De semicon is in politiek vaarwater verzeild geraakt. Door de coronacrisis en de blokkade van het Suezkanaal dit voorjaar gingen de wereldwijde toeleverketens onderuit. Daardoor is men zich in Europa pijnlijk bewust geworden van de afhankelijkheid van de Aziatische productiebasis. Bovendien groeien de zorgen over de toenemende politieke dominantie van China. Moet de Europese productiecapaciteit in de semicon daarom worden uitgebreid in een streven naar meer zelfvoorzienendheid, local4local? Zo ja, wie moeten daar het voortouw in nemen, de overheden of de bedrijven?
Ook in Nederland wordt volop over semicon-politiek gediscussieerd, weet Wilfred Poot, country manager Nederland voor Future Electronics. Het van origine Canadese bedrijf is met 5.500 medewerkers en meer dan 5 miljard US dollar omzet een van ’s werelds grootste elektronicadistributeurs. Als grootste familiebedrijf in deze branche bedient het vooral industriële en verlichtingsklanten. De Nederlandse vertegenwoordiger kijkt vooral nuchter en genuanceerd naar de kwestie. ‘Enerzijds wil China al langer de sector domineren en de vraag is of je dat nog kunt tegenhouden. Anderzijds moet je Europa niet onderschatten; kijk alleen al naar de sterke positie van ASML.’
Over het opvoeren van de productie in Europa wordt volgens Poot te makkelijk gedacht. ‘Het is niet één fabriek waar je silicium inschuift en vervolgens compleet verpakte chips uithaalt. Je hebt te maken met heel veel puzzelstukjes in front-end en back-end. Als je zou constateren dat er van de schoenenfabrieken wereldwijd te veel in China staan, zou dat nog relatief eenvoudig zijn op te lossen. De semicon is echter een complex verhaal.’ Want als er besloten zou worden tot het bouwen van semiconfabrieken in Europa, dienen zich tal van vragen aan, al was het maar omdat industriepolitiek en mogelijke staatssteun in Europa gevoelige onderwerpen zijn. ‘Wie gaat die fabrieken allemaal neerzetten en waar? Wie gaat het betalen als één fabriek al vijf miljard euro kan kosten? Waar halen we de kennis vandaan, die voor een groot deel is weggevloeid? En waar halen we de mensen vandaan, aan wie nu in de technische sector al een groot gebrek is? ASML haalt ze al uit de hele wereld.’
Dan heeft Poot het alleen nog maar over de aanbodkant. De vraagkant is zeker zo interessant. ‘De meeste Europese klanten gebruiken oude halfgeleidertechnologie van tien, vijftien jaar terug. Er is hier nauwelijks vraag naar geavanceerde processoren en grote, complexe chips.’ Want die chips zitten bijvoorbeeld in de consumentenelektronica die vooral in Azië wordt gemaakt en niet in de geavanceerde machines die in Europa, onder meer in Veldhoven, worden gebouwd. ‘Als Europa dan wil investeren in de productie van chips voor eigen gebruik, moet het dus gaan investeren in oude technologie. Is dat wel zo verstandig?’ Maar als Europa wel productiecapaciteit voor de nieuwste technologie wil creëren, zal de afzet vooral naar andere continenten gaan en daarmee blijft de wereldwijde wederzijdse afhankelijkheid – waar Europa juist vanaf zou willen – in stand. ‘Bezint, eer ge begint’, luidt daarom het advies van Poot.