Jarenlang was de industrie succesvol met lean en just-in-time. Nu demonstreren corona, Ever Given en China de kwetsbaarheid van de gestroomlijnde mondiale toeleverketens. Bedrijven kampen met materiaaltekorten, omdat ze geen voorraden aanhielden. Daardoor kunnen ze nu geen gereed product uitleveren vanwege ontbrekende onderdelen en zitten ze alsnog met grote voorraden, van halffabricaten en wel ontvangen materialen. Financiering daarvan is een uitdaging, illustreert Laurent Degroote van De Beemd Corporate Finance. Collega Paul Mencke van zusterbedrijf Govers reflecteert op de consequenties voor zijn bedrijfsadviespraktijk. ‘Ik heb een andere risicoperceptie van voorraad gekregen.’
Govers en De Beemd over werkkapitaalfinanciering in turbulente tijden
Toeleverketens zijn kwetsbaar gebleken. Vanwege corona werden automobielfabrieken stilgelegd, waardoor bijvoorbeeld chipfabrikanten hun productie staakten om zo torenhoge voorraden te voorkomen. Andere sectoren volgden en (vooral Chinese) havens gingen regelmatig in lockdown, waardoor het transport stokte van wat nog wel kon worden geleverd. Tot overmaat van ramp blokkeerde containerschip Ever Given dit voorjaar het Suezkanaal. Tot slot laat China zich steeds actiever als wereldmacht gelden, met als inzet onder meer cruciale materialen, zoals zeldzame aardmetalen die nodig zijn voor windmolens en elektrische auto’s. Forse prijsverhogingen en dreigende niet-levering hangen boven de markt. De Nederlandse hightech maakindustrie worstelt ermee. Paul Mencke en Laurent Degroote herkennen het probleem in hun praktijk van bedrijfsadvies en -financiering. Mencke is partner bij Govers, dat zich toelegt op accountancy, fiscaliteit en bedrijfsadvies, Degroote is partner bij zusterbedrijf De Beemd Corporate Finance. Beiden zijn actief in de Brainport-regio, vooral voor (grote) mkb’ers, met name familiebedrijven.
Slechte vooruitzichten
Degroote heeft voorbeelden. Zo moest een seizoensbedrijf spullen met een doorlooptijd van zes maanden inkopen, maar kon het niet in actie komen vanwege de coronamaatregelen. ‘Dus kregen ze er niet betaald en zochten ze alternatieve financiering voor hun voorraad, terwijl de bank niet thuis gaf. Vanwege het zware coronajaar was verhoging van de bestaande kredietlijn niet aan de orde. Sterker nog, de bank stuurde het bedrijf voorzichtig richting de uitgang. De corona-ondersteuningspakketten boden slechts beperkt soelaas. Die beperken wel de verliezen, maar voorzien niet in werkkapitaalfinanciering. Verder biedt de overheid de Borgstelling MKB-kredieten Corona, maar uiteindelijk beslist de bank of het die borgstelling accepteert voor een krediet. In dit geval dus niet.’ Verhoging van de hypotheek op het bedrijfspand was een optie, maar de bank was niet happig op zekerheden die ze vanwege de slechte vooruitzichten mogelijk moest aanspreken. Factoring dan, waarbij een factoringmaatschappij facturen overneemt en alvast uitbetaalt aan de leverancier om zo de lange betaaltermijn van de klant te ondervangen? ‘Ook geen oplossing; het bedrijf kon immers geen facturen uitsturen.’
Reverse factoring
Bij het tweede voorbeeld van Degroote, van een maakbedrijf, speelde reverse factoring een rol. Hierbij gaat het om een kredietfaciliteit van grote, solide ondernemingen bij hun bank, om de facturen van hun crediteuren snel te laten uitbetalen. De rentevergoeding is veel lager dan bij factoring, omdat het risico op de facturen nu niet bij de leverancier ligt maar bij die grote klant met zijn grotere zekerheden voor de bank. ‘Banken betitelen dit als supplychain-financiering, maar het heeft wel beperkingen. Want alleen grote ondernemingen komen ervoor in aanmerking en op hun beurt bieden zij het niet al hun leveranciers aan. Bovendien moet er ook hier weer een factuur zijn.’ Het maakbedrijf, met een leveringscontract voor bepaalde modules, zag zich geconfronteerd met twee ontwikkelingen. Ten eerste stegen de prijzen gigantisch, vanwege het Chinese monopolie op zeldzame aardmetalen die in de modules worden verwerkt. Ten tweede waren andere kritische componenten in de modules niet leverbaar. ‘De dure metalen waren keurig geleverd vanuit China en de facturen daarvoor dienden te worden betaald, maar het bedrijf kon de modules niet afmonteren en dus geen eindproducten uitleveren. Er waren geen facturen richting klant. Daardoor bood reverse factoring geen oplossing om liquiditeiten te creëren om daarmee de facturen van de leverancier te betalen. Zo werd voor ettelijke miljoenen euro’s aan voorraden gecreëerd.’
Voorschotfacturen
Samen met de eindklant zocht Degroote oplossingen. De eerste optie was de voorraden materialen en halffabricaten aan de eindklant te leveren en factureren. De voorraden zouden bij het maakbedrijf blijven, maar omdat de eindklant uit een ander EU-land komt, zorgde dit voor ‘btw-gedoe’. Bij reguliere levering was sprake van een intracommunautaire transactie, waarvoor 0 procent btw geldt. Nu bleven de goederen in Nederland liggen – een binnenlandse transactie dus, met 21 procent btw. ‘Daarom hebben wij het alsnog anders opgelost. Het maakbedrijf gaat voorschotfacturen voor gereed product sturen, die de eindklant natuurlijk wel moet aanvaarden, om gebruik te kunnen maken van reverse factoring. De reverse-factoring-bank accepteert dan die voorschotfacturen, zonder dat het de te leveren goederen als onderpand kan nemen. Dit kan omdat de bank binnen de bredere kredietfaciliteit van de klant al voldoende zekerheden heeft.’
‘De inherente kwetsbaarheid is nu zichtbaar geworden’
Mencke: ‘Deze oplossing past bij de transacties tussen een first-tier supplier en een grote oem’er, maar niet tussen een first- en een second- of zelfs third-tier.’ Dit terwijl juist die leveranciers meer voorraad zijn gaan aanhouden om verstoringen in de toeleverketens op te vangen, vult Degroote aan. ‘Vanwege hun afspraken met oem’ers over leverbetrouwbaarheid is just-in-time niet meer werkbaar.’ Conceptueel een interessante ontwikkeling, aldus Mencke. ‘Meer dan tien jaar hebben bedrijven ingezet op lean en just-in-time, en dat heeft heel effectief werkende toeleverketens opgeleverd. Nu zijn de grenzen bereikt en beginnen ze weer te bufferen. De inherente kwetsbaarheid is nu zichtbaar geworden.’
Winkeldochters
Degroote’s derde voorbeeld betreft een handelsorganisatie die levert aan installatiebedrijven. ‘Zij zagen leveringen met horten en stoten binnenkomen. Daarop besloten ze direct hele batches bij hun leveranciers op te kopen, waardoor hun voorraadpositie opliep van negen naar veertien miljoen euro. De ondernemer was al lang actief en kon dit daardoor zelf financieren en in zijn panden bergen. Bovendien waren er geen afschrijvingsrisico’s, want hij ging alleen bufferen op fast runners.’ In het algemeen neemt het risico op incourante voorraad natuurlijk wel toe, reageert Mencke. ‘In het verleden was ik daarom als accountant vaak kritisch op het aanhouden van voorraden. Ik zag het risico op winkeldochters, maar nu is er een verschuiving in het risico van te hoge naar te lage voorraad, waardoor bedrijven niet kunnen leveren. Ik heb zo een andere risicoperceptie gekregen.’
Gevraagd naar de bredere gevolgen ziet Mencke iets van ‘winner takes all’. Degroote onderschrijft dat. ‘De handelsorganisatie kon haar extra voorraad financieren en heeft daardoor altijd kunnen leveren en zo extra aandeel gepakt. De toeleverancier die bij de grote oem’er al kan werken met reverse factoring komt er beter uit dan de collega die dat niet mag.’ Een breder effect, zoals meer reshoring of nearshoring, zien beide adviseurs echter niet. Mencke: ‘Ik geloof niet dat reshoring gaat helpen. Er zitten zoveel belangrijke partijen in Azië en dat maakt het zo ingrijpend en complex. Je houdt gewoon afhankelijkheid.’ Degroote: ‘Het heeft wel een bepaalde alertheid gecreëerd om ketens te herbekijken, op bottlenecks voor sleutelcomponenten. Bedrijven gaan hun hele stuklijst onder de loep nemen, om het risico op potentiële verstoringen in kaart te brengen. Maar ik verwacht niet dat veel bedrijven productie fysiek gaan herlokaliseren.’