Tijdens de Technische Industriële Vakbeurs (TIV) half september in Hardenberg trof de ‘triple helix’ – bedrijfsleven, onderwijs, overheid – elkaar voor een kort debat onder leiding van André van der Zee, programmamaker bij RTV Oost. ‘Efficiënt en sneller: precies dat maken wat de markt wil, vergt ketensamenwerking’, was de lange, maar oh zo ware titel. BOOST, het Smart Industry-netwerk van Oost-Nederland, had het debat georganiseerd, samen met ABN AMRO en Link Magazine. In sneltreinvaart kwamen zes stellingen voorbij. ‘Bedrijven plaatsen een advertentie en hopen dat het schaap met de vijf poten vanzelf binnenwandelt. Maar zo gaat dat niet meer.’
– ‘We moeten vooral samen optrekken zodat Nederland geen openluchtmuseum wordt.’
– Bedrijven die zich achter hun eigen muren terugtrekken, redden het niet.
– ‘Het mkb heeft veel moeite om voldoende studenten te krijgen.’
– ‘Procesmatig werken en werken met data is nog wel een dingetje.’
‘Die vlag met die tas past niet bij een leven lang leren’
Zo, dat is snel geregeld. Arnold Hofmeijer, directeur van GS Metaal in Vriezenveen, en Dick de Leeuw, directeur van Ales Metaaltechniek in Rhenen, gaan een dag op stage bij de provincie. Ze zitten in het panel samen met Eddy van Hijum, gedeputeerde van de provincie Overijssel, en Dominique Binkhorst, projectleider Smart Industry bij de provincie Gelderland, en sluiten tijdens het debat tussen de regels door even een deal. Dat komt eigenlijk door de eerste stelling: laat regionale beleidsmakers vijf dagen per jaar verplicht stage lopen in de industrie. Binkhorst: ‘Onze gedeputeerde haalt jaarlijks met gemak iets van vijftig werkbezoeken bij alle mogelijke typen bedrijven. Dus kom op jullie beurt gerust eens bij ons kijken.’ En ook Van Hijum nodigt de ondernemers van harte uit. Het hoeft allemaal niet zo ingewikkeld te zijn of er zo officieel aan toe te gaan. ‘Willen is kunnen met dit soort uitstapjes’, aldus sidekick Sjoerd Keijser, business development manager Oost-Nederland bij FME. ‘Bel een bedrijf of overheidsinstantie op en nodig jezelf uit.’ Klaar.
Toekomstbestendig
Gedeputeerde Van Hijum beschrijft Gelderland en Overijssel als een ‘landsdeel met veel maakindustrie en veel kennis om slimmer te gaan produceren. De ontwikkelingen gaan razendsnel, laten we ons daar goed bewust van zijn. We moeten ons blijven verdiepen in elkaar en vooral samen optrekken. Zo zorgen we dat Nederland niet het openluchtmuseum van de wereld wordt en de productie straks elders gebeurt.’ Het is belangrijk de industrie te ondersteunen om toekomstbestendig te worden, vult Binkhorst aan. Aan bedrijven als GS Metaal en Ales Metaaltechniek zal het niet liggen. GS Metaal transformeert op dit moment in een heuse digital factory, in samenwerking met Trumpf, en is meteen ook een experience center voor collega-metaalbedrijven die willen weten hoe dat gaat en hoe dat moet. Ales Metaaltechniek is in de ban van lean manufacturing en blinkt uit in een ver doorgevoerde ketenbeheersing. De twee koplopers veranderen continu om hun processen nog beter in te richten. Maar te veel bedrijven staan nog ver af van Smart Industry.
Procesinnovatie subsidiëren?
Heeft het bedrijfsleven dan wel iets aan het huidige nationale en regionale subsidiebeleid, is de volgende vraag aan de panelleden. Of is dat te veel geconcentreerd op productinnovatie en te weinig op het vernieuwen van processen en digitalisering? Zijn er eigenlijk wel subsidies puur voor procesinnovatie, vraagt Dick de Leeuw zich af. Geen idee, zegt ook Arnold Hofmeijer. Zo helder en doorzichtig zit het subsidieaanbod niet in elkaar. Hofmeijer: ‘Maar bij dat ondersteunen van het bedrijfsleven moet het ook niet automatisch alleen over geld gaan. Dat zou ik jammer vinden.’
‘Moet je overigens alles wel subsidiëren?’, vraagt Dominique Binkhorst van de provincie Gelderland zich af. Bij productinnovatie vindt ze financiële steun logisch, maar bij procesinnovatie? ‘Het is toch des ondernemers om te zorgen dat je je processen op tijd vernieuwt en efficiënter maakt?’ De zaal wordt er wat onrustig van. Dat vernieuwen en verbeteren van processen draagt net zo goed bij aan de toekomst van een bedrijf, klinkt het. We willen met zijn allen toch naar slimmer, schoner, sneller, digitaler en meer circulair produceren? Waar ligt de grens? Product- en procesinnovatie hangen ook steeds vaker samen.
Hofmeijer heeft een urgentere vraag: ‘Ik zie veel ondernemers worstelen: ze weten bij god niet waar te beginnen met Smart Industry. Ze werken keihard, omdat ze de orders van de dag nauwelijks weggewerkt krijgen. En laten die Smart Industry voor wat het is. Hoe ga je die mkb-bedrijven concreet helpen met de eerste stap?’
Fieldlab
Sjoerd Keijser van FME ziet dat veel bedrijven vooral gebruik maken van de WBSO, de fiscale regeling voor research en development. Misschien dat daarin dat IT-deel, dat maakvraagstuk, veel explicieter meegenomen kan worden. Gedeputeerde Van Hijum wil dat best aankaarten bij het Rijk als het bedrijfsleven daar iets aan heeft, zegt hij. Maar met subsidie alleen komen we er niet, is hij het met Hofmeijer eens. ‘Het gaat ook om kennis delen en netwerken vormen en samen de lat hoger leggen. Dat kunnen we als overheid faciliteren.’ Neem het Fieldlab Industrial Robotics waarbinnen nieuwe mbo- en hbo-opleidingen voor robotprogrammering en -bediening ontwikkeld worden. Vanuit Harderwijk krijgen ondernemers en onderwijsinstellingen in Oost-Nederland de kans om te experimenteren met nieuwe technologieën en toepassingen van robotica. Het lab is er gekomen op initiatief van AWL-Techniek.
En ook BOOST, het Smart Industry-netwerk van Oost-Nederland, is opgericht om kennis en contacten op te doen. BOOST moet nog veel bekender worden in de regio, want er is veel te leren van de koplopers (zie kadertekst). Dominique Binkhorst: ‘BOOST is er juist voor het zetten van die moeilijke eerste stap. We hebben vouchers voor korte haalbaarheidsstudies, voor kleine projecten.’
Debatleider André van der Zee legt de panelleden een volgende stelling voor: ketensamenwerking en ketenintegratie zijn noodzakelijk om te komen tot hogere productiviteit, een beter verdienmodel en meer rendement op lange termijn. Iedereen is het er roerend mee eens. Bedrijven die zich achter hun eigen muren terugtrekken, redden het niet. De overheid kan samenwerking aanjagen, maar ondernemers moeten het toch vooral zelf doen.
Genoeg plekken voor studenten
Er is nog een tweede panel, met mensen uit het bedrijfsleven en het onderwijs & onderzoek. Het bedrijfsleven investeert structureel te weinig in het begeleiden van studenten en stagiairs en in het opleiden van talenten. Dat komt de ontwikkeling van Smart Industry niet ten goede, is de eerste stelling. ‘Nou, we investeren echt wel’, zegt Harm Langens, ceo bij Pas Reform Hatchery Technologies in Zeddam, producent van broedmachines voor de pluimveesector. De machines gaan de hele wereld over. ‘We zetten vol in op Smart Industry, onder meer door steeds meer systeemintegratie en door data van onze klanten uitgebreid te analyseren, zodat zij beter kunnen ondernemen. Er zijn interessante leerplekken genoeg. We hebben parttime iemand aan het werk om studenten te werven. Maar de ervaring leert dat het mkb over het algemeen veel moeite heeft om voldoende studenten te krijgen.’
Biba Visnjicki, directeur business development bij Fraunhofer Project Center op Universiteit Twente, ervaart ook dat veel bedrijven zich absoluut bewust zijn van de noodzaak om talenten op te leiden en studenten veel ruimte te geven. ‘Maar kleine ondernemingen zijn bezig met de uitdagingen van alledag. Ze vinden dat ze niet altijd voldoende terug krijgen uit stages. Het bewustzijn moet groeien dat ze toch echt de deur open moeten zetten, zeker nu Smart Industry eraan komt.’ Grote werkdruk of niet, ze moeten de tijd nemen om na te denken over de vraag: hoe zal het over een paar jaar zijn en wat moeten we daarom nu al doen, klinkt het uit de zaal.
Denk echter niet dat de huidige mbo- en hbo-studenten alleen op stage de praktijk leren kennen, benadrukt directeur Michiel Bilstra van Deltion College in Zwolle. ‘Met name de laatste vijf jaar is er heel veel veranderd. Onze studenten doen een scala aan projecten. Het is al lang niet meer in een bankje zitten en luisteren naar de meester. We ontmoeten steeds meer openheid en welwillendheid vanuit het bedrijfsleven om echt dingen samen te doen. Het blijft al lang niet meer bij stages en af en toe een gastles. En dat is ook hard nodig om jongeren goed toe te kunnen leiden naar de arbeidsmarkt. Wij geven studenten de basis, samen met het bedrijfsleven. En bedrijven moeten hen zelf vervolgens inwijden in de eigen specifieke productietechnieken.’
Slimme vakmeiden
Bilstra vindt ook dat bedrijven breder moeten kijken om iets te doen aan het tekort aan technische vaklieden. ‘School mensen uit andere sectoren om, verleid vrouwen om achter de machines te gaan staan, ga voor die slimme vakmeiden. Het vraagt een andere attitude.’
Sander Snellink, ad-interim programmamanager lectoraat Mechatronica bij Hogeschool Saxion, heeft het idee dat bedrijven nog te conservatief denken als het om personeelswerving gaat: ‘Ze hebben een vacature, plaatsen een advertentie en hopen dat het schaap met de vijf poten vanzelf binnenwandelt, maar zo gaat dat niet meer. Kijk naar drijfveren van mensen en minder naar competenties, want die zijn te trainen.’
‘Wil je goede mensen werven, dan moet je een sexy bedrijf zijn’
Trailerbouwer Broshuis Parts Production uit Kampen doet zijn best een aantrekkelijke werkgever te zijn voor medewerkers en te werven talenten. Panellid en ceo Robin Kroon vertelt over de nieuwe, verregaand geautomatiseerde plaatwerkfabriek van Broshuis die volgens de laatste stand der techniek gebouwd is. ‘Alles is met alles verbonden. We passen alle Quick Response Manufacturing-principes toe’, zegt hij (zie ook het artikel op pagina 68). ‘We gaan voor meer output door minder te werken. Onze medewerkers staan voor 80 procent van de tijd ingepland voor hun werk, 20 procent van de tijd mogen ze doen wat ze zelf willen. Die besteden ze bijvoorbeeld aan crosstrainingen, om van elkaar te leren.’
‘Grote onzin’
De volgende stelling voor de panelleden is een mondvol: ‘In onze Smart Industry draait het om medewerkers met uitmuntende technische skills, om goede techneuten en programmeurs, die tegelijkertijd ook het vermogen hebben samen te werken. Ze hebben ondernemersvaardigheden en zijn sociaal vaardig. Onderwijs kan daar niet aan voldoen.’
Michiel Bilstra noemt de stelling grote onzin. Het beroepsonderwijs is heel goed in staat om de juiste mensen af te leveren aan de arbeidsmarkt, maar dan wel in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, zoals hij al betoogde. ‘Als opleidingen in traditionele curricula blijven hangen, gaat het niet goed. Maar onze onderwijsprogramma’s bewegen continu mee met de markt.’
Harm Langens beaamt dat de mensen die van de opleidingen komen de juiste skills hebben, het dilemma zit ’m volgens hem vooral in het aantal. ‘Mensen zijn niet altijd te vinden, dus moeten we op zoek in het buitenland en dat is jammer.’
‘Procesmatig werken en werken met data is nog wel een dingetje, net zoals niet in hokjes denken’, zegt Robin Kroon. ‘Maar ik zie veel jonge hts’ers die het geweldig vinden om aan die proces- en automatiseringskant bezig te zijn. Feit is wel dat de gehele industrie in dezelfde vijver vist: wil je goede mensen werven, dan moet je een sexy bedrijf zijn of een bepaalde omvang hebben.’
Leven lang aan de bak
De tweede sidekick tijdens het debat is Ronald Reinders, eigenaar van Configure Me dat machinebouwers begeleidt bij de invoering van configure to order. ‘We zien bij onze klanten dat medewerkers meer dan ooit proces-minded moeten zijn en keiharde IT-vaardigheden nodig hebben. Maar is het de rol van het beroepsonderwijs om het ontstane gat te dichten? Zijn jongeren in de jaren dat ze op school zitten al volwassen genoeg voor dat soort competenties? Of moeten we toe naar een model dat je simpelweg nooit meer van school gaat. Echt, we moeten een leven lang aan de bak.’
Goed plan, vindt Saxion-man Sander Snellink. ‘Laten we stoppen met die vlag en tas uit het raam te hangen als iemand geslaagd is. Dat is een rare traditie als we naar een leven lang leren toe willen.’ Hij heeft een ander idee: mensen volgen een korte opleiding op school, gaan met basiskennis de werkvloer op en komen vervolgens een aantal jaren één dag per week terug voor meer onderwijs. ‘Dan hebben ze na een jaar of zes een goed papiertje inclusief een berg praktijkervaring.’ Het aanbieden van workshops en trainingen voor het zittend personeel in bedrijven is sowieso harde noodzaak als we naar Smart Industry opschuiven, voegt Biba Visnjicki eraan toe.
Mens is cruciaal
Een laatste stelling voor dit tweede panel luidt dat Smart Industry alleen tot een revolutie leidt als we meer in mensen investeren en minder in machines. Robin Kroon kan zich daar wat bij voorstellen. ‘De slaagkans wordt uiteindelijk bepaald door succesvolle communicatie. Wie is bereid met wie te praten en samen te werken?’
Het draait natuurlijk om de juiste machines en smart oplossingen, maar bovenal om mensen die de technologie mogelijk maken, zegt ook Harm Langens. ‘We kunnen geavanceerde machines bij onze klanten neerzetten en uitvoerige data-analyses erop loslaten, maar het zijn de medewerkers die het verschil maken.’
Iedereen in de actiemodus
BOOST is het Smart Industry-netwerk van Oost-Nederland. Ondernemers, onderwijsinstellingen, intermediairs en overheid werken in diverse projecten aan het realiseren van een concurrerende, sterke en duurzame maakindustrie in Oost-Nederland. Er is een speciale actieagenda en een kopgroep van zes Oost-Nederlandse bedrijven: Aebi Schmidt Nederland, Bronkhorst High-Tech, AWL Techniek, Van Raam, DEMCON en IJssel. ‘Met deze kopgroep van ondernemers willen we andere bedrijven betrekken en in de actiemodus krijgen als het gaat om Smart Industry’, aldus projectleider BOOST Robin Burghard.