Nederland is gestegen naar de 4e positie op de Global Competitiveness Index, zo blijkt uit het vandaag gepubliceerde ‘The Global Competitiveness Report 2016-2017’ van het World Economic Forum (WEF). Deze jaarlijkse graadmeter van internationaal concurrentievermogen is uitgevoerd onder 138 landen. Het onderzoeksinstituut INSCOPE Research for Innovation van de Erasmus Universiteit Rotterdam, onder leiding van Prof.dr. Henk W. Volberda, is partnerinstituut van het World Economic Forum en verzamelde met zijn onderzoeksteam de gegevens voor Nederland.
In de ranking van 138 landen is Nederland met een plek gestegen naar de 4e positie van meest concurrerende economieën. Hierdoor is Nederland dit jaar het meest concurrerende land van de Europese Unie. Wereldwijd zijn alleen Zwitserland (1e positie), Singapore en de VS concurrerender. Professor Henk Volberda, hoogleraar aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit: ‘Deze nieuw verworven vierde positie betekent de hoogste ranking van Nederland sinds de totstandkoming van de Global Competitiveness Index in 2004′.’ Nederland beschikt over een sterke basis: een infrastructuur van wereldklasse (3e positie in de ranking), een kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg (4e positie) en een uitmuntend hoger onderwijs (3e positie). Daarnaast heeft Nederland volgens Volberda een efficiënte goederenmarkt (8e positie) en loopt het land voorop in de toepassing van nieuwe technologieën (6e positie), wat ‘bijdraagt aan een netwerk van zeer geavanceerde en vooruitstrevende bedrijven (5e) en een innovatief ecosysteem van bedrijven en kennisinstellingen (7e)’. De ranking van Nederland met betrekking tot diverse subindicatoren van innovatie en een geavanceerde bedrijfsomgeving is toegenomen. ‘Met name deze factoren zijn zeer belangrijk voor een hoge notering van innovatie-gedreven landen (zoals Nederland) in de wereldwijde ranking’, aldus Henk Volberda.
Het gevoerde macro-economisch beleid van dit kabinet tezamen met hervormingen op de arbeidsmarkt blijven het internationale concurrentieniveau van Nederland versterken. De werking van de financiële markten blijft de achillespees van het Nederlandse concurrentievermogen.
Het gevoerde macro-economisch beleid heeft geleid tot gezonde overheidsfinanciën (een stijging met 4 posities naar plaats 22 door een afnemend overheidstekort en dalende overheidsschuld). Ook de werking van de arbeidsmarkt is opnieuw verbeterd (14e positie). Met name de kosten van aannemen en ontslaan (stijging van 34 plaatsen naar de 49e positie) zijn gedaald en de salarissen staan nu meer in verhouding met de geleverde productiviteit (stijging van 48 posities naar de 25e positie). Hiermee wordt de arbeidsmarkt volgens Volberda ‘steeds minder de achillespees van het Nederlandse concurrentievermogen’. De werking van de financiële markten in Nederland is dit jaar verder afgenomen (een daling van 6 plaatsen naar de 37e positie). Volberda wijst op het “afnemende vermogen van banken om relevante financiële dienstverlening te bieden voor het bedrijfsleven (van de 11e naar de 35e positie) en de zwakke rechtelijke bescherming voor kredietnemers en kredietverstrekkers (97e positie), alsmede de haperende kredietverstrekking naar het MKB en het in afnemende mate beschikbaar stellen van risicodragend kapitaal voor ondernemers en startups (54e positie)”. Ook blijft volgens hem de gezondheid van de banken achter (51e positie), ondanks de stijging van 9 posities dit jaar.
Het Nederlandse topsectorenbeleid heeft bijgedragen aan een verdere verbetering van het innovatie ecosysteem, een van de drijvende krachten voor economische groei in de nieuwe economie.
In vergelijking met traditionele factoren zoals infrastructuur, kapitaal en een efficiënte markt worden volgens professor Volberda innovatie, technologisch geavanceerde ondernemingen en technologische alertheid steeds belangrijker voor economische groei. Het topsectorenbeleid heeft volgens Volberda bijgedragen aan een meer innovatief ecosysteem, in lijn met de gewenste omslag naar een kenniseconomie: ‘De samenwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven in de verschillende topsectoren is opnieuw sterk verbeterd (5e positie) en de kwaliteit van Nederlandse wetenschappelijk onderzoeksinstituten is van wereldniveau (4e positie). Nederland is nog steeds een broedplaats voor nieuwe kennis, blijkend uit de 9e positie op het aantal ontwikkelde patenten in Nederland. Het innovatievermogen van bedrijven is aanzienlijk toegenomen (van de 16e naar de 10e positie) en ook de investeringen in R&D zijn toegenomen (van de 18e naar de 14e positie).’
Het technologische geavanceerde Nederlandse bedrijfsleven, met een sterke focus op innovatie, is volgens Volberda “een belangrijke voorwaarde om in te spelen op de nieuwe uitdagingen van de vierde industriële revolutie gebaseerd op de toepassing van robotica, 3D-printing, big data en het Internet of Things. In een meting van het World Economic Forum gebaseerd op vaardigheden van de toekomstige beroepsbevolking en innovatievermogen van bedrijven blijkt dat Nederland in de toekomst nog beter kan presteren in vergelijking tot de huidige koplopers van de mondiale concurrentie-index.
Zwitserland, Singapore en de VS hebben hun koppositie weten te behouden. Zweden en het Verenigd Koninkrijk stijgen in de top-10 ten koste van Japan, Hong Kong en Finland.
Door investeringen in talent en innovatie weten Zwitserland (1e positie), Singapore (2e) en de Verenigde Staten (3e) hun koppositie behouden. Duitsland verliest plek 4 aan Nederland en zakt terug naar de 5e positie. Het WEF voorziet voor Duitsland onder andere uitdagingen in de integratie van het groot aantal vluchtelingen. Duitsland blijft wel een koploper op het gebied van innovatie (5e positie) en beschikt over een zeer geavanceerd bedrijfsleven (3e positie) dat excelleert in de toepassing van hoogwaardige technologie en investeert in goed opgeleide medewerkers. Zweden is met 3 plaatsen gestegen naar de 6e plaats. Het land heeft een aanzienlijke economische groei gerealiseerd (3.7%) door effectief macro-economische beleid (afnemend overheidstekort) en een relatief sterke focus op innovatie en de adoptie van nieuwe technologieën. De hoge belastingtarieven, rigide arbeidsmarkt en gebrek aan wetenschappers en ingenieurs kan het lange termijn concurrentievermogen van Zweden echter beperken. Op basis van WEF-data verzameld vóór het Brexit referendum is het Verenigd Koninkrijk dit jaar met 3 plaatsen gestegen naar de 7e plaats. Met name het macro-economisch beleid, de snelle digitalisering van het bedrijfsleven, de geavanceerde bedrijfsprocessen en de flexibele arbeidsmarkt hebben bijgedragen aan een zeer concurrerende economie. De verwachting is echter dat de Brexit zal leiden tot een afname in economische groei tussen de 1 en 2.75% voor 2017 en dat het Verenigd Koninkrijk zal dalen in de ranking. Ondanks de hoge investeringen in R&D en de beschikbaarheid van wetenschappers en ingenieurs is de Japanse economie twee plaatsen gezakt naar de 8e plaats. De starre arbeidsmarkt en een lage participatie van vrouwen, de slechte macro-economische situatie en de gebrekkige marktwerking spelen de Japanse economie parten. Ook Hong Kong is twee plaatsen gezakt en bezet nu de 9e positie op de ranglijst; de infrastructuur is excellent en de financiële sector is zeer ontwikkeld, maar innovatie blijft enigszins problematisch. Finland, vorig jaar de opvallendste daler in de top-10 (van 4 naar 8) is dit jaar opnieuw gezakt; het ‘innovatie powerhouse’ is nu de hekkensluiter van de Top-10. Deze daling is grotendeels te wijten aan de slechte macro-economische situatie. Ook de afnemende export naar Rusland en de afnemende vraag naar papier en elektronica hebben de Finse economie verder afgeremd.
Grote verschillen in concurrentie- en innovatieniveaus in Europa blijven bestaan
Ondanks het feit dat Europa momenteel wordt geconfronteerd door een dreigende Brexit en aankijkt tegen een mogelijke geopolitieke crisis scoort Europa (EU28) dit jaar volgens Volberda “nog steeds bovengemiddeld op het gebied van competitiviteit”. Deze score wordt voornamelijk gedreven door de regionale voorhoede van Zwitserland, Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Scandinavische landen (Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden). Opvallend blijft het contrast met het concurrentievermogen van landen in Zuid- en Oost-Europa. Dit is volgens Volberda “in lijn met de verschillen in innovatiesnelheid binnen Europa, waarbij een duidelijk gat is ontstaan tussen enerzijds Noord- en West-Europa en anderzijds de rest van het continent.
Monetair beleid van centrale banken en overheden is niet voldoende om financiële groei te realiseren
Na de financiële crisis van 2007–2008 hebben centrale banken en overheden monetair beleid toegepast om de financiële groei te stimuleren. De uiteindelijke effectiviteit bleef gering en het rendement van kwantitatieve verruiming – het investeren van centrale banken in activa waarmee de eigen balans wordt vergroot en de economie wordt gestimuleerd – liet tegenstrijdige uitkomsten zien. Het Global Competitiveness Report heeft laten zien dat minder competitieve landen vaker kwantitatieve verruiming hebben toegepast dan landen die hoger hebben gescoord op competitiviteit. Toch zijn de landen die beter scoren op competitiviteit sneller van de economische crisis hersteld dan de minder competitieve landen. Dit laat volgens professor Volberda zien “dat de grootste beperkingen van groei te vinden zijn aan de aanbodzijde van de economie”. Monetair beleid zal daardoor minder effectief zijn voor een land dat over een lager competitief klimaat beschikt. Daardoor is het verbeteren van het ondernemingsklimaat en productiviteitsniveau de voornaamste beleidsuitdaging voor zowel gevestigde als opkomende economieën.
Nationale economieën schermen zich steeds meer af voor buitenlandse concurrentie en nemen protectionistische maatregelen; dit bedreigt toekomstige groei en welvaart.
Een open handelseconomie genereert incentives om te innoveren en in nieuwe technologieën te investeren. Binnenlandse bedrijven worden door buitenlandse concurrentie scherp gehouden en binnenlandse bedrijven kunnen profiteren van technologie transfer door buitenlandse importen en buitenlandse investeringen (FDI). Zo kunnen bedrijven profiteren van de buitenlandse markten waarmee tegelijkertijd wordt geconcurreerd. Het onderzoek van het World Economic Forum toont aan dat economieën zich de afgelopen 10 jaar steeds meer hebben afgeschermd voor buitenlandse concurrentie en dat zij meer protectionistische maatregelen hebben genomen. Dit heeft geleid tot een afnemend concurrentievermogen en minder welvaart. Open economieën zijn veel innovatiever en realiseren over het algemeen ook een hoger welvaartsniveau. De sterke nationale oriëntatie van steeds meer landen – waarvan Brexit een duidelijk voorbeeld is – komt tot vooral uitdrukking in non-tarifaire handelsbelemmeringen, veeleisende douane procedures en regelgeving betreffende directe buitenlandse investeringen en buitenlands eigendom. In het rapport waarschuwt het WEF voor deze sterke interne oriëntatie die de voordelen van globalisering en welvaartsgroei kan ondermijnen.
Top-10 Ranking WEF Global Competitiveness Index 2016 Land | Ranking 2016 | Verandering t.o.v. 2015 |
Zwitserland | 1 | ? |
Singapore | 2 | ? |
Verenigde Staten | 3 | ? |
Nederland | 4 | ?1 |
Duitsland | 5 | ?1 |
Zweden | 6 | ?3 |
Verenigd Koninkrijk | 7 | ?3 |
Japan | 8 | ?2 |
Hong Kong | 9 | ?2 |
Finland | 10 | ?2 |