MARTIN: ‘Leg footprint-heffingen niet bij de producent, maar bij de consument’

0

Per de uitgave van april 2023 draagt Martin van Zaalen het hoofdredacteurschap van Link Magazine over aan Alexander Pil. De DISCA-viering van 24 november heeft Van Zaalen te baat genomen zijn aanstaande vertrek – na ruim 23 jaar – aan te kondigen, met een terug- en vooruitblik op de Nederlandse hightech industrie. Conclusie: in de kern is er de afgelopen 23 jaar niets veranderd. De komende 23 jaar echter wachten de hightech – hoe dan ook – wél majeure veranderingen. Maar niet per se door nóg meer crises. Er is een veel mens- én klimaatvriendelijkere oplossing. Hieronder zijn verhaal.

‘In november 1999 ben ik gestart als hoofdredacteur van Link. Sindsdien heb ik de ontwikkelingen in de industrie op de voet gevolgd. En wat mij dan opvalt is dat er in die 23 jaar niet zo heel gek veel veranderd is. Natuurlijk, China was in ‘99 een land met een bnp van ongeveer dat van Nederland, toen was het heersende politieke sentiment in De Haag om onze maakindustrie van de hand te doen, vooral aan datzelfde China. En toen was ASML nog 20 keer kleiner en veel minder belangrijk voor de hightech dan het nu is. En de maakprocessen verliepen minder geautomatiseerd en vooral minder gedigitaliseerd dan nu. Dus alles verliep een stuk minder efficiënt en effectief dan tegenwoordig. Maar veel maakt dat niet uit: het geklaag in de keten is er in al die jaren niet minder op geworden.

En dat is – op zich – terecht omdat het allemaal nog veel efficiënter en effectiever kan. Dáár heeft het in de hightech – en dus in veel van de verhalen die we over de sector in Link geschreven hebben – altijd om gedraaid: hoe kan het efficiënter en effectiever? Met als achterliggend doel de toegevoegde waarde te verhogen en de kostprijs te verlagen, niet toevallig ook dé criteria op basis waarvan vandaag de winnaars van de Best Knowledge en Best Process & Parts Suppliers-awards worden bepaald. En die hogere toegevoegde waarde en lagere kostprijs heeft dan weer als doel de omzet en de winst te laten groeien.

Die groeidoelstellingen stonden in 1999 centraal, en dat staan ze nog steeds. Maar als ik nu 23 jaar vooruit kijk – naar november 2045 om precies te zijn – dan kan ik me niet voorstellen dat we dan over de industrie dezelfde conclusie trekken. Om de simpele reden dat je op een eindige aardbol niet oneindig kunt groeien. Maar wat dan? De-growth, zoals een van de ondernemers in onze Raad van Advies het onlangs noemde? Waarop meteen de reactie kwam: als ík niet wil groeien en daarom ‘nee’ zeg tegen mijn klant, zegt mijn buurman wel ‘ja’. En dan is mijn bedrijf zo weg, maar het milieu is er niets mee opgeschoten.

Je kunt niet van individuele ondernemers verwachten dat ze zomaar in het algemeen belang op de lang termijn gaan denken en doen. Daar zijn overheden voor. Overheden zetten daartoe nu in op subsidies en straks vooral op heffingen. Eerst alleen een CO2– en stikstofheffing voor de piekbelasters, straks ook op het materiaal- en waterverbruik dat gepaard gaat met productie, en dan ook voor de relatief schone (in scope 1) hightech.

Ik denk niet dat dat gaat werken. Want hoe reageert de industrie op die heffingen? Naar haar natuur: door efficiënter en effectiever te gaan produceren, met minder uitstoot en verbruik, zodat die heffingen zo laag mogelijk blijven. Op zich is dat natuurlijk een winst. Echter, dat voordeel vindt z’n weg naar de consument die hetzelfde of zelfs een beter product kan kopen tegen een lagere prijs. Die consument houdt dus koopkracht over. En wat gaat die daarmee doen? Die gaat iets anders kopen, met toch weer uitstoot en verbruik als gevolg.

Nu is vorige maand het boek ‘Er is leven na de groei’, gepubliceerd, van Berenschot-man Paul Schenderling. Schenderling noemt dat verschijnsel, dat duurzamer produceren toch, onder de streep, vaak leidt tot meer uitstoot en verbruik, de Jevons Paradox. Maar Schenderling heeft er ook een antwoord op bedacht, met een beetje goed jatwerk van de Franse econoom Pickerty: leg de heffing niet bij de producent, maar bij de consument. Dat creëert een inflatie, alleen eentje die niet zoals de huidige wordt veroorzaakt door een oorlog en gascrisis, maar een die aangejaagd wordt door een klimaat- en biodiversiteitcrisis.

Voorts stelt hij voor die consument een footprint-budget te geven. Dus ook die mensen met een hoop geld kunnen zich dan niet meer veroorloven in één jaar én die nieuwe Porsche te kopen én die verre vliegvakantie naar Indonesië te ondernemen. Ook als je geld zat hebt: als je uitstoot- en verbruiksbudget op is moet je stoppen met vervuilen en je uitgaven beperken tot die producten die circulair zijn en niet voor uitstoot zorgen.

Nou zit daar een downsite aan. Maar wel een met perspectief. De downsite is dat er onder de streep minder geproduceerd zal worden. Vooral al die luxeproducten, die al die andere luxeproducten-die-uit-de-mode zijn vervangen, zullen veel minder gemaakt worden. Denk aan die afgedankte black-Friday-impulsaankopen, aan die niet meer comptabele elektronica, aan fast fashion en al die andere spullen waarvan ik – maar jullie vast ook – een zolder vol hebben. En dus ook al die machines en apparaten waarmee die spullen gemaakt worden zijn dan niet meer nodig. Veel dingen zullen door die heffingen dus duurder worden, of zelfs onbereikbaar, voor iedereen.

Armoe moet en kan voorkomen worden. Want je hoeft je koopkracht en je footprint niet meer te besteden aan rommel. Je hebt alleen nog geld nodig voor dingen die écht nodig zijn en waarop een lage of geen heffing zit; en je hebt het nodig om wat je al hebt te laten repareren, wat goedkoop kan omdat de belasting op arbeid omlaag kan.

Link magazine editie oktober 2022 | jaargang 24 thema: Afspraken maken en ze ook nakomen. Lees Link digitaal of vraag een exemplaar op: mireille.vanginkel@linkmagazine.nl’

Om dit te realiseren zijn wat technische (digitaliserings-)hobbels te nemen, maar de internationale, politieke hindernissen zijn natuurlijk weel groter, het fiasco van de COP27  in Egypte heeft dat nog maar eens aangetoond. Maar door voor deze oplossing te kiezen, waarbij de rekening bij de werkelijke vervuiler – de consument, dus wij allen – wordt gelegd hoop ik dat het wijzen naar elkaars footprint, als excuus om zelf niets te doen, stopt.

Als individu hoef je ook geen vrijwillige opoffering te doen om je footprint te verkleinen in het – irritante – besef dat je buurman gewoon door blijft consumeren. Vlieg- en vleesschaamte zijn niet meer nodig, want je portemonnee en je footprint-budget stellen de grenzen. Hoe effectief zo’n prijsbeleid is toont de huidige energiecrisis aan waarin we razendsnel ons gasverbruik fors weten te verlagen. Het enige dat je als individu in een democratie moet doen is stemmen op een politieke partij die dit beleid opneemt haar programma.

Omwille van het tegengaan van klimaatverandering. Maar omdat het het leven voor veel mensen ook leuker maken. Minder productie betekent ook minder ratraces en burn-outs, minder arbeidsmarktkrapte en meer vrije tijd. Tijd om te sporten, naar concerten of musea te gaan. Om het Meisje met de parel te gaan bekijken zonder dat iemand er met zijn hoofd tegenaan staat geplakt. Om die grote leesachterstand eindelijk eens weg te werken. Zelf je huis te schilderen. In de regio op vakantie op fietsvakantie te gaan, of samen met je vrouw op bezoek bij je schoonmoeder.

En mocht je daar allemaal geen zin in hebben dan houdt niemand je tegen 60 uur of meer in de week te (blijven) werken, om een product of proces efficiënter en effectiever te maken, met een hogere toegevoegde waarde en veel minder of helemaal geen uitstoot of materiaalverbruik. Concurreren, je onderscheiden, ondernemen, groeien kan ook dan – postgroei – nog steeds.

Schenderling heeft zijn boek bewust niet de titel ‘ontgroeien’ meegegeven, maar ‘er is leven na de groei’. Om te onderstrepen dat het een perspectief biedt op het ‘postgroei-tijdperk’. Op een tijdperk na het huidige, van inmiddels plusminus 170 jaar van nagenoeg ononderbroken economische groei. Groei die we zo vanzelfsprekend zijn gaan vinden, maar die dat natuurlijk niet is.’

Voorafgaand aan zijn betoog stelde Martin van Zaalen deze vraag aan de zaal met Link-lezers, vooral industriële managers: ‘Hoeveel uur per week ben je met je werk bezig?’ 31% gaf aan meer dan 60 uur per week te werken, 34% liet weten dat meer dan 50 uur per week te doen.

Share.

Reageer

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Geverifieerd door ExactMetrics