Doe het gewoon, stel niet uit, wees niet te bang. De vier gasten die de TU/e-hoogleraren Maarten Steinbuch en Arjan van Weele tijdens de geanimeerde DISCA-talkshow ‘Laat je in je kaarten kijken!’ aan tafel hebben, komen allemaal met dezelfde lessons learned. Ondernemen is durven en volhouden. De één levert machines waarop wereldwijd 1 miljard eieren per dag verwerkt worden. De ander denkt over een jaar of zeven op te stomen naar 1 miljard euro omzet met zijn fotonicatoepassingen. Allemaal parels, aldus de talkshowhosts. ‘Hoe doe je dat in hemelsnaam?’, roepen ze meerdere malen, vol bewondering en verwondering. Pleo, de hightech knuffel van Steinbuch, zit erbij en kijkt ernaar.
Maarten Steinbuch, TU/e-hoogleraar Systems & Control, reist tegenwoordig bijna altijd samen met Pleo, zijn knuffeldinosaurus. Die zit vol kunstmatige intelligentie en wordt met de dag slimmer. ‘Kijk’, laat hij Pleo aan de zaal zien, ‘100 procent van de vrouwen en 95 procent van de mannen aaien hem als ze de kans krijgen. Hij reageert steeds meer op zijn omgeving.’ Maar Pleo is heel stilletjes tijdens de talkshow die voorafgaat aan de prijsuitreiking van de Dutch Industrial Suppliers & Customer Awards. ‘Ah, wat jammer, de batterijen zijn leeg’, verzucht Steinbuch.
‘Komt er een tijd dat computers door alle rekenkracht net als de mens bewustzijn ontwikkelen?’
Kan een robot verliefd worden, vroeg een kind hem laatst. Steinbuch: ‘Robots voelen niet, maar blijft dat zo? Stel dat hun rekenkracht nog oneindig veel groter wordt. Komt er dan een tijd dat computers net als de mens bewustzijn ontwikkelen?’ De hoogleraar mocht laatst bij een gesprek met de dalai lama zijn, vertelt hij. De dino ging mee en de geestelijk leider nam hem op schoot. ‘Ons bewustzijn heeft lagen. Een aantal lagen kan een robot misschien nabootsen, maar onze ziel is nooit materieel’, sprak hij. ‘Dus als je geen religieus leven leidt en niet in een ziel gelooft, is alles na te maken en krijgt die robot dus ooit bewustzijn’, concludeert Steinbuch tijdens de DISCA-talkshow. Iets dichter bij huis: Kunstmatige intelligentie gaat de machinebouwsector sowieso ingrijpend en op een positieve manier beïnvloeden, is zijn overtuiging.
Een waar jongensboek
De zaal – met 29 procent oem’ers en 40 procent toeleveranciers onder de 130 gasten – is door hem en collega Arjan van Weele (zie kader) lekker opgewarmd. Tijd voor een stelling: ‘Soms is het als op eieren lopen: apparatenbouwers laten toeleveranciers te weinig in de kaarten kijken’. Zo’n 70 procent van het publiek is het ermee eens. Een mooie overstap naar ceo Michiel Peters van MOBA, bouwer van eiersorteermachines in Barneveld. Niet per se vanwege die eieren, maar wel omdat MOBA nog aan het leren is om op hoog niveau uit te besteden. Peters werkte voorheen voor Vanderlande in Veghel, wereldwijd marktleider in transportsystemen op luchthavens. ‘Er zijn enorme parallellen te trekken. MOBA is mondiaal ook nummer 1, we hebben 70 procent van de wereldmarkt in handen. Kippenboeren kennen ons allemaal. Over onze installed basegaan 1 miljard eieren per dag, de grootste machine doet er 3 miljoen. Als je in Barneveld achter de gevel kijkt, is het alsof je een jongensboek openslaat. We leveren de meest ingenieuze machines.’
In 2018 was de omzet 190 miljoen euro, elk jaar komt er 10 miljoen erbij. ‘Vertel ons alsjeblieft hoe je dat doet’, quasi-smeekt Van Weele. Er komen steeds meer mensen op de wereld, die per persoon meer eieren eten, aldus Peters. Bovendien heeft MOBA nooit te maken met een zware dip, want de markten middelen elkaar uit. ‘Een eierschandaal of vogelgriepje raakt ons nauwelijks. En we innoveren continu. Elk ei is nu apart te volgen: er gaat een enorme hoeveelheid data van alle machines versleuteld de cloud in. De boeren geven ons geen details, maar we krijgen wel de gegevens over hoe de machines draaien.’
Dan nog even over dat uitbesteden. Peters: ‘In onze organisatie bestaat de neiging om dat niet te doen. We besteden het palletiseren nu uit, dat is niet core. Maar voor de rest is het letterlijk op eieren lopen. “Denken ze dat wij het zelf niet kunnen maken?”, klinkt het onder de medewerkers. We willen meer uitbesteden op hoog niveau, maar dan moeten intern de reserves opzijgezet worden. We zijn het uitbesteden aan het leren.’ MOBA zit in een transitie van machinebouwer naar system integrator. ‘We bouwen een brug, terwijl we er al overheen lopen’, noemt Peters het. ‘Gaat er iets mis, dan is het oppassen dat mensen niet op de toeleveranciers beginnen af te geven. We moeten vooral doen, uitproberen, doorgaan en niet bang zijn.’
Van ceo naar ce
De hoogleraren-talkshowhosts lezen de tweede stelling voor: ‘Toeleveranciers moeten niet te veel willen bijdragen aan innovatieprocessen van oem’ers.’ Slechts 4 procent van de aanwezigen is het ermee eens. Ceo Frank Mulders van toeleverancier AAE durft te zeggen waarom: ‘Focus je liever op je eigen processen.’
Voor Paul Hoekstra van machinebouwer WEMO in Den Bosch, gespecialiseerd in machines voor plaatbewerking, is innovatie dagelijkse kost. Hij is tegenwoordig geen ceo meer (‘Nieuwtje, sinds 1 oktober leidt Jeff Hagelen de dagelijkse operatie’), maar ce oftewel chief entrepreneur. ‘Ik ben de vijftig gepasseerd, ik weet niet of het daarmee te maken heeft, maar ik wil het anders gaan aanpakken. Nu ben ik zelf vooral met de toekomst bezig, met incrementele en radicale innovatie.’ Hij is groot fan van het IDL SDC-model van Vision Creation, met de fasen Identify, Develop, Launch, Sales, Delivery en Care. De allereerste stap, Identify, staat voor het identificeren van wat de klant wil, al voor die daarom vraagt. Hoekstra: ‘Ik richt me vooral op die I. Waar liggen onze kansen?’
WEMO (88 medewerkers) gaat van engineering-to-order (eto) naar meer configure-to-order (cto). ‘Voorheen ontwikkelden we prachtig mooie, technologisch gedreven one-offs, maar dat heeft ons windeieren gelegd, te weinig opgeleverd. Of zoals ik het ook wel eens zeg: een vliegende mayonaiseklopper maken kan leuk zijn, maar dat moeten we niet willen. We willen groeien door meer standaardisering en modularisering. Hoewel engineering eveneens belangrijk blijft, want we willen ook de blokjes blijven maken.’
Als zelfbenoemd chief entrepreneur heeft Hoekstra spelregels opgeschreven. Voor zichzelf wel te verstaan. ‘Een hele PowerPoint vol. Ik moet afstand nemen, ik mag er niet bovenop zitten, mensen mogen fouten maken… Dat soort zaken. Ik vind die nieuwe rol best spannend.’ In het WEMO-café wordt voortaan de Failure of the Month gevierd, om innovatie te stimuleren en mensen uit hun comfortzone te halen. Ook Hoekstra noemt op verzoek van Van Weele en Steinbuch een belangrijke les die hij heeft geleerd: ‘Stel niks uit. Trial & error, daar draait het om.’
Fibertjes tegen de wand
Op naar de derde stelling: ‘De economische potentie van licht wordt zwaar overschat.’ 80 procent is het daar niet mee eens. ‘Licht wordt wat gehypt’, vindt een mee-eens-stemmer. Pim Kat, directeur van fotonicaspecialist Technobis uit Alkmaar (zie ook het verhaal op pagina 30), wordt aan de tand gevoeld. Hij is al een jaar of tien bezig met fibertechnologie en geïntegreerde fotonica (‘ik had in die tijd al op heel veel andere manieren rijk kunnen worden’), maar zijn geduld wordt beloond. Technobis is een system supplier en nu ook steeds meer oem’er in fotonica. ‘We hebben er jaren over gedaan om het te snappen, maar nu liggen de toepassingen voor het oprapen. We willen naar de 1 miljard euro omzet in 2025. Dat moet lukken. De roadmaps van bestaande klanten alleen al beloven veel. “O, maar als dit kan, dan kan dat ook”, hoor ik overal om me heen.’
Technobis (70 medewerkers) levert bijvoorbeeld zeer nauwkeurige meetinstrumenten voor vliegtuigen en helikopters: in de vleugels en bladen zitten fiber-sensordraden die verbonden zijn met fotonische chips voor verwerking van de meetsignalen. Een tijdje geleden was Kat in Taipei met een Nederlandse handelsmissie. Ze kwamen in gebouw Taipei 101, een enorme wolkenkrabber van ruim 500 meter hoog. ‘De 101 staat op een breuklijn. Als er een aardbeving is, dan schudt hij. Je mag mijn meetkastje hebben, heb ik gezegd. Gewoon fibertjes tegen de wand plakken en dan kun je de bewegingen van het gebouw heel precies meten. Een mooie gratis demo. Kunnen wij laten zien dat we ook zeer grote systemen kunnen monitoren.’
Kat vertelt over zijn fotonische chips: daar gaan geen elektronen doorheen, maar fotonen. Dat zorgt voor een veel hogere capaciteit in de datacommunicatie, terwijl het energieverbruik veel lager ligt. ‘Onze allereerste fotonische chip werkte destijds – wonderbaarlijk genoeg – meteen. Per ongeluk, want we zitten nu al op versie 17: die eerste keer meteen goed, is daarna nooit meer voorgekomen.’ Hij is ook actief bezig om vermeende concurrenten te helpen met hun eerste optische chips, zodat ze sneller vooruit komen. ‘De sensingmarkt is zo groot, Technobis kan gruwelijk veel meer. We lopen toch voorop.’ Zijn les voor de zaal: ‘Laat ik spijt krijgen van dingen die ik niet gedaan heb. Ik krijg geen spijt van dingen die ik wel gedaan heb.’
Superlaagje
De vierde en laatste stelling (‘Toeleveranciers zijn te afwachtend om op het gebied van depositietechnologie het spel mee te spelen’) leidt tot de helft van de zaal ‘eens’, de helft ‘oneens’. ‘Wat is depositietechnologie?’, klinkt het fluisterend. ‘Het komt vaker voor dan je denkt’, verklaart Arjen Janssens, ceo van Solmates uit Enschede, ontwikkelaar en bouwer van pulsed laser deposition-systemen, aan de interviewtafel. ‘Je legt een heel dun laagje op iets anders, wij passen het vooral toe in de telecom. Een chip telt misschien wel 100, 150 verschillende materialen, voor elke laag is de perfecte technologie nodig. Wij schieten met een laser op bronmateriaal, in vacuüm. Dat wordt gigantisch heet, er komt een enorm plasma uit, dat slaat neer en vormt een superlaagje.’ Vergelijk de techniek met een harde plensbui. Een zacht buitje of wat dauw is niet genoeg. Zo’n laag wordt pas goed als er in één keer een flinke hoeveelheid materiaal tegenaan wordt gegooid. ‘Wij spelen in op de trend naar ultradunne lagen van heel hoge kwaliteit. We willen klanten helpen om vooruit te komen en sneller nieuwe producten te kunnen lanceren.’
Janssens heeft al vaak moeten uitleggen dat Solmates geen datingclub is. Het staat voor Solution & material sciences. Een paar aio’s van Universiteit Twente startten er in 2007 mee, omdat ze zo veel vragen vanuit het bedrijfsleven kregen op het gebied van coating. ‘We doen spannende dingen met bijvoorbeeld IMEC en EPFL Lausanne. Solmates is met circa twintig medewerkers het brein, we hebben ons lab en willen innoveren, dat is onze core competence. We hebben veel toeleveranciers bij wie we vervolgens het maakwerk neerleggen.’ Solmates wil toe naar honderdplus systemen per jaar (tegen zo’n 1 miljoen euro per stuk) en heeft daarom net een grote strategische partij in de arm genomen (‘Ik zeg niet wie’) om te versnellen, met name in de semicon.
‘Ze zeggen dat je mensgericht en exceptioneel gedreven bent’, zegt Arjan van Weele. ‘Dat moet je eens aan mijn vrouw vertellen’, lacht Arjen Janssens. ‘Maar het klopt, ik ben een volhouder, ik geef niet op bij klanten. Ben niet te bang, is mijn advies. Bij twijfel toch doen.’
De DISCA-Talkshow 2018 werd georganiseerd door Link Magazine in samenwerking met ING en ISAH Business Software.
Toeleveren aan de hightech industrie
‘Ketensamenwerking is geen pokerspel’, zegt Arjan van Weele, hoogleraar Inkoopmanagement tijdens zijn openingswoord bij de talkshow. ‘Hoe kun je het enorme kennispotentieel unlocken? Innovatie wordt alleen maar een succes als je het met partners doet. Nu gaat het bij de meeste bedrijven meer dan goed, maar bereid je voor op minder. De groei neemt af, de inkoopprijzen stijgen, de levertijden verslechteren. Hoe houd je de zaak manageable?’ Hij heeft de nieuwe ING-studie Toeleveren aan de hightech industrie: inhaalslag voor Nederlandse toeleveranciers in handen. ‘Heel mooi: de Nederlandse industrie groeit twee keer zo snel als de economie als totaal. Niet zo mooi: oem’ers zijn meer gaan inkopen maar dan vooral in het buitenland. Dus toeleveranciers, zorg voor een hogere arbeidsproductiviteit, werk klantspecifiek, bewaak je expertise en lever meer diensten.’
Download het volledige rapport
Foto’s: Sam Rentmeester