vraag en het aanbod goed te kunnen verwerken. De ontstane situatie had veel minder problematisch kunnen zijn. Want in 2019 stelde een team binnen TenneT een toekomstvisie op waarin stevig werd geïnvesteerd in uitbreiding. Steviger dan waarvoor toestemming kwam, want vooruit investeren werd weggewuifd. De benodigde middelen werden voor andere doelen aangewend. Er werd alleen ‘doelmatig’ geïnvesteerd. Zelfs simpele groei-investeringen, waarmee onderstations konden worden voorbereid op toekomstige uitbreidingen, werden niet gefiatteerd. ‘En dat terwijl de toen in die visie gedachte capaciteit nu al het minimale zou zijn dat we nodig hebben.’ En daar plukken we nu de wrange vruchten van.
Tijdkwestie
Vooruit plannen is altijd effectiever dan versneld oplossingen moeten implementeren. ‘Het net moet worden verzwaard en worden uitgebreid. Beiden kosten veel tijd en veel geld. Want uitbreidingen duren vaak jaren, onder meer door lange vergunningstrajecten en aankoopprocessen. Daarom richten we ons nu op het maximaal benutten van de huidige ruimte. Dat doen we zowel door flexibiliteit te stimuleren als door te proberen om de vraag te verlagen of te verschuiven. Maar ook door het vergroten van de zelfredzaamheid van de afnemer, dus opslag van de duurzaam opgewekte energie achter de meter’, legt Baijings uit.
Een geïnteresseerde stelde de vraag of de situatie in het buitenland te vergelijken is met die in ons land. Baijings’ antwoord is dat dit sterk wisselt. ‘In het Verenigd Koninkrijk is het nog veel erger. In Frankrijk daarentegen speelt dit veel minder omdat ze daar al ver waren met de elektrificatie. In Duitsland is het elektriciteitsnet sterker doordat het decentraal is verzorgd waardoor het veel minder pijn doet.’
Oproep aan afnemers
De presentatie van Baijings is vooral een oproep om mee te denken over het flexibel gebruiken van het energiesysteem. Hij toont een oplossingsmatrix waarin nieuwe contractvormen in combinatie met congestiemanagement ervoor moeten zorgen dat overal het licht blijft branden. De matrix heeft als hoofdkolommen oplossingen waarbij het initiatief bij de klant ligt, waar netbeheerder en klant gezamenlijk optrekken of waarbij het initiatief bij de netbeheerder ligt. Daarbij zijn oplossingen te zien als het eerdergenoemde ‘achter de meter’ aansluiten van opwekking en opslag tot tijds- en tijdsduur gebonden transportcapaciteit en van energiehubs tot en met de structurele uitbreiding van het net. Met als kanttekening dat de toepasbaarheid van de oplossingen gebiedsafhankelijk is en dus altijd met een accountmanager moet worden besproken.
‘Start niet een eigen energiecoöperatie maar kom tot een raamovereenkomst met de energieleverancier’
Flexibele contractvormen, waarbij de beschikbaarheid kort vooraf wordt gecommuniceerd, en tijdsduur gebonden capaciteit zijn niet te voorkomen, zo proeven we. Waarbij er wel maatschappelijke prioriteiten gelden. Toch lijkt het ook een kwestie van heel goed inventariseren wat er écht nodig is. Want contracten zijn vaak overgedimensioneerd waarbij bedrijven meer contractruimte hebben dan ze gebruiken. Ook dat kan in een toekomstige contractvorm worden ondervangen, bijvoorbeeld door het toepassen van het zogenaamde GOTORK-principe: Gebruik Op Tijd Of Raak het Kwijt. ‘Je moet voorsorteren op prognoses, en tegelijk rekening houden met toenemende efficiëntieverbeteringen bij afnemers, maar nog steeds zien we een tekort. En we hebben aan de invoedingskant een probleem door de onvoorspelbaarheid van de duurzame bronnen.’
Vanuit de zaal wordt gevraagd naar energiehubs als oplossing. Baijings: ‘Nu al wordt gewerkt met regionale energieprofielen – een profiel waarbij per bedrijf het verbruik over de dag wordt uitgezet – dus dat het niet zo eenvoudig is om te bepalen of de ruimte voor een groepscontract aanwezig is. En ook een energiehub vergt vergunningen en ruimte, en die zijn beide vaak lastig te krijgen.’
Technische oplossingen
De tweede spreker van de middag is Mike Sterkenburg van Joulz. Hij vertelt over mogelijke individuele locatie- en gebiedsoplossingen en laat concrete voorbeelden zien van samenwerking tussen bedrijven in een zogenaamd energieplein. Joulz is een energiebedrijf dat tot 2019 onderdeel was van Eneco. Het bedrijf verzorgt ‘e-energie-infrastructuur’ van consulting tot realisatie en van onderhoud tot financiering. ‘Met 24.000 grootzakelijke klanten hebben we iedere dag te maken met de problematiek van netcongestie. Bij 80 procent van alle aanvragen speelt dit’, vertelt Sterkenburg. ‘En dat geldt voor heel Nederland. Maar de energietransitie stopt niet bij congestie. Vaak is er technisch gezien wel een oplossing te vinden. In de meeste gevallen komen we er uit, maar soms ook niet’, opent hij zijn betoog.
‘Kán ik energie krijgen en wat kóst die energie? Dat zijn belangrijke vragen’
Het grootste effect van de congestie is dat het investeringsbesluitvorming belemmert, stelt Sterkenburg. ‘Kán ik energie krijgen en wat kóst die energie? Dat zijn belangrijke vragen. Er gaan te veel verhalen rond, er is te veel onwetendheid, we horen prognoses op prognoses.’
Virtual grid
In zijn presentatie laat Sterkenburg oplossingsrichtingen zien bij nieuwbouw. Bij individuele bedrijven kan een virtual power grid worden ingericht, bij bedrijventerreinen kan een collectieve smart energy hub worden opgezet. Bij een virtual power grid heeft een bedrijf een semiautonome energievoorziening. Het bedrijf wekt zelf elektriciteit op met zonnepanelen en slaat die op in een batterij, met een gasgenerator als achterwacht. ‘Met behulp van een energiemanagementsysteem heeft het bedrijf dan dezelfde leverbetrouwbaarheid als het Nederlandse elektriciteitsnet. Een oplossing achter de meter’, aldus Sterkenburg.
‘We werken keihard aan de uitbreiding van het net, maar we vergeten dat te vertellen’
Bij een smart energy hub worden alle individuele en collectieve energie-assets op een bedrijventerrein aangestuurd als één energiesysteem met behulp van een energiemanagementsysteem. Er wordt gebruik gemaakt van de gezamenlijke ruimte op het elektriciteitsnet. Sterkenburg vertelt over een dergelijke hub op Schiphol. ‘Drie Amerikaanse bedrijven kochten een perceel dure grond en kregen vervolgens te horen dat ze geen elektriciteitsaansluiting konden krijgen. We kregen de opdracht om dat voor hen op te lossen. Er werd een contract afgesloten met boeteclausules en eisen op leveringszekerheid. Wij moesten gebruikmaken van bewezen technologie en hadden een SLA van 99,6 procent’, schetst hij de stevige uitdaging, zeker met het oog op duurzaamheid. Er werd een berg ingewikkelde contracten opgesteld en fossiele energie als back-up ingezet. Met als resultaat Schiphol Trade Park, de eerste energy hub van Nederland. Er maken inmiddels vijftien bedrijven gezamenlijk optimaal gebruik van 3,5 MW afnamecapaciteit van al eerder aangesloten bedrijven op het bedrijventerrein. Heel veel zonnepanelen, flinke batterijen en back-up generatoren worden met behulp van een energiemanagementsysteem geregeld.
Verrekensysteem
‘Er was een enorme overcapaciteit van zonne-energie ingepland door die drie Amerikaanse bedrijven’, vertelt Sterkenburg. ‘Die overcapaciteit kan nu voor anderen worden gebruikt. Het energiemanagementsysteem én het manipuleren van het energieprofiel van de gebruikers zijn hier de belangrijke factoren.’ Dat manipuleren betekent met bedrijven overleggen om te komen tot optimalisaties om de piekbelastingen af te vlakken of te verschuiven. ‘We hebben hier een heuse Rolls Royce neergezet onder de energiehubs. We dachten dat dit een eenmalig project zou zijn, maar direct na oplevering kregen we al twee nieuwe locaties in opdracht. Inmiddels hebben we er door het hele land al zeven gerealiseerd.’
In de coöperatie is een verrekensysteem opgezet. Daarin wordt alles nauwkeurig gemeten en geregistreerd, en iedereen wordt naar rato belast. ‘Het blijft een kwestie van de goedwillendheid van de lokale partijen. Want er is sprake van een gedoogsituatie; het net van Liander kan hier niet worden gevoed en de overtollige energie wordt dus echt binnen de coöperatie gebruikt.’ En ook verzekeringen zijn een onderwerp waar je wat hobbels moet overwinnen.
Nul-op-de-meter-terrein
Een mooi recent voorbeeld van een smart energy hub is het bedrijventerrein Medel in Tiel. ‘Een nieuw onbebouwd terrein wat een nul-op-de-meter-gebied zou worden. Dan begin je met het belangrijkste onderdeel: het uitvragen van de bedrijven: wát heb je nodig? Je merkt dat veel bedrijven dat eigenlijk niet echt weten. Als je met ze in gesprek gaat, blijkt dat de oorspronkelijk gedachte van 10 MVA ineens maar 2 MVA hoeft te zijn. Dat is natuurlijk nogal een verschil! Dergelijke verschillen zagen we eerder al bij de hub op Schiphol. Daar wordt nu in de praktijk maar de helft gebruikt van wat in eerste instantie werd gevraagd’, vertelt Sterkenburg. ‘Het is heel erg belangrijk om goed advies te geven en daarin alle parameters mee te nemen. Bovendien zie je bij een nieuwbouw van een distributiecentrum bijvoorbeeld dat het aangevraagde vermogen de eerste tijd bij lange na niet nodig is. Ze wordt er tijdens de bouw zelfs bijna niets gebruikt. En bij de ingebruikname zal de eerste anderhalf jaar het gebruikte vermogen langzaam oplopen. Je ziet vaak dat pas na twee jaar het vermogen wordt gebruikt dat is berekend.’
‘Je moet vooral niet beginnen met allerlei gesprekken met verschillende partijen en gemeentes; dat vertraagt te erg
In een collectief komt de waarde van data ineens gierend hard om de hoek. ‘Opslag is veel minder belangrijk dan gedacht’, weet Sterkenburg. ‘Management is het allerbelangrijkst. Van iedere deelnemer worden de behoeften in kaart gebracht in een energieprofiel. Want het is geen kwestie van behoeften stapelen, maar van wat is wanneer nodig. Dan gaat het dus ineens niet meer om het benodigde vermogen per deelnemend bedrijf, maar om de combinaties van die energieprofielen.’
Niet moeilijker doen dan nodig
Het succes van het bedrijventerrein Medel is volgens Sterkenburg dat de gebiedsontwikkelaar ook de initiatiefnemer is van de businesscase. ‘Je moet vooral niet beginnen met allerlei gesprekken met verschillende partijen en gemeentes; dat vertraagt te erg. Zo werd er bij Tiel grond uitgegeven met een waarde van 110 miljoen euro, maar de eerste zeven jaar zouden er geen aansluitingen mogelijk zijn. Pas als je een gebied kunt faciliteren tot een businesscase, beslissen ondernemers om definitief in te stappen – of niet. We hadden hier te maken met een maagdelijk terrein, er was nog niets aanwezig. We zijn een jaar bezig geweest met de energieprofielen, intentieverklaringen en het engineeren van de businesscase.’
Bij een dergelijke hub wordt één kavel op het terrein beschikbaar gesteld voor een energie-eiland dat Joulz bouwt. Er wordt een zogenaamde energiering aangelegd langs alle kavels dat wordt gevoed vanaf het energie-eiland. Op alle daken worden zonnepanelen gelegd en het cruciale onderdeel van de hele hub is – zoveel moge inmiddels duidelijk zijn – het energiemanagementsysteem. ‘De regelgeving is star, maar daar is uit te komen’, weet Sterkenburg. ‘De technische invulling van een hub is geen enkel probleem. Maar de techniek versus de economie, daarin zit de kunst. Daarmee overtuig je de ondernemers en dat is cruciaal.’
Assets autoriseren
Als het plan van de grond komt, moeten alle assets worden geautoriseerd voor het energiemanagementsysteem en worden voorzien van meetinstrumenten van Joulz. 20 procent van het dakoppervlak wordt gebruikt voor zonnepanelen van Joulz. ‘We zien op andere locaties dat het heel moeilijk is om het contractueel van de grond te krijgen. Mensen gaan heel ingewikkelde besturen inrichten met statuten waarover ellenlange vergaderrondes worden gehouden. Mijn eerste tip is dan ook om de boel niet direct dood te slaan met ingewikkelde verhandelingen over statuten en contractanten. Start niet een eigen energiecoöperatie maar kom tot een raamovereenkomst met de energieleverancier. Het is al moeilijk genoeg zonder al die juridische rompslomp. Maak de overeenkomsten flexibel en schaalbaar binnen grenzen’, adviseert Sterkenburg.
Natuurlijk kan ieder bedrijf dit ook voor zichzelf organiseren. ‘Als je het alleen doet, zit je al snel aan je grenzen. Met een hub zoals deze, is het schaalbaar.’ Kortom, de middag eindigde vol goede moed. Zo blijkt maar weer, samen kom je verder.