Maakbedrijven centraal in het ‘Baden-Württemberg van Nederland’
De decentralisatie van het regionaal economisch beleid gaf de provincies een sterkere rol. In een rondetafeldiscussie, half januari in Ewijk, verkennen vertegenwoordigers van politiek en bedrijfsleven in Oost-Nederland de invulling van die rol.
‘Het beste wat ‘Den Haag’ kon besluiten, die decentralisatie; alleen had er achteraf gezien meer geld bij gemogen’, trapt Eddy van Hijum, Overijssels gedeputeerde voor economie en financiën en voormalig Tweede Kamerlid voor het CDA, af. ‘Vanuit de provincies kunnen we beter verbindingen leggen tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden. We zetten in op een aantal topsectoren en kunnen daar met innovatie echt stappen zetten. Ik ben optimistisch over het economisch klimaat in Oost-Nederland.’
Gaten en netwerken
Bert Dommerholt van Dovideq Medical (Deventer) plaatst een kritische noot. ‘We hebben ’s werelds enige volledig automatische meetinstrument voor endoscopen ontwikkeld, dat in ziekenhuizen de veiligheid verbetert en kosten reduceert. Toch heeft Dovideq bijna voor een failliet gestaan. Lukt het ons al haast niet om financiering aan te trekken voor groei, dan geldt dat ook voor veel andere bedrijven.’ Dovideq slaagde uiteindelijk met hulp van een lening uit het Innovatiefonds Overijssel; vorige maand werd die afgelost. ‘Zonder die lening waren we er niet meer geweest, maar de rente was wel hoog, boven de tien procent.’ Die moeite om aan geld te komen duidt op marktfalen, stelt Michiel Scheffer, Gelders gedeputeerde voor economie, onderwijs en Europa. ‘Oost-Nederland heeft in de crisis instrumenten ontwikkeld om dat gat te vullen. Maar ook overheden moeten alle risico’s verdisconteren, waardoor de (marktconforme, red.) rente hoog is.’
Om innovatie te stimuleren zouden overheden naast financiële ook fysieke ruimte kunnen creëren, alwaar, aldus Scheffer, ‘bedrijven bij elkaar binnenlopen en makkelijk contact maken bij het koffieapparaat.’ Al kan het zonder die fysieke nabijheid ook lukken, vertelt Michiel van Mil. Zijn Anoxia Europe (Putten) ontwikkelde voor het euthanaseren van dieren een nieuw middel, stikstofschuim, dat dierenleed zoveel mogelijk beperkt. De eerste versie van het systeem is al wereldwijd verkocht en voor de verdere ontwikkeling is er steun van ontwikkelingsmaatschappij Oost NV. ‘De netwerken zijn er wel, je hoeft niet in één gebouw te zitten. In de regio hebben we toeleveranciers als Parker Hannifin en Twente Medical Systems International, allebei in Oldenzaal.’ De overheid kan bedrijven wel degelijk helpen, maar verschillen tussen de twee provincies wat betreft hun innovatieregelingen zijn soms verwarrend. Scheffer: ‘Als het aan ons ligt, doen we zoveel mogelijk samen.’ Van Hijum valt bij: ‘We moeten nog meer elkaars sterktes benutten en dingen afstemmen.’
Verbindingen en botsingen
Toch heeft Oost-Nederland z’n zaakjes goed voor elkaar, steekt Tom van der Horst de gedeputeerden een hart onder de riem. Vanuit TNO was hij betrokken bij de ontwikkeling van Smart Industry actieagenda’s, landelijk en voor Oost-Nederland (Boost). ‘Economische groei aanjagen vergt technologische innovatie, die de topsector high-tech moet genereren. Oost-Nederland is daar met de Universiteit Twente (UT) en veel maakindustrie goed van voorzien. De kern van de uitdaging is innovaties van universiteiten koppelen aan toepassingsdomeinen en verbanden leggen met maakbedrijven.’ Michiel Scheffer haakt enthousiast in: ‘We hebben hier de moeder aller cross-overs: die van de maakindustrie, de sector die de grootste toegevoegde waarde genereert, met topsectoren als agro-food, health en energie. Van Putten tot Winterswijk in Gelderland, en in Overijssel net zo, heb je in elk dorp een kerk, een café én een maakbedrijf dat in zijn specifieke niche tot de wereldtop behoort. We zijn hier het Baden-Württemberg (deelstaat in Zuidwest-Duitsland, red.) van Nederland. En met de valleys, zoals Food Valley, hebben we agglomeratievoordeel: bedrijven en kennisinstellingen leggen daar verbindingen en uit de ‘botsingen’ tussen die partijen komt innovatie voort.’ De regio heeft bovendien – volgens een Elsevier-ranking – de best valoriserende en meest ondernemende universiteit van Nederland, die in Twente, vult Van Hijum aan. ‘Daar hebben we een ecosysteem voor innovatie.’ (Overigens is Wageningen UR volgens Elsevier de best samenwerkende universiteit.)
Scale-ups
Het klinkt gespreksleider Dennis Schipper van Demcon (Enschede) nog iets te veel als de ‘maakbare samenleving’. ‘Te vaak zie je technologische innovatie bij start-ups terechtkomen die vervolgens niet groeien. Nieuwe technologie moet meer bij bestaande bedrijven landen. De vraag is hoe je versnelling van de groei krijgt, met hulp van thema’s van internationale allure die een aanzuigende werking hebben. De afgelopen jaren is bijvoorbeeld veel geld naar nanotechnologie gegaan; daar zijn bedrijven van vijftig man uit voortgekomen, maar geen wereldspelers. Omdat de vindingen van wereldklasse die bijvoorbeeld Mesa+ aan de UT heeft gedaan, niet zijn gekoppeld aan ondernemers van wereldklasse. Dat is vooraf niet geborgd, nu is het toeval of een ‘voorbijganger’ die technologie oppikt.’ Tom van der Horst valt Schipper bij. ‘Naast start-ups zijn ook scale-ups nodig. Ideeën zijn er genoeg, maar een rode loper is nodig om die bal van innovatie te laten doorrollen.’ Schipper: ‘Ik ben geen voorstander van ‘gratis’ geld. Er moet wel een toets zijn op de kwaliteit van de ondernemer.’ Bert Dommerholt: ‘De eerste vraag moet zijn: hoe is er geld te verdienen met die innovatie? Maar daar zijn veel techneuten niet mee bezig.’ Anne-Jaap Deinum van Hollander Techniek, system integrator met vestigingen in onder meer Apeldoorn en Almelo, ziet ook dat de grootste uitdaging voor start-ups ligt in hun doorgroei. ‘Die vergt andere competenties. Start-ups zijn technisch georiënteerd, werken inside-out. Als ze groter worden, moeten ze hun bedrijf op de markt inrichten, maar dan haken techneuten vaak af.’ Hoe staan de universiteiten, die toch de meeste start-ups genereren, in deze kwestie, wil Theo Föllings van Oost NV weten. ‘Zijn zij bereid de ontwikkeling van hun kennis meer businesswise in te zetten?’ Volgens Dennis Schipper wel: ‘Geld maakt alles vloeibaar. Dat geld moet je aan de ondernemers geven, niet aan de universiteiten. Dat probeert de overheid nu ook, met de TKI’s (topconsortia voor kennis en innovatie, red.).’
Gemengde ervaringen
Bedrijven faciliteren is zeker een belangrijke rol voor de overheid. Operationeel directeur Guido Roncken van machinebouwer VMI (1.200 medewerkers, hoofdkantoor in Epe, productievestigingen wereldwijd) heeft gemengde ervaringen. ‘Vijf jaar geleden zijn we met bedrijven op de Noordoost-Veluwe in actie gekomen omdat de technische opleidingen bijna geen jeugd meer trokken. Met steun van de provincie hebben we de Techniek Academie opgericht. Die telt nu honderd leerlingen, een factor tien meer dan bij de start. Ik was ervan onder de indruk hoe snel we met de overheid zaken konden doen.’ Dat zelforganiserend vermogen in de regio’s wil de provincie ondersteunen, verklaart Gelders gedeputeerde Scheffer.
VMI, de grootste werkgever in Epe, zint al vijf jaar op uitbreidingsplannen. Roncken: ‘Al die tijd zijn we bezig met het bestemmingsplan en dat duurt nog wel een paar jaar. Overheden wijzen naar elkaar, heel stroperig. Maar wij kunnen geen nee zeggen tegen klanten, want dan zijn we hen voorgoed kwijt. We hebben grond gekocht in Polen om ook daar te gaan produceren.’ Scheffer hoorde onlangs van de kwestie. ‘Het ligt nu op mijn bureau. Wij hebben een rodeloperbeleid en willen procedures voor bedrijven versnellen, maar kennen soms dilemma’s en ongelooflijk mondige burgers. Ik maak binnenkort een afspraak met VMI.’ Dennis Schipper knikt instemmend. ‘De overheid moet bedrijven die duurzame werkgelegenheid bieden centraal stellen. Als zij extra banen kunnen creëren, vraag hun wat ze daarvoor nodig hebben. Omgekeerd, als de regionale overheid er bijvoorbeeld 2.000 arbeidsplaatsen bij wil, met welke ondernemers kan ze daarover afspraken maken, een convenant afsluiten? Netwerken genoeg, maar niet hiervoor. Moet ik er dan weer een netwerk bij maken?’ Tom van der Horst: ‘De uitdaging voor de overheid is om het bedrijfsleven een stem in regionale ontwikkeling te geven.’ Schipper: ‘Het Techniekpact is eigenlijk het enige thema – het dreigend gebrek aan technisch talent, red. – waarop ondernemers zich echt hebben verenigd, met ook overheden.’
Smart industry
Dat Techniekpact, rond onderwijs en techniekpromotie, is cruciaal nu de smart industry zich aandient, zoals bij VMI, dat zijn klanten steeds meer ziet automatiseren en zelf ook slimmer moet gaan werken. Guido Roncken: ‘We moeten sneller opleiden en bijscholen, en bijvoorbeeld mechanische engineers omscholen naar softwareontwikkelaars, die haast niet te krijgen zijn.’ Tom van der Horst: ‘Bedrijven willen hier in de regio blijven, maar moeten wel de omslag naar die smart industry kunnen maken, softwareontwikkeling aan machineontwerp kunnen koppelen.’ Schipper ziet daar een kans voor (Oost-)Nederland. ‘De systems engineering die dit vraagt is een echt Nederlands vak; daarom zijn voor ons de afgestudeerden die zijn geschoold in systeemdenken het belangrijkste ‘product’ van de universiteit.’ Vlak ook de rol van de system integrators niet uit, zegt Anne-Jaap Deinum. ‘Zij hebben de kennis om alle machines en systemen te koppelen. Samenwerken is de kern van smart industry.’ En gelukkig heeft het hbo ook aangehaakt, meldt Föllings. ‘Het Boost-programma heeft aan de hogescholen in Oost-Nederland lectoraten smart industry opgeleverd.’ Typisch een onderwerp voor het hbo, onderschrijft Schipper. Maar blijf kritisch, geeft Van der Horst mee. ‘Die lectoren moeten niet hun eigen ‘hobby’s’ volgen, maar doen wat smart industry voorstaat: ict en maakindustrie integreren.’
Naoberschap
Die samenwerking is nog niet vanzelfsprekend, weet Schipper. ‘Ik ken snelgroeiende bedrijven in de regio die het maar niet lukt om een relatie met de UT of hogeschool Saxion op te bouwen. Terwijl hun groei misschien wel meer banen oplevert dan twintig start-ups.’ Gedeputeerde Van Hijum heeft het tijdens zijn ‘stages’ bij Overijsselsebedrijven zelf kunnen horen. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de infrastructuur voor innovatieondersteuning goed in de grondverf staat. De bekendheid van de regelingen en fondsen is echter nog niet altijd voldoende en tussen universiteiten en bedrijven zit nog wel eens een mismatch. In Overijssel helpen de open innovatiecentra en organisaties als Kennispark Twente en Kennispoort Regio Zwolle de bedrijven die zich aandienen goed, maar die komen nog niet altijd vanzelf. Kennispoort bijvoorbeeld is wel goed bezig om tot in de haarvaten voeling te houden met maakbedrijven.’ Gelderland heeft daarvoor het instrument van de regionale centra voor technologie, vult Michiel Scheffer aan. ‘We hebben in Oost-Nederland geen dominante speler of sector die de rol van regisseur vervult. We moeten het hebben van makelen en schakelen, verbindingen zoeken, de naoberschap benutten. We kunnen hier bijvoorbeeld makkelijk cross-overs maken.’ Ook naar het buitenland, Duitsland voorop, luidt de ambitie. Dat doet Oost-Nederland nog veel te weinig, vindt Van der Horst. ‘Laat Enschede (waar het Duitse Fraunhofer-instituut voor productietechnologie een projectcentrum op de UT-campus opent, red.) de poort naar Duitsland zijn, juist rond Industrie 4.0.’ De provincies zetten wel meer in op uitgaande handelsmissies, van Zuid-Duitsland (Overijssel, eind april 2016) tot China (Gelderland, vorig najaar), en raken daarmee de juiste snaar bij Schipper: ‘In Zuid-Duitsland zit zoveel industrie en is het tekort aan goede mensen nog groter dan hier; wij moeten daar, liefst in kleinschalige handelsmissies, melden dat wij het voor hen kunnen oplossen.’
Launching customer
De overheid kan innovatie ook aanjagen in de rol van launching customer. Dat komt echter nog maar mondjesmaat van de grond. Te vaak letten ook overheden bij hun aanbestedingen vooral op de prijs en belemmeren bepalingen over bijvoorbeeld omvang of eerdere ervaring de deelname van mkb’ers. Of overheden spelen niet actief in op de nieuwe kansen die (Europese) regelgeving biedt. Reden waarom Michiel van Mil uitweek naar Duitsland voor het testen van Anoxia’s innovatieve verdovingsmiddel. ‘We konden daar sneller terecht met onze technologie, omdat de overheid er nauwgezet de nieuwe Europese richtlijnen volgt.’ Nederland mag actiever worden, erkent Van Hijum: ‘We moeten in aanbestedingen de mate van innovatie meer belonen. Dat gebeurt al wel, in Twente bijvoorbeeld voor de toepassing van composieten.’ En het Ermelose Luminorsolutions, dat de Veluwse Innovatieprijs 2015 won met zijn glasparels voor lichtgevende wegbelijning, is inmiddels gekoppeld aan het infrastructuurbedrijf van de provincie Gelderland, meldt gedeputeerde Scheffer. ‘Op infrastructuurgebied zijn wij een directe speler, maar in de zorg bijvoorbeeld niet. Daar organiseren wij wel fieldlabs die bedrijven kansen geven om hun innovaties te testen.’ Ook de Koninklijke Landmacht, van oudsher een gesloten organisatie, biedt innoverende bedrijven tegenwoordig kansen, weet Theo Föllings. Hij doelt op ‘Concept Development and Experimentation’: de Landmacht wil samen met bedrijven nieuwe technologieën en concepten in een realistische omgeving testen. Dennis Schipper vond launching customers bij overheidsgerelateerde partijen die ontwikkeling bij zijn bedrijf neerlegden in ruil voor een gegarandeerde afname. Laat de overheid haar rol als launching customer koppelen aan de maatschappelijke uitdagingen, bepleit Tom van der Horst tot slot. Oost-Nederland telt meer dan genoeg innovatieve bedrijven die daar oplossingen voor kunnen ontwikkelen.
Deelnemers aan de rondetafeldiscussie in Ewijk: Anne-Jaap Deinum, senior business consultant Hollander Techniek; Bert Dommerholt, ceo Dovideq Medical; Theo Föllings, businessunitmanager Oost NV; Tom van der Horst, business director strategies for industry & innovation TNO; Eddy van Hijum, gedeputeerde provincie Overijssel; Michiel van Mil, directeur Anoxia Europe; Guido Roncken, coo VMI Group; Michiel Scheffer, gedeputeerde provincie Gelderland; Dennis Schipper, ceo Demcon Groep (gespreksleider). Foto’s: Gerard Verschooten
Verslag van dit rondetafelgesprek stond in de Oost Nederlandspecial 2016