Grote Amerikaanse internetbedrijven als Google en Amazon maken in de b2c megawinsten met de handel in data, producten en diensten van derden, ondanks – of juist dankzij – de coronacrisis. Daarmee concentreren marge en macht zich steeds meer bij een handvol giganten. De vraag is nu of dat ook het level playing field in de b2b kan gaan frustreren. TNO deed er onderzoek naar en concludeert: ‘De b2b-platformmarkt in Europa staat er goed voor, maar EU-actie is dringend noodzakelijk.’ Vergroten van het bewustzijn bij industriële ondernemers is een van de aanbevelingen.
• ‘Een ‘winner takes all’-situatie voor industriële b2b-platforms is op korte termijn minder waarschijnlijk.’
• ‘Ketens zullen veranderen in netwerken, waarin de macht over meer participanten verspreid raakt dan bij b2c.’
• ‘Bedrijven die al hun data en IT-systemen bij één cloud-leverancier hebben zitten, kunnen daar zeer afhankelijk van worden.’
• ‘Geef mkb de mogelijkheid om nauw samen te werken aan platforms of smart connected producten.’
Uber en Amazon zijn natuurlijk allang geen gewone intermediairs meer. De dienstverlening van deze platformbedrijven gaat veel verder dan vragers en aanbieders van taxiritten of producten koppelen. Bij dat koppelwerk vergaren deze platforms heel veel data over de vragers en aanbieders, en eigenen die zich ook toe. Daarmee verbeteren ze hun service en – omdat ze over schijnbaar oneindig diepe zakken met geld beschikken – dat tegen een prijs onder die van de markt. Taxichauffeurs en ook veel productleveranciers moeten een (steeds groter) deel van hun marge afstaan. Geld dat ze niet meer kunnen steken in innovatie van hun producten of diensten, in casu in het versterken van hun concurrentiepositie.
Level playing field borgen
Nu zijn dit business platforms die zich – vooralsnog – in de b2c begeven. De vraag is echter of er ook industriële b2b-platforms kunnen ontstaan, die evenzeer het level playing field kunnen frustreren en de facto voor zichzelf een monopoliepositie creëren. Daarnaar heeft Claire Stolwijk, samen met enkele collega-onderzoekers van TNO, onderzoek gedaan. In hun rapport ‘Industrial B2B platforms: The race Europe cannot afford to lose’ formuleren zij een aantal beleidsmaatregelen en technische maatregelen, die de nationale en Europese politiek en industriële bedrijven kunnen nemen om dat gelijke speelveld te borgen.
Verschillen b2c en b2b
Gezien de verschillen tussen de b2b- en b2c-markt achten Stolwijk en consorten het minder waarschijnlijk dat op korte termijn zo’n ‘winner takes all’-situatie voor industriële b2b-platforms ontstaat. ‘De b2b-markt is meer gefragmenteerd. Je ziet bijvoorbeeld platforms ontstaan die als intermediair willen fungeren. Trivest en Tradecloud bijvoorbeeld, stroomlijnen voor klanten en hun leveranciers het inkoopproces door orderdata te delen en zogenoemde value added data services aan te bieden. In de vliegtuigbouw en de automotive zijn platforms ontstaan die het logistieke proces tussen de oem’er en de toeleveranciers automatiseren. Ook in de OT-sfeer (OT staat voor operational technology, red.) zie je initiatieven, bijvoorbeeld van partijen die als intermediair fungeren tussen de gebruiker van een productiemachine en degene die voor het onderhoud moet zorgen.’
Een Amazon of Uber opereren in korte, samenhangende ketens, terwijl een industrieel b2b-platform actief is in een lange, gefragmenteerde keten met klanten en diverse specialistische toeleveranciers. ‘De toenemende complexiteit van de technologie vraagt om meer specialisten, die dankzij de digitalisering steeds gemakkelijk met elkaar kunnen samenwerken. Ketens zullen veranderen in netwerken, waarin de macht juist meer verspreid raakt over meer participanten dan in de b2c.’
Waakzaam blijven
Toch is het zaak de ontwikkelingen goed te blijven monitoren, aldus Stolwijk. Want ketens kunnen dan wel veranderen in netwerken van wederzijds afhankelijke (technisch) specialisten, op de middellange tot lange termijn zou dezelfde ‘concurrentiedynamiek’ – met slechts enkele grote spelers zoals in de b2c – ook in de b2b kunnen ontstaan. ‘De macht zal dan terechtkomen bij degenen die de platformarchitectuur en datastromen beheersen. Snelle groei van winsten voor de platformeigenaren is mogelijk, omdat investeringen in innovatie en de risico’s die daarmee gepaard gaan voor rekening van de platformgebruikers komen. Die dragen met hun producten en diensten aan het platform bij en generen ook nog eens – gratis – data voor de platformeigenaar – die daarmee voor zichzelf nieuwe kansen kan creëren. Het is daarom van groot belang om aandacht te schenken aan de middellange- en langetermijnstrategie van platforms waar de gebruiker geen zeggenschap heeft over het gebruik van zijn big data.’
Dataplatforms
In hun rapport onderscheiden de TNO-onderzoekers, naast de businessplatforms met hun rol als intermediair tussen vraag en aanbod, dataplatforms. Dat zijn cloudplatforms, maar ook platforms die decentrale architecturen (waarbij de data op meerdere locaties worden opgeslagen) aanbieden. Door de digitalisering brengen steeds meer industriële bedrijven (al) hun data naar de cloud, in casu naar de servers van partijen als Google, Microsoft Azure en Amazon Web Services. Deze trend kan een extra impuls krijgen als servitization aan populariteit gaat winnen. Dat verdienmodel is gefundeerd op het verlenen van diensten aan de hand van geanalyseerde data van de klant van de platformgebruiker.
Gemakkelijk maar gevaarlijk
Maar daarmee komt wel heel veel concurrentiegevoelige data in handen van enkele grote, vooral Amerikaanse, bedrijven. Die worden geacht Amerikaanse overheidsdiensten toegang tot die data te verschaffen, als die – met de Cloud Act (Clarifying Lawful Overseas Use of Data Act, 2018) in de hand – aankloppen. ‘Daar komt bij dat bedrijven die al hun data en IT-systemen bij één cloudleverancier hebben zitten, daar zeer afhankelijk van kunnen worden. Als afscheid nemen heel lastig en kostbaar wordt, kan die leverancier gemakkelijk prijsverhogingen opleggen of eenzijdig de leveringsvoorwaarden verslechteren.’ Industriële ondernemers, concludeert het TNO-rapport, participeren vooral in b2b-platforms vanwege hogere efficiency en groei, minder op basis van een langetermijndigitaliseringstrategie. ‘Bedrijven vinden zo’n oplossing veel gemak opleveren en – in eerste instantie – niet duur. Maar het gevaar van vendor lock-in ligt wel op de loer.’
Maatregelen
Deze situatie, aldus Stolwijk, vraagt om maatregelen. Ze denkt bijvoorbeeld aan het faciliteren van decentrale data-architecturen of het verruimen van de keuze aan cloud-aanbieders. En aan meer bewustzijn binnen de industrie van de voor- en nadelen van industriële b2b-platforms. In februari, bij de lancering van de EU-datastrategie ‘A European strategy for data’, organiseerden TNO, het Joint Institute for Innovation Policy (JIIP, een samenwerkingsverband van de onderzoeksinstituten TNO, Tecnalia, VTT en Joanneum Research) en Europarlementariërs in Brussel een workshop over b2b-platforms. Centraal in de discussie met de politici – en in de EU-strategie – stond het creëren van een level playing field, waarop actoren controle hebben over de data; individuen over hun persoonlijke data en industriële bedrijven over de niet-persoonlijke co-generated industrial data. Zodat ze daar zelf business mee kunnen maken. Neem de machinebouwer die de data van de installed base met behulp van artificial intelligence analyseert en vertaalt in een predictive maintenance-advies aan de klant.
Europese cloud
Een belangrijk instrument in het creëren van een gelijk speelveld is een Common European industrial (manufacturing) data space, een gedecentraliseerde cloud, gebaseerd op een set van afspraken voor identificatie, authenticatie en autorisatie, dus over de wijze waarop data via die cloud gedeeld worden. De International Data Spaces Association beheert die. Het moet industriële bedrijven een Europees cloud-alternatief geven dat niet in handen is van een of enkele grote partijen die met die data oneerlijk concurrentievoordeel kunnen creëren. En dat dus ook niet onderhevig is aan de Amerikaanse Cloud Act, maar wel aan EU-wetgeving als de AVG en de marktverdragen binnen de EU. Voorts moet er geïnvesteerd worden in het versterken van de Europese capaciteiten voor het hosten, verwerken en gebruik van data. En er moet duidelijkheid komen over de gebruiksrechten van de co-generated industrial data.
Ruimte aan mkb
Tegelijk wordt benadrukt dat er volop ruimte moet worden geboden aan initiatieven vanuit het mkb, per saldo de motor van de Europese economie. Claire Stolwijk: ‘Het mkb moet de mogelijkheid krijgen om nauw samen te werken aan platforms of smart connected producten. Ook directe concurrenten moeten in publiek-private samenwerkingsverbanden vrijelijk kunnen experimenteren met platformoplossingen. Hier in Nederland heeft bijvoorbeeld het fieldlab Smart Connected Supplier Network zijn waarde wel bewezen.’
Platforms: supply chain-oplossing in coronacrisis
Industriële b2b-platforms hebben zo hun nadelen, maar ook grote voordelen, die juist in de huidige coronacrisis een uitkomst kunnen blijken te zijn. Eén van de problemen waarmee veel machinebouwers en systeemleveranciers kampen, is het gebrek aan componenten die ergens achter een landsgrens zijn blijven steken of waarvan de productie achterstand heeft opgelopen. Een platform als SAP Ariba Discovery helpt inkopers en leveranciers elkaar te vinden en zo vertraagde uitleveringen of capaciteitsproblemen te minimaliseren. SAP biedt gratis toegang tot Ariba voor 90 dagen sinds medio maart.
EU investeert twee miljard in Europese data platforms
Medio februari presenteerde Thierry Breton, EU-commissaris voor de Interne Markt, zijn nieuwe EU-gegevens- en AI-strategie, waarin hij de nadruk op de ontwikkeling van Europese dataplatforms legt. Hij kondigde aan dat de Europese Commissie twee miljard euro investeert in de ontwikkeling van gemeenschappelijke EU-gegevensplatforms. Op dezelfde dag organiseerden TNO en het Joint Institute for Innovation Policy (JIIP) in Brussel een workshop met Europarlementariërs en industriële belanghebbenden, als vervolg op de onlangs gepubliceerde studie ‘Industrial B2B platforms: The race Europe cannot afford to lose’.
Belangrijkste conclusies van de TNO/JIIP-workshop zijn onder meer de noodzaak om intersectorale initiatieven voor gegevensuitwisseling te bevorderen, om de digitale Europese soevereiniteit te waarborgen en om het mkb, als ruggengraat van de Europese industrie, te bevorderen. Reinhold Achatz, cto van ThyssenKrupp en voorzitter van de International Data Spaces Association (IDSA): ‘Als aankomende, wereldwijde standaard voor gegevensuitwisseling heeft IDSA het potentieel om het fundament te vormen voor platforms op basis van Europese waarden en om gegevenssoevereiniteit aan te brengen bij kunstmatige-intelligentie-toepassingen en bij GAIA-X.’ Het Duitse GAIA-X-initiatief, waar Nederland bij is aangehaakt, bouwt voort op de inzet van de IDSA om een Europese cloud- en data-infrastructuur te creëren. Mohammed Chahim, lid van het Europees Parlement (Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten), die als gastheer optrad voor de zitting in het Europees Parlement: ‘Een proactieve benadering van het b2b-platform is belangrijk voor het Europese bedrijfsleven en kan de Europese positie op de b2c-platformmarkt versterken.’