Het aandeel mensen met een hbo- of universitair diploma in Nederland is de afgelopen veertig jaar gestaag toegenomen. Van elke 9 mensen tussen de 15 en 75 jaar was er 1 hoogopgeleid in 1981. In 2021 waren dat er meer dan drie keer zoveel: ruim 1 op de 3. Het aandeel laagopgeleiden — mensen met alleen basisonderwijs, een vmbo-diploma of een mbo-diploma op niveau 1 — maakte in diezelfde periode een omgekeerde ontwikkeling door, van bijna 58 procent naar bijna 26 procent.
Het grootste deel van de bevolking van 15 tot 75 jaar is nog steeds middelbaar opgeleid (bijna 38 procent). Dat is ruim 7 procentpunt meer dan in 1981. De laatste jaren nam het aandeel middelbaar opgeleiden iets af. Het aandeel hoogopgeleiden lag daar in 2021 met bijna 36 procent niet ver onder.
Meer beroepen met complexe en gespecialiseerde taken
Het CBS onderscheidt vier beroepsniveaus, van eenvoudige routinematige taken waarvoor weinig onderwijs nodig is (niveau 1), tot zeer complexe, gespecialiseerde taken (niveau 4). Tussen 2013 en 2020 is het aandeel van beroepsniveaus 3 en 4 toegenomen, dat van beroepsniveau 2 is kleiner geworden.
De toename van het aandeel hoogopgeleiden vertaalt zich in een toename van het percentage hoogopgeleiden in beroepen waarin men zeer complexe gespecialiseerde taken moet uitvoeren (beroepsniveau 4): van 73 procent in 2013 naar 78 procent in 2020. Dit zijn beroepen waarvoor volgens de internationale beroepenclassificatie een hoger of wetenschappelijk onderwijsniveau nodig is. Het ligt dus voor de hand dat daarin veelal hoogopgeleiden werkzaam zijn. Voor beroepen op de andere beroepsniveaus geldt echter ook dat sprake is van een toename van het percentage hoogopgeleiden.
Vooral meer hoogopgeleide software- en applicatieontwikkelaars
Binnen de beroepen met zeer complexe gespecialiseerde taken (niveau 4) kwamen er tussen 2013 en 2020 vooral meer hoogopgeleide software- en applicatieontwikkelaars bij. In 2013 waren dat er 119 duizend en dat aantal nam toe tot 199 duizend in 2020. Ook het aantal bedrijfskundigen en organisatieadviseurs nam toe (+ 46 duizend), net als het aantal artsen (+ 40 duizend).
Binnen de beroepen op niveau 3, met complexe taken waarvoor een middelbaar of hoger onderwijsniveau wordt gevraagd, blijkt vooral een toename van hoogopgeleiden bij sociaal werkers, groeps- en woonbegeleiders; van 80 duizend in 2013 naar 118 duizend in 2020. In deze beroepen zijn meer middelbaar opgeleiden werkzaam, maar vooral het aantal hoogopgeleiden is toegenomen. Ook het aantal hoogopgeleide boekhouders groeide ten opzichte van 2013. In deze beroepsgroep was daardoor in 2020 het aantal hoogopgeleiden groter dan het aantal middelbaar opgeleiden, terwijl dat in 2013 nog andersom was.
De toename van de hoogopgeleiden in beroepen met weinig tot middelmatig complexe taken, waarvoor een lager of middelbaar onderwijsniveau wordt vereist (beroepsniveau 2) blijkt onder andere uit een toename van het aantal winkeliers en teamleiders detailhandel en administratief medewerkers. In deze laatste beroepsgroep nam bovendien het aantal laag- en middelbaar opgeleiden af ten opzichte van 2013.
Verschuiving van middelbaar naar hoog bij drie beroepsklassen
Van de 13 beroepsklassen zijn er drie waar middelbaar opgeleiden in 2013 nog de grootste groep vormden en in 2020 hoogopgeleiden. Dat zijn de beroepsklassen bedrijfseconomisch en administratief; zorg en welzijn; en openbaar bestuur, veiligheid en juridisch. Voor de laatstgenoemde beroepsklasse gaat dit het sterkst op. Vooral in de beroepsgroep overheidsambtenaren, die in deze beroepsklasse valt, werken steeds vaker hoogopgeleiden.
Overigens is op basis van de beschikbare data niet na te gaan of hoogopgeleiden, bijvoorbeeld omdat ze geen werk kunnen vinden op beroepsniveau 4, uitwijken naar beroepen van een lager niveau en daar middelbaar opgeleiden verdringen. Het kan ook zijn dat het werk in bepaalde beroepen complexer is geworden, zodat er meer hoogopgeleiden worden gevraagd.