Het heeft in vergelijking met de ons omringende landen lang geduurd, maar de komende tijd zullen mondkapjes ook in het Nederlandse straatbeeld – en vooral openbaar vervoer – waarschijnlijk een prominente rol gaan spelen. De discussies over de zin en onzin van gezichtsbescherming in de strijd tegen het coronavirus lopen hoog op. Wat vinden TU/e-hoogleraren Kitty Nijmeijer (membraanexpert) en Bert Blocken (aerodynamicadeskundige) hiervan?
TU/e-hoogleraren Kitty Nijmeijer (membraanexpert) en Bert Blocken (aerodynamicadeskundige) laten hun licht schijnen over dit heikele onderwerp.
Bert Blocken, hoogleraar bij de faculteit Bouwkunde en expert op het gebied van aerodynamica, wil allereerst het verschil benadrukken tussen medische FFP2-kapjes, die de drager beschermen tegen virusdeeltjes van buitenaf, en de mondmaskers die in het openbaar vervoer, voor kappers en in de landen om ons heen ook elders in de openbare ruimte worden geadviseerd. “Die laatste maskers moeten vooral voorkomen dat de drager anderen besmet via druppels door te niezen, hoesten, of zelfs te praten.” Doordat ze doorlaatbaar zijn voor kleinere druppeltjes die door de lucht zweven, zogeheten aerosolen, beschermen ze de drager zelf echter niet noemenswaardig.
De eisen voor zulke eenvoudigere mondmaskers zijn volgens hem veel minder streng dan voor medische kapjes. “Studies die sinds de uitbraak van SARS in 2002 zijn gedaan, laten zien dat ook een simpele sjaal al een deel van de grotere druppels tegenhoudt. Natuurlijk is een sjaal niet het meest efficiënte beschermingsmiddel, en niet-medische kapjes houden nooit honderd procent van de aerosolen tegen, maar zelfs een sjaal kan de verspreiding van het virus wel beperken.” Dat is volgens hem de reden dat het in de ons omringende landen al langere tijd wordt aangeraden, of zelfs verplicht is, om op veel plekken gezichtsbedekking te dragen. “In Azië is het een uiting van beleefdheid om een masker te dragen als je ziek bent.”
De effectiviteit van de mondmaskers staat of valt overigens met het juiste gebruik ervan, benadrukt Blocken. “Als je ze verkeerd opdoet, of er met je handen aanzit, werkt het niet of zelfs averechts. Ik snap daarom de kritiek ook wel dat mondmaskers een vals gevoel van veiligheid zouden geven.”
Filters
Kitty Nijmeijer ziet om die reden weinig in het gebruik van niet-medische mondkapjes. Zij leidt aan de TU/e de groep Membrane Materials and Processes, waar ze onderzoek doet naar kunststof membranen om onder meer kostbare materialen terug te winnen uit afvalstromen. Die membranen zou je kunnen zien als geavanceerde filters, en mondkapjes zijn ook filters, benadrukt ze.
Het coronavirus heeft een doorsnede van ongeveer een tiende micrometer. “Als je die met een eenvoudig filter wilt tegenhouden, dan heb je zulke kleine poriën nodig dat je onvoldoende lucht krijgt. Medische mondkapjes bevatten een elektrostatische laag waar de virusdeeltjes aan blijven plakken, waardoor de poriën iets groter kunnen zijn. Toch is het nog steeds geen pretje om ze te dragen.”
In de mondkapjes die niet goedgekeurd zijn voor medisch gebruik, heeft Nijmeijer weinig vertrouwen. “Zelfgemaakte kapjes van keukenrolpapier of stofzuigerzakken, maar ook stofkapjes van de bouwmarkt en de kapjes die je nu bij de drogist kunt kopen hebben te grote poriën en sluiten niet goed genoeg aan op het gezicht. Die bieden slechts schijnveiligheid, en ik ben daarom ook een grote tegenstander van het dragen van dergelijke mondkapjes.”
Sowieso moet je mondkapjes elke paar uur vervangen en voor eventueel hergebruik wassen – minimaal op zestig graden, maar in bijvoorbeeld België wordt een kookwas aangeraden, weet Nijmeijer. “Anders worden mondkapjes juist een bron van virussen. Niet-medische kapjes houden weliswaar grotere druppels tegen, maar daarvan worden ze natuurlijk wel nat, en het virus gedijt beter in een vochtige omgeving. Ik zie op straat hoe slordig mensen met mondkapjes omgaan. Je moet er niet aankomen, of ze tijdelijk afzetten om iets te drinken. Dan is het al mis.”
Afstand houden
Zelf is Nijmeijer dan ook vast van plan om twee meter afstand te houden. “Iets meer dan anderhalve meter om een veiligheidsmarge in te bouwen. Ik wil mijn gezondheid niet afhankelijk maken van de vraag of anderen wel een goed en schoon mondkapje dragen. Consequent afstand houden reduceert de verspreiding van het virus al fors, waarschijnlijk zo’n tachtig procent, en dat mondkapjes daar in theorie nog een paar procent aan toevoegen is aardig, maar ik vrees dat het vooral een excuus zal zijn om dichter bij elkaar te komen. En daardoor neemt de kans op besmetting weer navenant toe. Aan de andere kant kunnen mondkapjes in de openbare ruimte ook uitstralen dat er toch echt wel iets aan de hand is, en maakt dat sommige mensen misschien juist voorzichtiger. Mondkapjes zijn geen alternatief voor anderhalve meter afstand. Dat is een misvatting.”
Om haar argumenten kracht bij te zetten, liet de membraanexpert in haar eigen lab stukjes katoen, stofzuigerzak, keukenpapier en tissue onder de elektronenmicroscoop leggen. In de bovenstaande afbeeldingen is te zien dat de poriën in deze materialen, zelfs in de stofzuigerzak, tien tot honderd keer groter zijn dan de virusdeeltjes. “Al deze materialen zijn opgebouwd uit vezeldraden die elkaar overlappen. Om het materiaal dichter te maken worden meerdere lagen op elkaar gelegd, maar er blijven poriën zichtbaar van enkele micrometers tot wel vijftig micrometer. Vochtdruppels waar het virus in zit zijn groter, maar die komen op het masker. Je ademt, daardoor wordt de lucht in het masker vochtig. Het virus kan dan dus door het masker heen je mond bereiken.” Zoals eerder gezegd, biedt een niet-medisch masker voor de drager dus weinig bescherming.
Druppels opvangen
Desondanks zijn mondmaskers zeker niet zonder nut, benadrukt Blocken. De kans om een ander te besmetten neemt namelijk wel af doordat ze de door de drager uitgeademde druppels opvangen. “Het is inderdaad beter als de poriën kleiner zijn dan het virusdeeltje zelf, maar zelfs als dat niet zo is, is het masker niet nutteloos. Als je de druppel stopt, dan stop je ook de virusdeeltjes daarin. Het gaat dus om de grootte van de druppels en aerosolen.”
De onderzoeken van de afgelopen twintig jaar schetsen een genuanceerd beeld, zegt hij. Dat beleidsmakers heldere boodschappen willen communiceren, leidt er naar zijn inzicht echter toe dat de effectiviteit van mondmaskers wordt overdreven dan wel gebagatelliseerd, zoals tot dusverre in Nederland het geval was. “Het is nog niet eens honderd procent zeker dat het nieuwe coronavirus via de lucht verspreid kan worden, maar in dit geval wil je natuurlijk aan de veilige kant blijven.” De ‘veilige afstand’ van anderhalve meter komt overigens uit een antieke studie uit 1934, kan Blocken niet nalaten op te merken. “Daar is iedereen naderhand op voort blijven borduren, maar er zijn recentere studies die uitwijzen dat bij een flinke niesbui de druppels tot wel zes meter ver kunnen komen.”
Sportmaskers
Zelf kwam Blocken onlangs al in het nieuws met onderzoek naar de verspreiding van druppels door wandelende, hardlopende en fietsende mensen, waarbij hij benadrukte dat het veel kan uitmaken hoe je ten opzichte van elkaar beweegt. Inmiddels is de Belgische hoogleraar in samenwerking met een arts van NOC*NSF begonnen aan een project voor het testen van mondmaskers voor sporters. Uit eigen ervaring als gepassioneerd wielrenner weet hij dat sporten met een mondmasker in principe mogelijk is.
“Ik ben tijdens fietstochtjes rond mijn woonplaats al meermaals ingehaald door fietsers met een mondmasker. En mijn contact bij NOC*NSF bleek ook nog een flinke inspanning te kunnen leveren met een speciaal sportmasker op. Wat we nu willen onderzoeken, is hoe goed dergelijke maskers nog druppels tegenhouden.” Omdat bij grote inspanning het masker al snel nat zal worden, is daarbij de mate van verdamping van belang. “Daarvoor zal toch een enigszins open structuur nodig zijn.”
Er zal onvermijdelijk een compromis gesloten moeten worden tussen effectiviteit en comfort, aldus Blocken. “We willen zowel onderzoeken hoe groot de poriën moeten zijn om nog een flinke inspanning te kunnen leveren, als hoe klein ze moeten zijn om de door de sporter uitgeademde druppels nog redelijk effectief tegen te houden.”