Voor de industrie is het sluiten van circulaire ketens heel ingewikkeld. En dan is ook nog de vraag of het altijd wel hét middel is om de duurzaamheid te vergroten. Over die circulaire uitdagingen komen hieronder managers aan het woord van ondernemingen actief op verschillende posities in de waardevoortbrengingsketen. En verder een wetenschapper – een industrieel ecoloog – gespecialiseerd in het beantwoorden van de vraag in hoeverre al die inspanningen het gewenste duurzame effect sorteren. Als echt alle factoren worden meegewogen, kan dat best nog wel eens tegenvallen, zo blijkt. Daarom moet er al bij het ontwerpen rekening mee gehouden worden.
– ‘Dat betekent dat we die apparatuur gedurende de levenscyclus onderhouden – inclusief software-updates – en daarna terughalen voor refurbisment.’
– ‘Een eerste stap in het circulair maken van toeleverketens is het opstellen van productpaspoorten.’
– ‘We hebben verpakkingsmaterialen ontwikkeld die de helft dunner zijn maar stevig genoeg voor een draagtas of diepvriesverpakking.’
– ‘Als de klant rvs bestelt, willen we hem van die emissies bewust maken.’
Onwillige klanten en leveranciers, datagebrek plus de vraag of het echt helpt
Philips is ver in het circulair maken van zijn gezondheidbevorderende producten, maar heeft tegelijk daarin nog een hele weg te gaan, duidt Harald Tepper de huidige circulaire stand van zaken binnen het concern. Bij uitstek hij is daarvan op de hoogte, als senior director sustainable development, tevens global lead circular economy, in die rol verantwoordelijk voor het circulariteitsprogramma, wereldwijd.
De zeer complexe technologie die Philips op de professionele B2B-markt zet – behalve MRI- en CT-scanners zijn dat ook onder meer patiëntenmonitoren, beademingsapparatuur, equipment voor pathologie en allerhande klinische IT – wordt steeds vaker as-a-service verkocht. ‘Dat betekent dat we die apparatuur gedurende de levenscyclus onderhouden – inclusief software-updates – en daarna terughalen voor refurbisment. Speciaal voor onze scanners hebben we in Best en in Bothell in de VS twee refurbishmentfabrieken opgetuigd.’
Andere mindset consument
Maar, erkent hij, het verkopen per gebruiksuur of scan ‘kan beter’. ‘Heel vaak willen ziekenhuizen de apparatuur liever kopen en bezitten. Want as-a-service leveringen moeten ze uit hun krappe operationele budget financieren, terwijl ze juist ruimte hebben in hun investeringsbudget. Veel ziekenhuizen zijn staatseigendom, dus doen we ons best via de politiek de onderliggende regelgeving aangepast te krijgen. En we bieden ook aan apparatuur van ziekenhuizen terug te kopen aan het eind van de gebruiksduur. Dan zorgen we daarna alsnog voor verantwoorde verwerking en hergebruik waar mogelijk.’
Op de consumentenmarkt is een vergelijkbare trend zichtbaar: ook consumenten willen apparatuur graag in eigendom: ‘Onze Avent-borstvoedingspomp bieden we nu in een try and buy-model aan. De consument kan kiezen voor een abonnement om het apparaat een aantal maanden uit te proberen, om pas daarna te besluiten tot koop of niet. Abonnementsvormen waarbij wij sowieso de eigenaar blijven, zijn we voor diverse consumentenproducten aan het testen. Maar die vragen van de consument wel een heel andere mindset.’
Circulair Product Paspoort
Aan de klantkant – zowel in de B2B als de B2C – zijn dus nog flinke stappen te zetten om de cirkel te kunnen sluiten. Vanzelfsprekend vraagt dat ook de medewerking van de tienduizenden leveranciers en dienstverleners van Philips. Immers, het verlengen van de levensduur van producten, het terughalen ervan voor refurbishment, voor upgrades of voor het hergebruiken van onderdelen kan alleen als suppliers meewerken.
Een eerste stap in het circulair maken van toeleverketens is het opstellen van productpaspoorten, waarin tot in het kleinste detail gedocumenteerd wordt uit welke materialen een product is opgebouwd. Vandaar ook dat Tepper namens Philips nauw betrokken is bij het Uitvoeringsprogramma Circulaire Maakindustrie, waarin onder meer wordt gewerkt aan een Circulair Product Paspoort (CPP) voor uiteenlopende ketens in de maakindustrie.
Circulair ontwerpen
Het vergroten van de circulariteit vergt behalve documenteren in een paspoort ook anders, circulair ontwerpen. ‘Onze professionele apparatuur wordt steeds meer zo ontworpen dat ze goed en gemakkelijk gerefurbished kan worden. Apparaten worden steeds meer opgebouwd uit componenten die gemakkelijk uitgenomen en vervangen kunnen worden. In dat herontwerpproces nemen we onze leveranciers mee.’
Maar daarin heeft de toeleverketen nog een flinke weg te gaan, vervolgt Tepper. ‘Wij weten tot op het niveau van de ingekochte componenten hoe we een machine uiteen moeten nemen. Voor de niveaus daaronder echter zijn we afhankelijk van de leveranciers. Een pcb bijvoorbeeld ontwerpen we niet zelf en we weten ook niet hoe we die uit elkaar zouden moeten halen. Philips is weliswaar een groot bedrijf, maar als afnemer van pcb’s zijn we relatief klein. Dus kunnen we de leveranciers ervan alleen onder druk zetten om meer circulair te worden via de consortia met andere afnemers waar we deel van uitmaken.’
Refurbishment-on-site
Maar, met de inwerkingtreding per begin dit jaar van de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive van de EU) ontstaat de verplichting ook over niet-financiële duurzaamheidsindicatoren in detail te rapporteren en die – op termijn – te verbeteren. ‘Die regelgeving kan het circulair worden van de keten wel versnellen.’ Die versnelling verwacht Tepper ook van het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) dat sinds 1 oktober van kracht is. Dat verplicht bedrijven om hun carbon-emissies te documenteren die gepaard gaan met het produceren en transporteren van een product of onderdeel ervan. Zo wil dit mechanisme in de eerste plaats de energietransitie versnellen, maar zal het ook de circulariteit bevorderen.
‘Bijna de helft van de wereldwijde CO2-uitstoot wordt veroorzaakt door de productie, het onderhoud, het transport en het gebruik van producten. Zo’n 60 procent van onze CO2-emissies in scope 3 komt voor rekening van onze klanten, 20 tot 25 procent voor die van onze supplychain’, weet Tepper. ‘Door onze producten meer circulair te ontwerpen, is het bijvoorbeeld niet meer nodig een CT-scanner voor onderhoud uit het ziekenhuis naar onze fabriek in Best te halen. Die scanners staan in een Kooi van Faraday om statische elektriciteit buiten te sluiten. Daarom moeten er vaak muren gesloopt worden om ze naar buiten te krijgen. Refurbishment-on-site kan heel veel CO2-emissies voorkomen. Zo helpen we ook het ziekenhuis zijn CBAM-doelstellingen te halen.’
Circulair verdienmodel = minder winst?
Op het deel van de Philips-website, waar het bedrijf zijn beleid uit de doeken doet om van een lineair naar een circulair verdienmodel te komen, staat een schema dat de diverse retourstromen toont. De meest effectieve wordt geduid met ‘dematerialize/optimize usage’. Houdt het digitaliseren van de Philips-producten en het optimaliseren van het gebruik, niet alleen in dat de life cycles van die producten langer worden, maar ook dat er minder omzet en winst wordt gegenereerd? Tepper: ‘In ons circulaire verdienmodel verschuift het zwaartepunt zich van productie naar dienstverlening. Van het verkopen van producten naar het bieden van servicecontracten in allerlei vormen. Daarmee willen we onze klanten steeds meer toegevoegde waarde bieden. Als we erin slagen die waarde te laten groeien, moet het ook mogelijk zijn de waarde voor ons bedrijf navenant te laten groeien.’ Een grote cultuuromslag in de Philips-organisatie is daar wat Tepper betreft niet voor nodig: ‘Apparatuur voor ziekenhuizen verkoop je sowieso niet zonder service. Dat service belangrijk is in ons verdienmodel, daaraan is de organisatie al gewend.’
Winst op lange termijn
Verderop in de waardevoortbrengingsketen zit OPACKGROUP in Genderen, een groep van verpakkingsfabrikanten, voorheen bekend onder de naam Oerlemans Packaging. Voor de groep is reductie van de hoeveelheid plastic in een verpakking een belangrijke strategische doelstelling. Want OPACKGROUP is een familiebedrijf waarin de langetermijnwinst belangrijker is dan die over het laatste kwartaal, schetst sustainability director Rob Verhagen. En dus zet de onderneming vol in op de ontwikkeling van verpakkingen die in lijn zijn met haar vijf ontwikkelstrategieën. Naast reduce zijn dat reuse, recycle, redesign en renew.
Op het reduce-terrein heeft de onderneming al goede resultaten geboekt, claimt Verhagen. ‘We hebben verpakkingsmaterialen ontwikkeld die de helft dunner zijn maar stevig genoeg voor een draagtas of diepvriesverpakking, of die minstens zo’n goede barrière vormen tegen invloeden van buiten voor het verpakken van voedsel. Ja, die innovaties verlagen het aantal kilo’s materiaal dat je verkoopt. Maar we kijken naar de lange termijn, naar de consumenten en ook naar de komende wetgeving. Wetgeving heeft winkeliers verplicht om geld te vragen voor draagtassen. Dat heeft onze omzet uit draagtassen met 70 procent gereduceerd. Door tijdig op dit soort ontwikkelingen in te spelen ontwikkelen we bijtijds andere, slimmere, duurzamere verpakkingen waar een markt voor is en die zorgen voor minder grondstofverbruik en CO2-uitstoot.’
Alle footprintkosten meenemen
Verhagen erkent evenwel dat het wereldwijde plasticverbruik stijgt en – naar verwachting – de komende jaren zal blijven groeien. ‘Want de wereldbevolking groeit. Daarom moet er meer voedsel worden verpakt, vaker in kleinere eenheden, voor de steeds kleinere gezinnen. En tegen hogere hygiëne- en veiligheidseisen.’ Daar staat tegenover dat een goede voedselverpakking zorgt dat er minder voedsel wordt verspild. ‘Belangrijk, want voedsel heeft een grote CO2-voetafdruk. Het is gek dat er voor plastic tassen betaald moet worden, maar niet voor tassen van andere materialen. Terwijl die ook voor veel CO2-uitstoot zorgen.’
Wat Verhagen betreft, komt er een prijs per kilo verpakking waarin alle kosten zijn verwerkt, ook die voor het opruimen van de vervuiling ontstaan bij de productie en het inzamelen na gebruik. Dat gebeurt in Nederland al, stipuleert hij. ‘Per kilo wordt 1,05 euro betaald aan het Afvalfonds dat met dat geld zorgt voor een zorgvuldige inzameling. In 2024 gaat dat voor flexibele plastic verpakkingen omhoog naar 1,32 euro. Op verpakkingen die recyclebaar zijn of recyclaat bevatten kan men een korting krijgen. Onze klanten die kiezen voor een duurzamere verpakking krijgen zo een deel van de meerprijs weer terug.’
Investering in recycle
Met die laatste opmerking raakt hij aan de redesign-doelstelling van OPACKGROUP. De groep heeft vorig jaar, tegen een investering van 20 miljoen euro, een fabriek geopend, speciaal voor de productie van recyclebare verpakkingen. ‘Want we hebben in 2019 samen met 110 andere bedrijven het Plastic Pact NL getekend, een convenant om voor 2025 te komen tot plastics die minstens 35 procent recyclaat bevatten en die voor honderd procent recyclebaar zijn. Dat verkleint de plastic-afvalstroom.’
Met de plant in Giessen speelt de groep ook in op de Plastic and Plastic Waste Regulation (PPWR), een EC-wetsvoorstel dat onder meer de verpakkingsindustrie verplicht te zorgen dat in 2030 alle verpakkingen recyclebaar zijn. ‘In de nieuwe fabriek worden met een nieuwe techniek verpakkingen geproduceerd met een hoge barrière en van een monomateriaal zodat ze goed zijn te recycleren. Een proces dat we, samen met onze machinebouwers en grondstofleveranciers zo hebben herontworpen – redesigned – dat allerlei stoorstoffen voor recycling eruit worden gehaald, om een goede recycleerbaarheid te borgen.’
Bewust maken
De circulaire economie kan niet draaien zonder data. Zonder informatie over de samenstelling en de fabricage van een product en het ermee gepaard gaande materiaalverbruik en de CO2-emissies kan het eerder genoemde productpaspoort niet worden ingevuld. Uit onderzoek van onder meer Yale University blijkt dat het Europees geproduceerde rvs 70 procent schroot bevat. Tegen slechts 23 procent in het rvs dat in China is gemaakt. Dat bevat dus veel meer virgin metaal wat veel meer CO2-uitstoot veroorzaakt.
De Deense multinational Dacapo Stainless, distributeur van roestvaststalen halffabricaten in buis, fittingen, staf- en plaatstaal, vermeldt op offertes, orderbevestigingen en facturen de CO2-uitstoot die met een specifieke levering gepaard gaat. ‘Als de klant rvs bestelt, willen we hem van die emissies bewust maken’, legt Stefan Bagen, salesmanager Nederland van Dacapo uit. Voor welk rvs een klant kiest, wordt bepaald door een combinatie van beschikbaarheid, prijs, kwaliteit, service en CO2-emissies. ‘Veel materialen moeten we wel importeren uit bijvoorbeeld Azië, simpelweg omdat die in Europa niet voldoende of het helemaal niet verkrijgbaar zijn. En ook prijs is vanzelfsprekend een belangrijke factor. Voor de CO2-uitstoot alleen zijn bedrijven niet gevoelig.’
Werkelijke uitstoot
Maar veel klanten hebben wel duurzaamheidsdoelstellingen. ‘Dus informeren wij ze over hun CO2-footprint en reiken oplossingen aan om die te verkleinen, bijvoorbeeld de aanleg van een consignatievoorraad wat transport scheelt. Ook houden we ze op de hoogte van huidige en toekomstige regelgeving als het CBAM. Die verplicht tot het vermelden van de CO2-footprint, als het niet nu al is dan wel op korte termijn. Daar zijn wij klaar voor en we blijven eraan werken de data te verbeteren en die transparant te communiceren.’
‘Ook prijs is vanzelfsprekend een belangrijke factor. Voor de CO2-uitstoot alleen zijn bedrijven niet gevoelig’
De emissiedata die Dacapo meelevert, zijn gebaseerd op berekeningen aan de hand van academische modellen, niet op basis van de werkelijke uitstoot die gepaard is gegaan met een specifieke levering. Sceptisch: ‘Ik denk niet dat een Europese rvs-producent weet waar zijn schroot vandaan komt en hier nauwkeurig de CO2-emissie van kan bepalen. Om de gewenste kwaliteit te krijgen, moeten er tijdens het smeltproces vaak nog nikkel en andere metalen worden toegevoegd. In welke mijn de erts daarvoor precies gewonnen is – in China, Finland of Indonesië – en hoe die metalen zijn geproduceerd, weet hij volgens mij niet. Dan lijkt mij een nauwkeurige opgave van de CO2 niet mogelijk.’
‘Het hangt er vanaf’
Het grootschalig terughalen van rvs aan het eind van de levenscyclus past echter niet in businessmodel van Dacapo. Dat is de business van de schrootbedrijven, als HKS Scrap Metals en Jansen Recycling Group. Belangrijk werk dus want schroot voorkomt veel CO2-uitstoot, zoals het Yale-onderzoek laat zien. Wat niet wil zeggen dat circulair handelen per definitie beter is.
‘Het hangt er vanaf’, is een zinnetje dat Tomer Fishman nogal eens gebruikt, vergezeld van een verontschuldigende glimlach. Fishman is als onderzoeker verbonden aan de afdeling Industrial Ecology van het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) aan Universiteit Leiden. Als industrieel ecoloog houdt hij zich bezig met het type van vragen waarop het voor de hand liggende antwoord toch niet zomaar gegeven kan worden. ‘Of circulariteit de duurzaamheid van de samenleving bevordert? Dat ligt eraan.’
Domino-effect
Zijn uitgangspunt bij het zoeken naar antwoorden is steeds: is de oplossing in kwestie duurzaam vanuit het perspectief van de mensheid? Fishmans vakgebied kijkt op een systemische manier naar de circulaire economie, niet als doel op zich maar als middel om te verduurzamen. Industrieel ecologen beschouwen de kennis van heel veel andere wetenschappelijk disciplines – natuurkunde, economie, sociale psychologie, materiaaltechnologie, et cetera – en brengen die bij elkaar in één systeem. ‘Dat kan om vraagstukken gaan met een lokaal, regionaal, nationaal of zelfs een mondiaal karakter. Stel je ruilt, met subsidie, je oude diesel in voor een batterij-elektrische wagen, om daarmee te gaan rijden op groene stroom. Voor de vraag of dat werkelijk duurzaam is, kijken wij naar zoveel mogelijk factoren die van invloed kunnen zijn.’
Door die subsidie komen er meer auto’s op de tweedehandsmarkt, waardoor de prijs lager wordt. Die diesel blijft rijden, wellicht in Oost-Europa, gekocht door iemand die een nog oudere, meer vervuilende auto van de hand heeft gedaan. Aan weer iemand anders in Afrika die hetzelfde doet. Door die subsidie in Nederland kan het zijn dat iemand ergens op de wereld zich nu wél een auto kan veroorloven. Dan wordt er met veel grondstoffenverbruik en CO2-emmissies een nieuwe auto gebouwd. terwijl er geen fossiel aangedreven auto uit het wereldwijde wagenpark verdwijnt. ‘Of zo’n domino-effect ontstaat, precies dat onderzoeken wij.’
Zoveel mogelijk factoren
‘Wat gebeurt er als…?’ Dit type vragen bestuderen Fishman en zijn collega’s. ‘Gebruikmakend van computersimulaties komen we tot scenario’s. Welk effect heeft de-globalisering op het klimaat, wat als iedereen plots stopt met vlees eten, of juist de economie voorop stelt? Wat betekent het als een metaalbedrijf z’n oude CO2-lasersnijder vervangt door een nieuwe fiberlasersnijder die 20 procent energiezuiniger is?’, illustreert hij.
‘Of circulariteit de duurzaamheid van de samenleving bevordert? Dat ligt eraan’
Dat doen ze in opdracht van overheden, de wetenschap en het bedrijfsleven en met medeneming van dus zoveel mogelijk factoren, en ook de geopolitieke spanningen en de precieze lokale situatie. ‘Stel een energiebedrijf of een overheid wil weten hoe werkelijk duurzaam windturbines op zee zijn. Die bieden schone stroom, maar het schakelsysteem van permanente magneten bevat neodymium. Een schaars metaal dat alleen in China economisch is te winnen. Turbines op land hebben dat metaal niet nodig, want die bevatten tandwielkasten. Maar anders dan die magneten vergen tandwielkasten veel meer onderhoud wat offshore te duur is.’
Designing for life time extension
Dat type van problemen vraagt om designing for life time extension, een wijze van circulair ontwerpen die interdisciplinair moet worden uitgevoerd, onder aanvoering van een industrieel ecoloog die de verbindingen legt, aldus Fishman. Hij neemt zijn mobieltje ter hand. ‘Mobieltjes worden vervangen – niet weggegooid, maar in een la gelegd – om drie redenen: vanwege corrosie, omdat ze te langzaam zijn geworden of omdat de batterij het begeven heeft. Alleen sleutelen aan de batterij zodat die langer meegaat is suboptimaal. Want de levensduur kan mogelijk veel meer verlengd worden als apps niet steeds weer een piekvermogen vragen of op de achtergrond altijd maar blijven doordraaien. Ook kan de levensduur langer worden door zo te ontwerpen dat zelfs kleinere onderdelen uitneembaar en vervangbaar zijn.’
‘Ja, designing for life time extension kan leiden tot minder verkoop. Maar ook tot meer service. Als verdienmodellen bij de verpakkingsfabrikanten en budgetteringmethoden bij ziekenhuizen de transitie naar circulair tegenhouden, lijken mij dat systemische fouten die relatief gemakkelijk zijn te verhelpen.’ Relatief gemakkelijk, want de praktijk is natuurlijk een stuk weerbarstiger, weet Fishman ook. ‘Het realiseren van circulaire veranderingen vraagt dat nagenoeg alle stakeholders er baat bij hebben. Wij brengen in kaart wie precies bij de keuze voor een oplossing winnen en wie de verliezers zijn. Die oplossing kan een technologie zijn, een ander verdienmodel, maar ook een andere gedrag van de betrokkenen. Het is veel praktischer het voedseltekort op te lossen door er minder van weg te gooien dan door te proberen de wereldbevolking te verkleinen’, stelt hij het droogjes.
CBAM is ‘volstrekt onuitvoerbaar’
Sinds 1 oktober moet iemand die van buiten de EU goederen importeert die onder het CBAM vallen en waarvan de waarde per zending meer is dan 150 euro, rapporteren over de CO2-emissie die met de productie en het transport ervan gepaard is gegaan. Met als doel de CO2-uitstoot terug te dringen en tegelijk circulariteit te bevorderen. Immers, rvs geproduceerd uit schroot krijgt dan een veel lagere EU-grensheffing dan roestvaststaal gemaakt uit virgin materiaal. Stefan Bagen van Dacapo kan die intentie volledig onderschrijven, want ook hij maakt zich zorgen om de gevolgen van klimaatverandering. Maar de wijze waarop en het tempo waarin het CBAM nu wordt ingevoerd vindt hij volkomen verkeerd.
‘Als het voor complete producten zou gelden en daarover betrouwbare data zouden kunnen worden meegeleverd, zou het kunnen werken. Maar dat is voorlopig nog volstrekt onmogelijk. Dus is nu gekozen voor alleen het basismateriaal vanuit de veronderstelling dat de data daarover binnen afzienbare termijn wél kunnen worden meegeleverd. Ik ben bang dat het Europese industriële mkb daardoor straks niet langer competitief is.’ Het zal naar zijn mening betekenen dat een groot deel van de maakindustrie zich verplaatst naar buiten Europa. ‘Wij horen van klanten dat ze zoeken naar mogelijkheden om complete producten in Azië in te kopen, om maar competitief te blijven op de wereldmarkt. Ze vinden dat zelf produceren in Nederland niet meer loont, zeker niet als het CBAM ook nog eens prijsverhogend gaat werken.’
Het CBAM acht Bagen dus volstrekt onuitvoerbaar. ‘De plannen van de Europese Commissie leiden er alleen maar toe dat productie verdwijnt naar lagelonenlanden die niet inzetten op hergebruik en beperking van uitstoot.’ Zo spant de Europese Commissie het paard achter de wagen, aldus Stefan Bagen. ‘Maar, onder meer grote Duitse bedrijven en de Poolse overheid beginnen al tegen de regeling te ageren.’