Het bedrijfsleven ziet politieke ingrepen en plannen die druk zetten op het ondernemersklimaat. De doorrekening van het CPB lijkt de zorgen te bevestigen. Toch laten de doorrekening en recente politieke ingrepen ook lichtpuntjes zien. Het is goed om hier ook aandacht voor te houden.
De economie heeft de afgelopen tijd heel goed gepresteerd. Het grootste probleem van bedrijven is een tekort aan personeel, niet aan vraag, en de faillissementen komen van een historisch dieptepunt, al lopen ze nu wat op. Dus lijkt het logisch om als samenleving meer van het bedrijfsleven te vragen. Er is veel geld nodig voor grote maatschappelijke opgaven, zoals dijken, defensie, duurzaamheid en demografie. En de portemonnee van consumenten heeft de afgelopen tijd flink onder druk gestaan. Dus het wekt geen verbazing dat de partijprogramma’s die het CPB doorrekende mikken op hogere lasten voor bedrijven. Het geld moet immers ergens vandaan komen.
CPB-directeur Pieter Hasekamp maakte er een goed punt over: bedrijven belasten klinkt misschien pijnloos, maar uiteindelijk worden belastingen betaald door mensen. Hogere belastingen voor bedrijven betalen we terug, vaak als consument, soms als belegger via ons pensioenfonds of als werkende. De tegenstelling tussen bedrijven en burgers is in veel gevallen een schijntegenstelling.
Het bedrijfsleven maakt zich zorgen over de houding van de Nederlandse politiek. Niet alleen laat de doorrekening zien dat de lasten voor het bedrijfsleven waarschijnlijk omhoog gaan, ook zetten veel partijen in op minder arbeidsmigratie en internationale studenten en staat het Groeifonds op de helling. Tegelijk wordt de publieke sector in de plannen veelal nog groter, wat concurrentie om schaarse arbeidskrachten betekent. En de afgelopen jaren greep de politiek al in, bijvoorbeeld met de solidariteitsheffing op de overwinsten van energiebedrijven in 2022 en het afschaffen van de gunstige fiscale regeling voor expats. Ook de verhoging van het minimumloon en daarmee de uitkeringen is al langer ingezet en krijgt in de verkiezingsprogramma’s nog een extra impuls. Het betekent naast de concurrentie om mensen dat het arbeidsaanbod door de bijbehorende hogere belastingen en premies juist kan afnemen. De zorg van het bedrijfsleven is dus zeer begrijpelijk.
Tegelijk zijn er ook nuances te maken, die niet altijd de voorpagina’s halen. Ten eerste kunnen de ingrepen de kwaliteit van leven in Nederland verhogen en dit kan bijvoorbeeld gunstig zijn voor de politieke stabiliteit of het ziekteverzuim. Ten tweede heeft de Nederlandse overheid in de afgelopen jaren veel bedrijven direct en indirect gestut, via coronapakketten en steun aan huishoudens voor dure energie. De Nederlandse economie is daardoor robuust door deze twee economische klappen heen gekomen. Een derde punt is dat de partijen die hun pakketten hebben laten doorrekenen allemaal mikken op een iets lager overheidstekort, wat de kans op een plotselinge economische schok door toekomstige bezuinigingen – al is het maar een beetje – vermindert. Meerdere partijen kiezen voor iets minder pensioensparen, wat betekent dat werknemers meer te besteden hebben, omdat er minder geld illiquide vast komt te zitten in de Nederlandse pensioenpotten. Tot slot laat de doorrekening door het Planbureau voor de Leefomgeving van de klimaatplannen een redelijke stabiliteit zien in klimaatkoers over een breed spectrum van politieke partijen. Dat geeft bedrijven een redelijke mate van zekerheid over regelgeving op de wat langere termijn. Al met al blijven de groeiverwachtingen die uit de CPB-doorrekeningen komen dan ook vrij gunstig, wat laat zien dat er op de zorgen ook wel wat valt af te dingen.
Er is alle reden voor aandacht voor het vestigingsklimaat, zeker omdat de belangentegenstelling tussen mensen en bedrijven vaak een schijntegenstelling is. Wie op basis van het publieke debat probeert te ontdekken hoe het vestigingsklimaat zich ontwikkelt, doet er goed aan alle nuances mee te nemen.
Bron ING