Machinebouwer nu in Valley of Death-kwadrant krijgt moeilijk gesprek met bank

0

Uit de deze zomer aan de deelnemers gepresenteerde resultaten van de 9e editie Benchmark voor Manufacturers of Special Equipment(machinebouwer), uitgevoerd door DBSC Consulting, blijkt dat de achterblijvers onder de vijftien deelnemers hun positie de afgelopen jaar wat versterkt hebben. De koplopers hebben zich op hun hoge plek gehandhaafd, zo duidt William Smit, partner van DBSC Consulting.

Deelnemers aan de benchmark waren dit jaar: Danobat Hembrug, Groba, IHI Bernex, IHI Hauzer, Inther Logistics, Koninklijke Boon Edam International, Maars, Niverplast, SafanDarley, Van Aarsen, Vencomatic Group, Voortman Steel Machinery en WP Haton. Allemaal speciaalmachinebouwers. Kenmerkend voor deze groep van ondernemingen is dat ze, door gericht te investeren in innovatie van producten en processen en op het juiste niveau uit te besteden, veel invloed hebben op de omvang van hun toegevoegde waarde: de gefactureerde omzet minus de inkoopwaarde.

De uitkomsten zijn dan ook uitgedrukt in een combinatie van twee percentages gerelateerd aan die toegevoegde waarde: de toegevoegde waarde als percentage van de gefactureerde omzet en de personeelskosten als percentage van de toegevoegde waarde. Die combinatie is vervolgens uitgezet in het Competitive Space Framework® dat DBSC ontwikkeld heeft: een matrix met vier kwadranten, met op de Y-as de score op de toegevoegde waarde/omzet en op de X-as de score op de personeelskosten/toegevoegde waarde. ‘Uit de benchmarken die we gedaan hebben, kwamen deze variabelen steeds als meest belangrijk naar voren. Onze deelnemers sturen daar ook op. Sommige gaan bij elke strategische beslissing die ze nemen na wat dat betekent voor hun positie in het framework.’

Link magazine editie september 2022 thema Arbeidsmarktkrapte: een zorg, maar ook kansrijk. Lees Link digitaal of vraag een exemplaar op: mireille.vanginkel@linkmagazine.nl’

Het omslagpunt op de Y-as ligt bij 50 procent, op de X-as op 55 procent. Erboven zit de onderneming goed, eronder ‘minder goed’, formuleert Smit. De middelpunt-percentages zijn gekozen omdat een bedrijf dat met zijn toegevoegde waarde onder die 50 procent zit en met zijn personeelskosten boven die 55 procent veel gemakkelijker in de problemen kan komen, in de Valley of Death zoals het kwadrant linksonder genoemd wordt. ‘Want ga maar na: als jouw externe inkoop 60 procent uitmaakt van je omzet, houd je nog maar 40 procent omzet over om daar je personeel van te betalen. Als die dan meer dan de zestig procent van je toegevoegde waarde uitmaken houd je nauwelijks iets over voor innovatie, of om tegenslagen te overkomen.’

De resultaten van de benchmark laten voorts zien dat software-innovaties een grotere positieve impact hebben op de EBIT (de gefactureerde omzet minus inkoop-, personeels-, afschrijvingen en de overige bedrijfskosten) dan hardware-innovaties. ‘Hoe meer focus op softwareontwikkeling in de totale r&d, des te hoger de EBIT als percentage van de toegevoegde waarde.’ Ook valt op dat machinebouwers die hun productenportfolio relatief snel vernieuwen een hogere EBIT scoren en dat een hoog percentage personeelskosten van de toegevoegde waarde de EBIT juist drukt. ‘Dat laatste kan een reden zijn om na te gaan of de sourcing wel goed is ingericht.’

Het vet op de botten om tegenslagen te overwinnen zullen de ondernemingen het komend jaar zeker nodig hebben, verwacht Smit. ‘Zeker machinebouwers die, doordat ze nog een enkel onderdeel missen, hun producten niet kunnen uitleveren en dus ook nog geen facturen naar hun klanten kunnen sturen, kunnen dan snel in de problemen komen. Zolang hun banken zien dat er nog de nodige orders openstaan, zullen ze vermoedelijk wel bereid zijn voor de cashflow bij te springen. Zijn die orders er niet of onvoldoende, dan wordt het een zeer moeilijk gesprek met de bank.’

Share.

Reageer

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Geverifieerd door ExactMetrics