De energietransitie: ‘Het begint vooral bij de ondernemers zelf, je wilt toch bezig zijn voor de lange termijn’

0

Hoe verhoogt de maakindustrie haar energie-efficiency en verkleint ze de eigen CO2-footprint (en die van haar klanten)? Zijn investeringen in gloednieuwe, zuinige machines en in bijvoorbeeld elektrificatie en waterstoftechnologie de heilige graal? Of valt er net zo goed veel winst te behalen door gericht en met een andere blik naar de huidige bedrijfsprocessen te kijken? ‘We moeten alle opties bekijken en inzetten bij deze grootschalige energietransitie.’

– ‘We willen verantwoord aan de basis van de productieketen staan.’

– ‘Als je niet meet waar jouw grootste kansen liggen, is het moeilijk om rationele keuzes te maken.’

– ‘De enige optie die vandaag de dag kan werken, is minder energiegebruik.’

– ‘Nederland verdient een veel betere industriepolitiek.’

De energietransitie: kostenefficiënter én duurzamer opereren kunnen hand in hand gaan

Opmerkelijk nieuws onlangs: de afgetreden Philips-topman Frans van Houten kreeg ondanks de gigantische verliezen, dalende beurskoersen en het grote aantal ontslagen bij Philips een bonus van bijna een half miljoen euro over 2022. Aandeelhouders toonden zich not amused, maar Van Houten gaf geen krimp. Het Financieele Dagblad ging op onderzoek uit en wat blijkt: Van Houten heeft die bonus voor een flink stuk te danken aan de prestaties van het bedrijf op het gebied van duurzaamheid. Sinds kort tellen die bij Philips mee in de uiterst ingewikkelde berekening van het extraatje. En dat geldt voor steeds meer bedrijven. Managers zullen steeds vaker aangesproken worden op hun inspanningen om de bedrijfsfootprint te verlagen, alleen al op grond van Europese regelgeving zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). En eind maart kondigde het kabinet aan een sterkere regie te gaan voeren via het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie.

Jeroen van Bussel (Alumero): ‘Ik ben met name gefocust op onze eigen processen en wil voortdurend heel kleine stapjes met de mensen hier maken.’ Foto: Niek van de Vondervoort

Hard nodig

Jeroen van Bussel, managing director bij mkb’er Alumero Finex Extrusions in Helmond, onderdeel van de Oostenrijkse Alumero Group, maakt zich niet druk over de korte termijn. Bij de Nederlandse vestiging, gespecialiseerd in aluminium microprofielen met minimale toleranties en dunne wanddiktes, krijgt iedereen een ‘langetermijnduurzaamheidspaspoort’ mee, zoals Van Bussel dat noemt. Medewerkers kunnen bijvoorbeeld advies krijgen over zonnepanelen voor thuis, er zijn workshops over seizoensgroenten en bij het gebouw is een gezamenlijke moestuin. Alumero heeft duurzaamheid al heel lang bovenaan de agenda staan, onder het motto dat geldt voor de hele groep: ‘Metagreen’.

En dat is niet om mee te showen (‘We hebben niet eens een marketingafdeling hier in Helmond’) of om mooie duurzaamheidscertificaten binnen te halen. Maar gewoon, omdat het hard nodig is om een bijdrage te leveren aan een schonere wereld. ‘Het begint vooral bij de ondernemers zelf. Omdat je bezig wilt zijn voor de lange termijn. Ik ben met name gefocust op onze eigen processen en wil voortdurend heel kleine stapjes met de mensen hier maken. En dan beïnvloeden we denk ik vanzelf de partners om ons heen. Van toeleveranciers tot transporteurs. Van klanten tot onze buren op het industrieterrein en zelfs onze familieleden thuis.’

Medewerkers meekrijgen

De Alumero Group nam het bedrijf – voorheen BOAL Finex – een jaar of vijftien geleden over. Van Bussel kwam zo’n zeven jaar geleden in dienst, omdat hij graag in een klein familiebedrijf aan de slag wilde. In Helmond werken nu zo’n 25 mensen, ‘wat partners meegerekend, omdat we heel nauw samenwerken’, zegt Van Bussel. ‘We hebben destijds onze groene koers ingezet. Dan heb ik het over elektrisch rijden, ledverlichting aan het plafond, zonnepanelen op het dak: voor de hand liggende zaken, al moeten ze wel even goed worden geïntegreerd in de traditionele industrie. Wat veel meer energie vraagt, is om de medewerkers op de werkvloer mee te nemen in de omslag. Sommigen staan nog heel ver van het duurzaamheidsdenken af. Dus spreken we er samen over en verzamelen we data in de productie. Ons werk is een soort ambacht met matrijzen en allerlei speciale bewerkingen, waarbij we veel energie verbruiken. We kijken welke machines we hebben, welke opties er zijn om het anders te doen. De lijnen zijn kort, we hebben niet een hoop afdelingen met veel eigen belangen. Stap voor stap komen we verder.’

Zelfvoorzienend worden

Veel mkb’ers denken misschien ‘Oké, we moeten wat, dat komt ooit nog wel’. Maar juist ook kleine bedrijven moeten zelf het voortouw nemen om duurzamer te opereren, vindt Van Bussel. ‘We hebben recentelijk een kwaliteitsmedewerker aangesteld, die we bewust sustainability manager noemen. Voor een klant maken we aluminium beschermhoesjes voor bankpasjes: hoe krijg je die duurzaam? Voor een andere klant leveren we 10.000 onderdelen, maar om die allemaal precies volgens de scherpste toleranties te leveren, maken we er misschien wel 12.000. Hoe kunnen we dat voortaan beter doen om afval te voorkomen en energie te besparen?’

De Alumero Group heeft ambitieuze doelstellingen. In 2030 moet 80 procent van de totale behoefte aan aluminium gerecycled materiaal zijn en moeten alle bedrijfsonderdelen 100 procent zelfvoorzienend zijn qua elektriciteit en 100 procent op e-mobiliteit rijden. In de Alumero-vestigingen in Polen en Slovenië ligt duurzaamheid nog wat lastiger, ziet Van Bussel. Maar ze gaan in hun eigen tempo mee in de filosofie van de groep.

Economie, ecologie en sociaal

‘Je kunt natuurlijk ouderwets bezig blijven met veel geld verdienen, maar in onze groep tellen economie, ecologie en sociaal ondernemerschap. We willen verantwoord aan de basis van de productieketen staan en niet nog meer uit de aarde halen en energie verspillen’, aldus Van Bussel. Dat streven naar verduurzaming hangt op dit moment nog wel te veel aan hem als directeur, moet hij bekennen. Het moet in de mensen gaan zitten, nog meer in de bedrijfscultuur verweven worden. Het trotse dat hij bij het moederbedrijf in Oostenrijk ziet, ontbreekt hier in Nederland een beetje. Eigenlijk zou hij de politiek in moeten gaan om ook de broodnodige regelgeving sneller op orde te krijgen. Maar dat is niks voor hem, meldt hij. Einde interview. Eerst moet hij nu naar een parochie in de buurt, in het kader van vrijwilligersdag NL Doet. ‘We gaan met onze medewerkers de kerktuin opknappen.’

Pieter Broekema (Sensorfact): ‘Vroeger was duurzaamheid iets waarvoor je meer moest betalen. Nu levert het geld op als je het goed doet.’ Foto: Sensorfact

Slim monitoren

Sensorfact is op een andere manier met de energietransitie bezig. Met zijn producten en diensten helpt dit Utrechtse bedrijf fabrikanten hun energieverbruik nauwgezet te monitoren en te verminderen, en meer inzicht te krijgen in het machineonderhoud. De focus ligt op slimme monitoring. Ceo Pieter Broekema, die het bedrijf in 2016 oprichtte: ‘Ik zag een aantal trends in de markt. De Europese overheid wil dat de industrie verduurzaamt en haar energie-efficiënte verhoogt. En de digitalisering richting smart industry is gaande. Maar in de praktijk halen veel producenten nog helemaal geen data binnen of doen dat met ouderwetse meters en Excel-sheets. Maakbedrijven hebben vaak ook niet de tools om er iets mee te kunnen en energie-efficiëntie heeft niet hun volledige aandacht door de waan van de dag. Terwijl misschien wel 90 procent van hun energiegebruik in de processen zit.’

Fiftyfifty

Broekema besloot zelf een oplossing op de markt te gaan brengen. Met zijn Sensorfact ontwikkelde hij een intelligent energiemanagementsysteem. Met plug-and-play sensoren en software kunnen industriële mkb’ers hun energieverbruik monitoren, verlagen met gerichte acties en meenemen in verplichte energierapportages. Toen Sensorfact startte, ging het 80 procent van de klanten bovenal om kostenbesparing en misschien 20 procent van hen om duurzamer ondernemen. Broekema: ‘Nu is dat fiftyfifty, bedrijven hebben meer en meer zelf de ambitie om te verduurzamen en het kan ook heel mooi samengaan. Energie besparen is een heel duurzaam businessmodel.’

Intussen gebruiken al meer dan duizend klanten in ruim zestig landen de IoT-oplossing van Sensorfact. De data gaan naar de cloud en via een webapplicatie zien klanten realtime hun energiegebruik. Daarbovenop doet Sensorfact analyses aan de hand van algoritmes. In de productie wordt veel energie verspild, blijkt steeds weer, waarbij stand-by verbruik, slechte isolatie, compressorlekkage, niet-efficiënte motoren en het ongewenst afwijken van protocollen de boventoon voeren.

‘Deels kom je er met het aanpassen van gedrag en settings: van goed controleren of machines wel uit staan tot kijken hoe machines met elkaar interacteren. Wordt die granulaatdroger naast de spuitgietmachine niet veel te vroeg aangezet bijvoorbeeld? Deels geven wij energieadviezen die om investeringen vragen. Wat is de precies de total cost of ownership van je machinepark: is het nuttig om machines vroegtijdig te vervangen of de productie anders in te plannen?’

Kostenbesparing en energie-efficiëntie gaan hand in hand, benadrukt Broekema. ‘Vroeger was duurzaamheid iets waarvoor je meer moest betalen. Nu levert het geld op als je het goed doet.’ Voorbeeld: Sensorfact-klant GEA Group levert wereldwijd machines voor de voedselverwerkende industrie en produceert in Den Bosch onder meer koelcompressoren. Maar er bleek veel sluipverbruik te zijn, doordat productiemachines onnodig aan bleven staan. Door daar op te letten, wordt nu aanzienlijk bespaard én duurzamer geproduceerd.

Goed startpunt

Sensorfact telt momenteel 110 medewerkers en wil marktleider voor het mkb in de Europese maakindustrie worden. De omzet verdubbelt elk jaar en het bedrijf wil dat de komende jaren volhouden. Door de product-as-a-service-constructie zijn de instapkosten voor klanten laag. ‘Vanzelfsprekend zijn we niet de laatste stap in verduurzaming, maar ik denk wel een goed startpunt voor een grote groep mkb’ers die steeds meer onder druk worden gezet door hoge elektriciteits- en gasprijzen en door regelgeving. Essentieel voor de energietransitie is inzicht verwerven. Als je niet meet waar jouw grootste kansen liggen, is het moeilijk om rationele keuzes te maken.’ Broekema vindt het mooi dat juist ook de digitalisering mogelijkheden biedt voor verduurzaming. ‘Bedrijven kunnen langzamerhand op een kostenefficiënte manier hun hele plant gaan verduurzamen.’

Hans van der Spek (FME): ‘We kunnen wel roepen dat we vergaand willen elektrificeren, maar daar is ons elektriciteitsnet helemaal niet op voorbereid.’ Foto: Rogier Schutte

Netcongestie hindert elektrificatie

Hans van der Spek van FME, ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, kan zich helemaal vinden in die nadruk op het reduceren van de CO2-uitstoot door energiebesparing. Hij was afgelopen jaren programmadirecteur van Project 6-25, gericht op grootschalige energiebesparing bij allereerst (gemiddeld) energie-intensieve bedrijven en nu bij een steeds bredere groep. Het verhaal is simpel: energiebesparing is de enige optie die op korte termijn zoden aan de dijk zet in de energietransitie, aldus Van der Spek: ‘We willen met zijn allen de emissie van broeikasgassen verminderen. Dat doe je door fossiele energiebronnen uit te faseren. Dan hebben we het in Nederland over aardgas, dat nog steeds het grootste aandeel in het energieverbruik heeft, zeker ook in industriële processen. Onze elektriciteit is net zo goed nog steeds grotendeels fossielgerelateerd, en nog te weinig groen opgewekt met wind of zon. Bovendien kunnen we wel roepen dat we vergaand willen elektrificeren, maar daar is ons elektriciteitsnet helemaal niet op voorbereid.’

Dat net loopt tegen zijn grenzen aan, terwijl er in 2050 drie tot vijf keer zo veel elektriciteit nodig is als nu, blijkt uit scenariostudies van TNO. Steeds meer bedrijven beginnen al last te krijgen van netcongestie, merkt FME. Het is niet meer vanzelfsprekend om zomaar ergens nieuwbouw te openen, aan te sluiten op het elektriciteitsnet en draaien maar. Van der Spek: ‘Overschakelen op –liefst groene – waterstof is eveneens nog lang geen optie. Ook die route vraagt nog minimaal tien jaar voordat er een beetje schaal is qua productie en infrastructuur.’

Projecten voor het afvangen van koolstof, carbon capture and storage (CCS), lopen hopeloos vertraging op, onder meer omdat de kosten hoog zijn, er weinig draagvlak is en er vanwege de stikstofproblematiek niet mag worden gebouwd. CCS is vooral voor de grote uitstoters relevant.

Bewezen technologie

Kortom, de enige optie die vandaag de dag kan werken, is minder energiegebruik, stelt Van der Spek. ‘In de industrie zijn nog tal van opties om te besparen. Daar hebben we er veel van laten liggen, onder meer omdat energie simpelweg te goedkoop was in het verleden.’ Begrijpelijk ook wel, benadrukt hij, want energiemaatregelen grijpen in op de primaire productieprocessen, en de impact en risico’s zijn niet altijd duidelijk. En er zijn nog meer barrières: het ontbreekt veel bedrijven aan kennis over wat er mogelijk is en wat er aan financiering en subsidies te verkrijgen is. Bedrijven zien de businesscase niet en het management heeft er weinig aandacht voor. Of beter gezegd ‘had’, want ze zullen wel moeten nu duurzaamheid steeds hoger op de agenda komt te staan en de energiekosten de pan uitrijzen. Bovendien: bedrijven moeten op grond van de milieuwetgeving sinds 1 januari van dit jaar heel goed onderzoeken wat voor energiebesparingen mogelijk zijn: projecten met een terugverdientijd korter dan vijf jaar moeten ze vervolgens verplicht uitvoeren.

Juist ook kleine bedrijven moeten zelf het voortouw nemen om duurzamer te opereren

Project 6-25 focust op bewezen energiebesparende technologie en efficiëntieverbetering, vertelt Van der Spek. Warmteterugwinning, andere aandrijftechnologie en scheidingstechnologie bieden veel kansen, net als verdere digitalisering en optimalisering van processen. ‘We hebben eerst een groot aantal robuuste, relevante technieken voor de industrie bepaald. Nu zetten we in op het delen van kennis en expertise, en het formuleren van concrete projecten samen met bedrijven in sectoren als de chemie en metaal.’

Net sluit zich

Ook Van der Spek ziet dat de intrinsieke motivatie om te verduurzamen vooralsnog ontbreekt bij aardig wat bedrijven. Ondernemers kunnen nog wel wat ‘dwang’ van buitenaf gebruiken. Essentieel om de energietransitie echt te versnellen, zijn wetgeving en CO2-beprijzing, zegt hij. Wie ongestraft kan doorgaan met het veroorzaken van milieuschade, is vaak niet geneigd om te veranderen. ‘En tegelijkertijd: het net gaat zich natuurlijk wel langzaam sluiten. Je onderneemt veel slimmer als je die energietransitie nu actief aangaat. Dat is beter voor het milieu en je kunt geld besparen. De huidige generatie jongeren werkt ook liever bij een bedrijf dat bijdraagt aan de wereld dan bij een bedrijf dat er een potje van maakt en de klimaatproblemen vergroot.’

Rob Castien (Resato): ‘De markt groeit enorm. Maar als je kijkt naar de urgentie van de energietransitie voor de wereld en de mensheid, moet het veel sneller gaan. Het heeft alles met oude belangen te maken.’ Foto: Resato

Alles zero emission

Resato in Assen heeft geen aansporing van buitenaf nodig om de eigen productie en het geboden productassortiment te verduurzamen. Het levert slimme hogedruk-oplossingen en waterstraalsnijsystemen aan onder meer de olie- en gasindustrie, mijnbouw en automotive, en zet juist wel vol in op waterstoftechnologie door de bouw van waterstoftankstations. In 2020 werd Resato uitgeroepen tot het duurzaamste bedrijf van heel Drenthe. Ceo Rob Castien weet wel waaraan ze die prijs te danken hadden. ‘We opereren in het hart van de energietransitie met onze waterstoftankstations. Zelf hebben we een zero emission carpark, met elektrische en waterstofauto’s, en een zero-emission-gebouw met een WKO-installatie. Als prijs, kwaliteit en leverbetrouwbaarheid op z’n minst even goed zijn als ergens anders, kopen we dicht bij huis in, in Noord-Nederland en dat is ongeveer 50 procent. En anders zoeken we naar toeleveranciers elders in Nederland of eventueel in Europa, niks komt uit China. Assemblage doen we zelf op een schone manier, al kunnen we zeker nog meer aandacht hebben voor duurzaamheid in de toeleverketen. Onze toeleveranciers zijn bedrijven met een gezonde reputatie, maar we analyseren nog niet de hele keten van cradle to grave.’

Het gaat gebeuren

Castien is al jaren ceo en mede-eigenaar van Resato, maar sinds oktober vorig jaar specifiek ceo van Resato Hydrogen Technology. ‘Waterstoftechnologie bestaat natuurlijk al heel lang. Moeten we over, moeten we niet over? Is het een hype of toch niet? We hebben lang getwijfeld, maar in 2016 wisten we: het gaat écht gebeuren. Het klimaatakkoord van Parijs was een feit. Het vrijblijvende van de energietransitie ging eraf. Dat blijkt elke dag meer waar te zijn.’

Waterstof werd destijds een mooie, nieuwe pijler binnen de bestaande organisatie. Dik twee jaar geleden begon die waterstoftak echter steeds harder te groeien: ‘Als we onze bestaande groeiplannen doorzetten, houden we de markt bij lange na niet bij en verliezen we dus eigenlijk. Willen we mee op de hydrogen wave, dan moeten we heel snel en heel hard gaan opschalen.’ Resato werd opgesplitst in drie bv’s: waterstraalsnijden, hogedruktechniek en waterstof.

Castien is helemaal in de ban van waterstof. No way dat iemand anders ceo van Resato Hydrogen Technology zou worden. ‘Dit is het ware avontuur, ik vind het veel te leuk om echt deel uit te maken van zo’n veranderingsproces, voor ons bedrijf, voor de wereld. Zo’n kans krijg je maar één keer in je werkende leven.’ Nu telt de waterstof-bv zestig medewerkers, dat moeten er in 2030 duizend zijn. De verhouding binnen de Resato-omzet was vorig jaar één derde deel voor alle drie de bv’s. Dit jaar zal dat al iets van 40 procent voor waterstof zijn.

Geschikt pompje

Hoe bouw je zo’n markt dan uit? Castien herinnert zich een klein artikeltje in het Dagblad van het Noorden van jaren geleden: ‘Ondernemer koopt eerste waterstofauto van Noord-Nederland.’ Dat bleek Stefan Holthausen te zijn, wiens gelijknamige bedrijf in Hoogezand gassen levert en transporteert. ‘“Hoe ga je dat ding aftanken”, zei ik tegen hem. “Geen idee”, was het antwoord. “Oké, we hebben wel een geschikt pompje liggen”, zei ik.’

Holthausen en Resato werken nu al jaren samen om waterstofvulstations voor bedrijfsvoertuigen te realiseren. Dochteronderneming Holthausen Clean Technology in Hoogezand bouwt voertuigen om voor waterstof als brandstof. ‘Eerst zijn we waterstoftankstations dicht bij huis gaan bouwen en testen, alles was nieuw. Met bloed, zweet en tranen krijg je zo’n systeem aan de gang. Maar het werkt en we verkopen nu ook tankstations aan bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland, Zweden en België.’ Bij een groot waterstoftankstation dat Resato realiseerde in Den Haag, waren vorig jaar meer dan 10.000 vertankingen, onder meer van taxi’s: het geldt nu als een van de drukste tankstations van Europa.

Nog zo’n mooi project: autobedrijf Louwman biedt in Nederland de Toyota Mirai aan. Tanken is nog steeds een probleem voor de waterstofauto. Als klanten een vlootje van vijf tot tien bedrijfsauto’s leasen, kunnen ze ook een kleinschalig waterstofvulpunt van Resato erbij kopen.

Niet eenkennig

Link magazine april 2023, Thema: Parijs halen: De energietransitie. Vraag een exemplaar op bij de uitgever van Link magazine: uitgever@linkmagazine.nl

Het gaat nog lang niet hard genoeg met die waterstof. Dat weet Castien ook wel. ‘De markt groeit enorm. Maar als je kijkt naar de urgentie van de energietransitie voor de wereld en de mensheid, moet het veel sneller gaan. Het heeft alles met oude belangen te maken.’ De belangen van de automotive en de olie- & gasindustrie zijn erg groot, wil hij maar zeggen. Het is een van de redenen waarom Castien in het bestuur van de Nederlandse Waterstof en Brandstof Associatie (NWBA) zit. ‘Nederland verdient een veel betere industriepolitiek. We hebben prachtig mooie technologie. Laten we met elkaar een sterke, duurzame thuisbasis opbouwen.’ Hij is verre van eenkennig: waterstof is niet de enige oplossing, elektrificatie is dat ook niet. ‘We moeten alle opties bekijken en inzetten bij deze grootschalige energietransitie.’

De grootste zorg van Castien is al met al niet dat de waterstofmarkt voor Resato geen vaart gaat maken. ‘We weten inmiddels wat het is om goede producten te ontwikkelen, te produceren en te exporteren. Onze grootste uitdaging zit ’m in ons human capital. Hoe krijgen we onze organisatie razendsnel opgeschaald, waar vinden we goed opgeleide mensen? We merken zeker dat jongeren willen werken bij bedrijven die het verschil maken in deze wereld. En Noord-Nederland heeft een voortrekkersrol in de waterstoftransitie: vroeger hadden we turf, toen gas en nu waterstof. Maar het aantrekken van zo veel mensen is een enorme uitdaging.’

Castien heeft ook gewoon een business te runnen. Waterstof of niet: zijn rol is dat hij op lange termijn de continuïteit van de onderneming garandeert. ‘Olie en gas vallen een keer weg, dus wat gaan we hierna doen? We moeten in de maakindustrie met zijn allen echt nog veel meer vooruitkijken.’

Bloeiend en circulair

‘De rijksoverheid en bedrijven streven naar een bloeiende, circulaire en CO2-arme industrie in 2050’, staat het mooi omschreven op rijksoverheid.nl. In 2030 moet de Nederlandse industrie al minimaal 20 megaton minder CO2 uitstoten vergeleken met 1990. Ten minste 50 procent van de grondstoffen voor de productie moet dan circulair zijn. Het kabinet wil dat de Nederlandse industrie zwaar inzet op het verduurzamen van de productie en op de daarvoor benodigde technologische innovaties.

Onlangs startte het – nog verder uit te werken – Nationaal Programma Verduurzaming Industrie. Vooral bedrijven die veel aardgas en elektriciteit gebruiken bij de productie of als grondstof, worden aangesproken op de energie-efficiëntie in hun productie en drastische vermindering van hun CO2-uitstoot. Minister Rob Jetten wil vooral versneld winst behalen in de vijf industriële regio’s Noord-Nederland, het Noordzeekanaalgebied, Rotterdam-Moerdijk, Zeeland/West-Brabant en Chemelot in Limburg. De hightech maakindustrie is sowieso een veel minder grote ‘boosdoener’ qua emissies.

Uiteindelijk moeten alle bedrijven hun carbon footprint analyseren en krijgen alle producten een digitaal productpaspoort. Met de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) van de EU geldt voor steeds meer bedrijven de verplichting om over niet-financiële duurzaamheidsindicatoren te rapporteren.

Onlangs heeft de EU een nieuwe groene strategie voor de industrie gelanceerd, in reactie op de honderden miljarden aan subsidies en belastingvoordelen in de VS en China voor verduurzaming van het eigen bedrijfsleven. Thema’s in deze Net Zero Industry Act zijn vereenvoudiging van de regelgeving, financiering en (extra) subsidies, vergroting van de competenties en handel. De EU heeft sinds eind 2019 al haar Green Deal Industrie, de strategie voor een concurrerend, groen en digitaal Europa.

Share.

Reageer

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Geverifieerd door ExactMetrics