Groter en beter. Zo stelt de vers benoemde decaan Kees Storm van Applied Physics & Science Education (APSE) zich zijn afdeling voor als over tien jaar. Mensen aan de kant krijgen en samen werken aan een grotere, betere en veilige afdeling, dat is zijn doel. En hij doet het op een ‘Stormiaanse’ manier: persoonlijk, en met humor, onwankelbare positiviteit en een gezonde scheut naïviteit, maar hij is altijd goed geïnformeerd en ondersteund door feiten.
De allereerste toespraak die Kees Storm (49) als nieuwe decaan gaf aan onderzoekers van zijn vakgroep Technische Natuurkunde & Wetenschappelijk Onderwijs, werd ingehaald door gebeurtenissen voordat hij het eerste woord had gesproken. Hij was van plan om te praten over de belangrijke strategische thema’s en hun impact op zijn afdeling, maar toen de dag aanbrak, was zijn toespraak gewijd aan één onderwerp: groei!
“Heel veel thema’s zijn natuurlijk belangrijk voor onze afdeling, maar de groeiplannen van de universiteit staan nu voorop”, zegt Storm. “De uitdagingen die ze vormen voor de Raad van Bestuur en alle afdelingen zijn zo groot dat ze de inzet van elke medewerker vereisen.”
Volgens Storm gaat groei niet alleen over kwantiteit, maar ook over kwaliteit. “En het gaat erom hoe we het beter kunnen doen. Beter in termen van de output en relevantie van ons werk, maar ook beter voor het welzijn van de mensen die hier werken. Ervoor zorgen dat ze hun werk veilig kunnen doen, zowel in het lab als in hun sociale interacties.”
Storm zegt dat hij zich ongemakkelijk voelde toen hij zich afvroeg hoe zijn verhaal binnen het departement zou worden ontvangen. “Het kon niet anders dan een beetje lijken op ‘Hallo, wij zijn de nieuwe mensen die de leiding hebben en we verdubbelen de omvang van alles. Ga er maar aan staan!’ Zo werkt het natuurlijk niet. Dit is het begin van een veel bredere discussie. Het helpt zaken dat ik oprecht geloof dat er veel goeds te bereiken is als we deze groei omarmen.
“Als universiteit hebben we de verantwoordelijkheid om oplossingen te zoeken voor wereldwijde problemen, zoals de energietransitie en de klimaatsituatie. Alles wat nodig is om deze problemen op te lossen, is hier in de Brainport-regio gebouwd, en dit werk is deels waar we de ingenieurs van de toekomst voor trainen.” Hij voegt er details aan toe: “Persoonlijk vind ik het globale perspectief belangrijk, maar niet iedereen denkt er hetzelfde over. Ook vindt niet iedereen het vanzelfsprekend dat je als universiteit een bijdrage levert aan wat je lokale industrie ook doet.”
Wat wel ieders interesse wekt, is volgens hem laten zien dat de groeiplannen ruimte bieden om groot te dromen. “Om meer studenten les te kunnen geven, hebben we meer mensen nodig. Dat roept de gelukkige vraag op: ‘Wat gaan al die nieuwe mensen hier doen?’ Zullen ze voortbouwen op waar we al goed in zijn, of geheel nieuwe dingen doen?
“Kunnen we bijvoorbeeld een nieuwe onderzoeksgroep in optica of machine learning opzetten? Of willen we een klimaatwetenschapsgroep, of een in het wetenschappelijk onderwijs? Allerlei deuren gaan open en dit is een tijd waarin we onze gedachten over het soort afdeling dat we willen zijn opnieuw kunnen bekijken. Nu spitsen mensen hun oren. We vragen onze mensen niet om twee keer zo hard te werken en hetzelfde te blijven doen. Nee, groei betekent ook de ruimte om te dromen over de nieuwe dingen die we zouden kunnen doen.”
Als het gaat om groei binnen wat er wordt onderwezen, heeft Storm hoge verwachtingen van de Eindhoven School of Education (ESoE), waarmee de afdeling is gefuseerd tot de afdeling Applied Physics & Science Education (APSE). “Naast het opleiden van onderwijzend personeel, onderzoeken ze vormen van onderwijs, zoals challenge-based learning. Het is nuttig om gegevens te hebben over het onderwijs dat we leveren, en om te luisteren naar hoe het wordt ervaren.
“Uiteindelijk zijn we wetenschappers, mensen die liever beslissingen nemen op basis van data en feiten. De onderzoekers van ESoE spelen een enorm belangrijke rol en kunnen ons in de toekomst helpen om ons onderwijsaanbod op een verantwoorde manier op te schalen.”
Storm is genoeg realist om te erkennen dat het vinden van de juiste getalenteerde mensen een aanzienlijke uitdaging zal zijn. “Er is geen geheim ‘reservoir’ waar we in kunnen duiken, maar ik ben er zeker van dat er groepen zijn die we meer kunnen doen om aan te spreken. Hoe kunnen we laten zien dat het werken hier echt leuk is? Zodat we die inspirerende nieuwe collega’s en teamgenoten binnenhalen die ons op hun beurt net iets beter maken dan we al zijn. Ik kijk zo uit naar de uitdagingen die gepaard gaan met recruitment, hoewel het ongetwijfeld een vakgebied is waar ik nog veel te leren heb.”
De durf die het College van Bestuur toont met de groeiplannen wekt enorme bewondering van Storm: “Dat is het mooie aan de TU/e en Eindhoven. Ze zeggen: ‘We gaan ervoor.’ Natuurlijk zal het ongetwijfeld massa’s discussie ontketenen over de vraag of we wel moeten willen groeien, we willen onderzoeken of we aan de vraag van de Brainport-regio kunnen voldoen.’ Dat is lef.”
Meer vrouwen
Deze gedurfde geest kwam ook naar voren bij de oprichting van de Irène Curie Fellowship, die vrouwelijke wetenschappers voorrang geeft wanneer academische vacatures aan de TU/e worden ingevuld. De invoering ervan leidde tot veel verzet en de maatregel werd tijdelijk op de lange baan geschoven terwijl deze werd beoordeeld door het College voor de Rechten van de Mens.
Voor Storm is de noodzaak om meer vrouwen aan te nemen een no-brainer. Hij heeft zich de afgelopen jaren getoond als een oprechte en uitgesproken voorstander van het beleid van positieve discriminatie voor vrouwelijke wetenschappers bij het invullen van vacatures. “Het is onaanvaardbaar dat we op een zo belangrijk gebied als technologie zo’n aanzienlijke onevenwichtigheid hebben in de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen. Andere universiteiten in Nederland en elders in Europa laten zien dat dit beter kan. Als reactie hierop moet je kritisch naar jezelf kijken en rigoureuze voorstellen doen. Ik voelde me erg trots toen we dit beleid introduceerden.”
Imposter syndroom
In zijn studie in Flux, waar we hem spreken op de twintigste dag van zijn dekenaat, is de positie waarin Storm zich meermaals manoeuvreert een bescheiden, de underdog. “Ik geef toe dat ik een beetje lijd aan het bedriegerssyndroom”, bevestigt hij.
“Ik ga er altijd van uit dat andere mensen beter zijn dan ik. Ik weet dat ik niet de beste natuurkundige ter wereld ben, hoewel ik zeker mijn steentje heb bijgedragen in mijn vakgebied. Tegen nieuwe mensen in de groep (Soft Matter and Biological Physics, red.) zeg ik altijd: ‘Ik ga ervan uit dat jij dit veel beter kunt dan ik.’ Ik ben van mening dat zij slimmer zijn dan ik.
“Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat ze alles hebben wat ze nodig hebben om te groeien en het goed te doen in hun onderzoek en onderwijs. Ik haal daar zoveel meer voldoening uit dan uit het hebben van mijn naam op een publicatie. Uiteindelijk wil ik maar één ding: dat we enorm trots zijn op onze groep, afdeling en universiteit. In mijn ervaring komt overvloedig goed voort uit een gevoel van trots op wat je samen hebt opgebouwd.”
Dat gevoel vasthouden
Met de 0,8 FT die Storm besteedt aan het managen van de afdeling, blijft er te weinig tijd over voor hem om zijn groep het leiderschap te geven dat het nodig heeft. Hij heeft nu de rol van voorzitter overgedragen aan Liesbeth Janssen. “Ik heb alle vertrouwen in de PI’s (hoofdonderzoekers, red.) in onze groep en ben geïntrigeerd om alle verbazingwekkende dingen te zien die ze in de toekomst zullen voorstellen.
“Ik zal promovendi blijven begeleiden en behoud mijn mentorrol binnen de groep. Ik zal ook cursussen blijven geven. Andere decanen hebben me verteld dat het belangrijk is om je ‘gevoel’ voor de afdeling te behouden, dat je weet hoe het is om daar te werken.” Lees verder