Productpaspoort: Straks kan de vervuiler zich niet langer verschuilen

0

Wie zich verdiept in het fenomeen productpaspoort kan gemakkelijk ontmoedigd raken door de overweldigende hoeveelheid data die nodig zijn om dat digitale document adequaat te vullen. En, misschien nog wel meer, door de grote aantallen detailafspraken die overheden wereldwijd moeten maken. Evengoed zijn verschillende Nederlandse industriële ketens, bijgestaan door brancheorganisaties, inmiddels serieus begonnen met het ontwikkelen van een paspoortmodel en het testen ervan in de – weerbarstige – praktijk. Waar de rest van de industrie dan haar voordeel mee kan doen.

Productpaspoort vergt heel veel data vanuit de keten en afspraken tussen overheden

De Europese Unie wil, zo staat in het Circular Economic Action Plan (CEAP) dat deel uitmaakt van de Green Deal, in 2026 het systeem van digitale productpaspoorten volledig gereed hebben voor implementatie in de praktijk. Daar moeten dan ongetwijfeld nog de nodige kinderziektes uit, maar de basis van het systeem moet dan gereed zijn. Het beoogde resultaat: een goed beveiligde database in de cloud, waarin gedurende de hele levenscyclus van een product informatie wordt vastgelegd over de ecologische footprint die dat product in zijn leven achterlaat. Dit paspoort biedt dan de grondslag voor het heffen van een belasting op de CO2-uitstoot of op de aantasting van de biodiversiteit die – aantoonbaar – gepaard is gegaan met alle activiteiten die nodig zijn om dat product op de markt te brengen en te laten gebruiken. En dit van het vergaren van de grondstoffen en het bewerken ervan tot materialen tot en met het assembleren van de componenten tot een goed werkend geheel en het onderhoud ervan.

Veel afspraken, veel data
Er is dus nog vijf jaar de tijd. Hans van der Steen maakt in zijn betoog met zoveel woorden duidelijk dat hij in de haalbaarheid daarvan niet echt gelooft. Het vraagt immers om het maken van afspraken tussen overheden van (nagenoeg) alle landen van de wereld, en het nakomen daarvan. Ook de laatste klimaattop in Glasgow heeft weer eens laten zien dat veel ‘blah blah blah’ zoals Greta Thunberg dat noemde, maar heel lastig is om te zetten in het daadwerkelijk verkleinen van ecologische footprints. Daar komt bij dat het productpaspoortensysteem een heel complex geheel is, dat het genereren van veel data vraagt die nu nog niet beschikbaar zijn. In een eerdere baan heeft Van der Steen dat persoonlijk ondervonden, toen zijn toenmalige klant hem vroeg hoeveel van het rvs in zijn machines gerecycled was. ‘Dat bleek 50 procent te zijn. Maar dan weet je nog niet waar het staal dat daarin verwerkt is precies vandaan komt en wat de footprint daar dan exact van is. ’
Van der Steen stuitte uiteindelijk op onderzoek van een Amerikaanse universiteit waaruit bleek dat de verschillen groot zijn: de kostprijs van rvs uit China was weliswaar lager, al bleek de ecologische footprint het dubbele van het duurdere rvs uit Europa. ‘Als het paspoortsysteem eenmaal volledig geïmplementeerd is, vertaalt zich dat ook in een veel hogere eco-kostprijs voor dat Chinese rvs. Voor een – altijd prijsbewuste – inkoper wordt het dan evident voor dat Europese staal te kiezen.’

Het volledig invullen van het productpaspoort vergt heel veel data uit de keten, aldus Hans van der Steen van het Hygienic Design Network. ‘Als je het over bijvoorbeeld rvs hebt, moet je onder meer achterhalen bij welke mijn de diverse grondstoffen vandaan komen en wat de ecologische footprint van die mijn is.’ Foto: Com-magz

Ketengewijze aanpak
Zijn eerdere ervaringen met circulariteit waren vorig jaar voor zijn werkgever, de Metaalunie, de reden hem en het Hygienic Design Network (HDN) in te zetten voor een ketenbreed onderzoek naar circulariteit. Van der Steen is business manager van het HDN, een stichting die door de brancheorganisatie is opgericht vanuit het besef dat sommige vraagstukken niet branchegewijs, maar ketengewijs moeten worden opgepakt. Het HDN is een netwerk van bedrijven die samen zorgen voor de productie van machines en installaties voor ketens die een bepaalde mate van hygiëne vereisen. Hierbij gaat het om de werelden van food, feed en farma, die vanwege de plicht om de herkomst van besmettingen te kunnen achterhalen, relatief veel ervaring hebben met het vergaren van informatie uit de supplychain.
Het HDN is het ketenbrede onderzoek gestart in het kader van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Maakindustrie (UPCM). Een programma, geïnitieerd door de Metaalunie en FME, gefaciliteerd door het ministerie van EZK en gericht op het ontwikkelen van een Circulair Product Paspoort (CPP) voor uiteenlopende maakindustrieketens. En dat met een drieledig doel: het terugdringen van het gebruik van schadelijke of schaarse grondstoffen, het verlagen van de ecologische footprint die met het verwerken van die grondstoffen gepaard gaat en het behouden van de waarde van een product dat gemaakt wordt.

Model van paspoort
Van der Steen licht toe: ‘In onze huidige, nog hoofdzakelijk lineaire economie worden producten relatief kort gebruikt. Vervolgens worden ze weggegooid, waardoor de daarin gegenereerde waarde verdwijnt. Dat kan omdat de ecologische footprint van het maken en gebruiken niet belast wordt – of omdat de inspanning om die zo klein mogelijk te houden niet beloond wordt. Productpaspoorten moeten aan die praktijk een einde maken en zorgen voor een circulaire economie waarin producten en materialen worden hergebruikt.’ Als eerste stap heeft het UPCM een theoretisch model (‘leidraad 1.0’) van het circulair productpaspoort opgesteld. Vervolgens is het HDN gaan uitzoeken welke data hoe vergaard moeten worden om dat paspoort goed ingevuld te krijgen, zodat het ook daadwerkelijk als een afrekenmechanisme kan fungeren.

Welke metaalmijn?
Dat uitzoekwerk is gedaan volgens de drie UPCM-doelstellingen, vertelt Van der Steen. ‘Als je het over bijvoorbeeld rvs hebt moet je onder meer achterhalen bij welke metaalmijn de diverse grondstoffen vandaan komen en wat de ecologische footprint van die mijn is. Haalt die het landschap volledig overhoop en tast die de biodiversiteit in de regio flink aan, of wordt er veel zorgvuldiger gewerkt? Als dat rvs eenmaal geproduceerd is dan zal het verwerkt worden in een bijvoorbeeld een machine. Dat vergt onder meer las- en freeswerk. Ook die activiteiten hebben een footprint. Vervolgens wordt het product gebruikt en dan is de vraag hoelang hoeveel van de oorspronkelijke waarde ervan behouden blijft. Wordt het na een jaar weggegooid of kan het na tien jaar overgaan in andere handen waarin het dezelfde functie en waarde behoudt?’

Enorme hoeveelheid data
Al die footprintdata moeten gedurende de levenscyclus van een product worden vergaard, gevalideerd, gestandaardiseerd en gecertificeerd, voordat ze in het productpaspoort komen. ‘Een digitaal, cloudgebaseerd paspoort, waarvoor waarschijnlijk blockchaintechnologie gebruikt wordt’, verwacht Van der Steen. ‘Want het gaat om data die onweerlegbaar juist moeten zijn. En het gaat, zeker voor complexere producten, om een enorme hoeveelheid gegevens. Een productpaspoort bevat koppelingen met alle data die gegenereerd zijn tijdens de complete productrealisatie, van het mijnen van de grondstoffen, tot het met het bewerken en assembleren van de materialen tot een gereed product.’

R-ladder
De prijs die het product uiteindelijk krijgt, zal mede afhankelijk zijn van het zogeheten R-ladder-label dat de producent er – voor een bepaalde termijn – aan mag hangen. Het hoogste niveau voor een nieuw te bouwen product is reuse: het product is geschikt om intensief te gebruiken en kan zonder aanpassingen een tweede leven ingaan (tweedehands). Het laagste is recover: het product is alleen nog geschikt om er energie uit te winnen (door het te verbranden). ‘Hoe hoger het R-ladder-niveau, hoe hoger de restwaarde is voor de gebruiker’, zegt Van der Steen. ‘Het hoogste niveau vergt wél dat dat paspoort ook een gevalideerd en gecertificeerd onderhoudsplan bevat, waarmee het product over de afgegeven termijn op reuse-niveau blijft.’ Na overdracht van het eigendom van het product is de producent dan gevrijwaard van de verantwoordelijkheid ervoor. Dit ervan uitgaande dat die producent het product ook daadwerkelijk verkoopt. Circulariteit wordt immers gestimuleerd als de producent eigenaar van zijn producten is, er verantwoordelijk voor blijft en ze zó ontwerpt dat ze zo goed mogelijk onderhoudbaar zijn. Circulariteit maakt compleet andere, meer service-based businessmodellen opportuun.

Validatie in de praktijk

Jasper Lipsch van circulariteit-voorloper Swinkels: ‘Machinebouwers hebben nu nog geen baat bij circulariteit: als onderhoud nodig is vervangen ze graag een zo groot mogelijk onderdeel en verkopen ze het liefst een compleet nieuwe machine.’ Foto: Swinkels

Al dit data-inventarisatiewerk van Van der Steen en het HDN moet in het voorjaar van 2022 uitmonden in een ‘leidraad 2.0’, dat vervolgens als een soort paspoort-invulinstructie in de praktijk wordt gevalideerd. Daarvoor zijn afspraken gemaakt met onder andere het zogeheten productcluster van Swinkels Family Brewers. Dat cluster bestaat uit de bierbrouwerij, plus de bedrijven betrokken bij de ontwikkeling, bouw en het onderhoud van de kapitaalgoederen die de brouwerij gebruikt. Dat juist deze brouwer (van onder andere Bavaria) is betrokken is geen toeval, zo maakt maintenance process engineer Jasper Lipsch duidelijk. ‘Het is ons doel ons familiebedrijf nóg mooier door te geven aan de volgende generaties. Daartoe hebben we een circulariteitsindex opgesteld. Daarvoor kijken we naar alle grondstoffen – glas, karton, maar natuurlijk ook gerst en hop – en het water en de energie die we verbruiken. In de index houden we bij hoeveel we daarvan verbruiken en hoeveel daarvan recyclebaar of herwinbaar is. Ieder bedrijf dat ons toelevert moet daarover informatie verstrekken.’

Hoeveel kilo gerecycled?
Voor het productpaspoort kijkt Swinkels strikt naar zijn kapitaalgoederen, de machines inclusief alle kabels en leidingen die voor het functioneren ervan nodig zijn. Lipsch: ‘Wij vragen aan elke leverancier: hoeveel kilo rvs, koper en koolstof is verwerkt in wat je toelevert? Vervolgens vragen we: hoeveel van dat materiaal is gerecycled? Ze weten vrijwel altijd exact aan te geven hoeveel koper of rvs er in hun producten verwerkt is. Maar ze weten zelden hoeveel daarvan gerecycled is. We hebben nu één leidingenleverancier die kan aantonen dat 90 procent van zijn rvs gerecycled is. Dat verbetert onze score op de circulariteitsindex fors. Als suppliers het niet weten dan moeten we uitgaan van slechts 30 procent, het gemiddelde op wereldschaal. Ze weten het niet omdat ze daarvoor hun keten moeten induiken. Nu accepteren we nog dat ze alleen het aantal kilo’s weten. Maar op termijn verbinden we daar mogelijk wel een bonus of malus aan. Dat is ook in hun belang. Er komt immers Europese wetgeving aan die je verplicht die informatie mee te leveren. Daarop kun je je dan maar beter vroeg voorbereiden.’

Link magazine editie december thema 2021 Sociale Innovatie: Beter innoveren, beter produceren. Lees Link digitaal of vraag een exemplaar op: mireille.vanginkel@linkmagazine.nl’

‘Nu accepteren we nog dat leveranciers alleen het aantal kilo’s weten’

Circulaire machines
Het komend jaar gaat Swinkels volgens Lipsch ‘een begin maken’ met het meten van de recyclebaarheid van de kapitaalgoederen. ‘Voor onze afvalstromen doen we dat al: er gaat hier geen plastic de deur uit zonder dat we zeker weten dat dat goed gescheiden verwerkt wordt. Maar in hoeverre onze machines circulair zijn? Dat meten we nog niet. Machinebouwers hebben nu nog geen baat bij circulariteit: als onderhoud nodig is vervangen ze graag een zo groot mogelijk onderdeel en verkopen ze het liefst een compleet nieuwe machine, want dan verdienen ze er nu nog het meest aan. Circulair ontworpen machines zullen nu ook duurder zijn, en we kunnen het ons niet veroorloven ons uit de markt te prijzen. Maar, dit is eindig. Het duurt nog wel even duren voordat productpaspoorten helemaal tot in alle details, met alle informatie diep uit de keten, kunnen worden ingevuld. Maar als die er zijn, dan vormt het paspoort de basis van nieuwe Europese wetgeving die niet-circulair juist duurder maakt. Wij gaan met dit onderwerp pragmatisch om, maar willen wel een voorloper zijn en proberen onze leveranciers bewust te maken van de noodzaak van circulair ondernemen en hen erin mee te nemen.’

Andere ketens
Als de ‘leidraad 2.0’ afdoende is gevalideerd moet het paspoortmodel worden ‘geautomatiseerd’. Voor die validatie wordt niet alleen gebruik gemaakt van de ervaringen van het Swinkels-cluster, maar ook nog van andere maakindustriële ketens in Nederland. ‘Onder andere de keten van zonnepanelen en die van centrale-verwarmingssystemen’, weet Van der Steen. ‘In die ketens zit steeds een regisseur die circulariteit belangrijk vindt, een voorloper als Swinkels in onze keten.’ Behalve in Nederland lopen ook in veel andere EU-landen tal van dergelijke inventarisatie- en modelvalidatietrajecten. Het is de bedoeling dat al die ervaringen op enig moment gekoppeld worden en dan uitmonden in één samenhangend productpaspoortensysteem. Dat dus klaar moet zijn voor gebruik in de industriële praktijk in 2026…

Share.

Reageer

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Verified by ExactMetrics