Het recente artikel over exportfinanciering (Link nr. 5, oktober 2015) belichtte de rol van staatskredietverzekeraar Atradius Dutch State Business (Atradius DSB). Exporterende bedrijven toonden waardering (‘Wij worden door hen goed bediend’, aldus Damen Shipyards) maar plaatsten ook kritische noten. Onder meer over de gestelde eisen, bijvoorbeeld op milieugebied. Atradius DSB zou daarin, ingegeven door overheidsbeleid, strenger zijn dan Europese collega-staatskredietverzekeraars. Er zou geen level playing field zijn voor Nederlandse exporteurs. Vinco David, hoofd Internationale Betrekkingen en Ontwikkeling van Atradius DSB, reageert.
Hij kan melden dat de stijgende lijn in het volume uitgereikte polissen (van vijf miljard euro in 2012 naar 7,1 miljard vorig jaar) zich in 2015 doorzet. Nederlandse bedrijven – niet alleen de grote jongens, ook het mkb – maken steeds meer gebruik van staatskredietverzekering. En hun speelveld is intussen redelijk gelijk, zegt David, in ieder geval tussen de OESO-landen. Punt is dat China geen OESO-lid is. Zo kan het dat Danieli Corus voor export naar dat land te maken heeft met de OESO-milieu-eisen voor een relatief ‘vuile’ sector als de staalindustrie – en dus niet opkan tegen lokale concurrenten voor wie alleen de Chinese milieuregels gelden. Voor instrumenten die buiten de kredietverzekering – en dus buiten het bereik van Atradius DSB – liggen, is er ook niet altijd een level playing field, erkent David. Landen, ook uit OESO-gelederen, gaan soms verder dan Nederland, bijvoorbeeld met directe exportfinanciering door de overheid.
Nederland gaat ervan uit dat banken daarin kunnen voorzien. Sinds kort ook met hulp van een nieuw instrument van Atradius DSB, de exportkredietgarantie. Die moet pensioenfondsen, verzekeraars en andere institutionele beleggers aanmoedigen om banken geld te verschaffen voor exportfinanciering. ‘Want banken hadden er in de kredietcrisis niet altijd geld meer voor. Inmiddels is voor de exportkredietgarantie al ruim een miljard euro getrokken, vooral in grotere transacties. Voor het mkb hebben we iets soortgelijks ontwikkeld, de directe garantie. Een koper kan z’n leverancier een wissel, of promesse, geven: hij belooft een bepaald bedrag op een bepaalde dag te betalen. Die verplichting staat los van de prestatie die de exporteur onder het contract moet leveren en daarmee is de wissel verhandelbaar geworden. Door de wissel meteen te verkopen aan bijvoorbeeld een bank, kan de leverancier toch snel z’n geld krijgen. De bank ontvangt dan van ons de garantie dat hij z’n geld terugkrijgt als die wissel niet wordt betaald. Binnenkort gaan wij deze garantie ook al verstrekken vóórdat er is geleverd. Zo kan de wissel werkkapitaal verschaffen aan Nederlandse exporteurs. Bij kleine transacties, voor banken onaantrekkelijk vanwege de relatief hoge transactiekosten, kunnen wij die wissels zelfs rechtstreeks kopen. Dat doen we onder het Dutch Good Growth Fund, voor ontwikkelings- en opkomende landen. Het is de eerste keer in onze historie dat we niet alleen verzekeren maar ook financieren.’
Kortom, Vinco David ziet veel mogelijkheden voor exporteurs die financiering zoeken. ‘Eén ding nog. Bij export wordt aan leveranciers vaak een bankgarantie (op leveringsperformance, red.) gevraagd. Die gaat ten laste van hun kredietruimte bij de bank. Wij hebben instrumenten om dekking te bieden als die garanties worden opgevraagd. Daarmee speelt een leverancier kredietruimte vrij. Dit is vrij populair bij het mkb.’