Volgens Rutger Bregman, schrijver van het boek ‘De meeste mensen deugen’, helpen wij elkaar graag – niet voor geld, maar van nature. Dus delen wij graag onze kennis. Als je medewerkers ontplooiingsruimte wilt bieden, moet je ze daarin de vrije hand geven. Temeer daar open cocreëren tot meer innovaties leidt, innovaties die een antwoord kunnen zijn op de crisissen waarin de mensheid verkeert. Deze gedachtegang conflicteert echter met het winstoogmerk van bedrijven: IP moet worden terugverdiend. Link Magazine legde zijn oor te luisteren op de uitersten van het spectrum in de hightech industrie: waar ligt de grens?
– ‘Eerst bepaalt een IP-expert van ons of het kritische informatie betreft of niet.’
– ‘Om goed te kunnen samenwerken, moeten partners vertrouwen in elkaar hebben.’
– ‘Echt concurrentiegevoelige informatie zie ik eigenlijk zelden of nooit voorbijkomen.’
– ‘Het delen van data scheelt de community heel veel zoekwerk.’
Open kennis delen of niet – waar ligt de grens?
Dé succesfactor van ASML is samenwerking. In plusminus vijftien jaar liet het semiconbedrijf zo het marktaandeel in de lithografiemarkt groeien van 25 procent in 1995 naar ruim 80 procent in 2011, ten koste van de belangrijkste concurrenten, Nikon en Canon. Dé reden daarvoor is dat ASML voor technologische vraagstukken nauw heeft samengewerkt met klanten, leveranciers en universiteiten (en dat nog steeds doet). Dat terwijl de Japanse tegenstrevers tot innovaties trachtten te komen zonder betrokkenheid van een grote supplychain.
Duidelijke regels
Nu vergt samenwerking openheid, dat bedrijven alle betrokkenen de ruimte geven kennis te delen met anderen – een belangrijk kenmerk van sociale innovatie. Tegelijk wil een bedrijf als ASML vanzelfsprekend niet alles open met iedereen delen. Waar trekt het bedrijf uit Veldhoven dan precies de grenzen? Wat mag een leverancier, klant of medewerker delen met de buitenwereld en wat niet? Daarvoor trekt Aernout Reijmer, director of security, de vergelijking met de regel die hij onlangs las op een bordje in een Zwitserse trein. ‘Er stond: “De reiziger is zelf verantwoordelijk voor het kopen van een kaartje. Doet hij dat niet en wordt hij betrapt bij een controle, dan betaalt hij boven op de kaartprijs een boete; komt dat nog een keer voor, dan betaalt hij een nog veel hogere boete.” Een goed lopend systeem heeft duidelijke regels. In de kern is dat ook de opzet van onze Knowledge Protection Policy.’
‘Een goed lopend systeem heeft duidelijke regels’
Piketpaal
Nu is bij het al dan niet kopen van een treinkaartje de grens gemakkelijk te trekken. Complexer wordt het bij het wel of niet mogen delen van kennis. Mag een medewerker die een aantal maanden met collega’s gewerkt heeft aan een technische oplossing bijvoorbeeld een klein onderdeel van die oplossing delen met derden? ‘Als het ons intellectueel eigendom betreft, is dat niet toegestaan’, zo slaat Reijmer meteen zijn piketpaal. ‘Want daar heeft ASML misschien wel miljoenen euro’s in gestoken. Vanzelfsprekend kan dat niet gedeeld worden met engineers van bedrijven die concurrenten zijn of kunnen zijn. Maar evenmin bijvoorbeeld ‘s avonds via een internetforum met die medewerker van een machinebouwer in een heel andere markt dan de halfgeleiderindustrie. Wij zijn een commercieel bedrijf dat zijn kerncompetenties ontleent aan kennisontwikkeling. Die kennis kan dus niet zonder overleg en overeenstemming gedeeld worden met derden.’
Top secret?
Waarbij wel een nuance geldt, zo verklaart communicatiemanager Sander Hofman, ook bij het Teams-gesprek aanwezig. ‘Onze leveranciers gebruiken voor hun marketing bijvoorbeeld graag ASML als referentie. Die doen in publicaties of tijdens een congresvoordracht graag uit de doeken wat ze precies voor ons gedaan hebben. Dat kan nooit zomaar. Daar moet altijd eerst een IP-expert van ons zijn oordeel over geven en bepalen of het kritische, state-of-the-art informatie betreft of niet. Of het top secret is of IP met een beperktere of geen geheimhoudingsplicht. Dat verandert wel met de tijd. Vijf jaar geleden mocht er bijvoorbeeld geen foto gepubliceerd worden van een EUV-machine zonder behuizingspanelen. Inmiddels wordt dat steeds vaker toegestaan, afhankelijk van het detailniveau dat de foto laat zien.’
Ontslag of erger
Om eigen medewerkers en die van leveranciers en klanten goed te doordringen van het belang van intellectueel eigendom voor ASML, vinden er geregeld masterclasses, workshops en andere sessies plaats om het risicobewustzijn te verhogen, best practices te delen en om te leren wat de verwachtingen van elkaar behoren te zijn. Externe partijen moeten een non-disclosure agreement (NDA) tekenen; bij medewerkers is het opgenomen in hun arbeidscontract . Overtredingen gebeuren niet per se bewust: daarom bevat die masterclass ook instructies over hoe een medewerker, leverancier of klant zichzelf en daarmee ASML beschermt tegen hackers, aldus Reijmer: ‘Een ongeluk zit in een klein hoekje en dus als je voor of met ons wilt werken, word je geacht om verantwoordelijk met ASML’s intellectueel eigendom om te gaan. Doe je dat stelselmatig niet, zonder verbetering, dan kan dat uiteindelijk leiden tot ontslag voor een medewerker of het beëindigen van een partnerschap. Of erger. In geval van XTAL (het Amerikaanse bedrijf van een Chinese oud-ASML-medewerker, civielrechtelijk veroordeeld voor IP-diefstal, red.) hebben we er een rechtszaak van gemaakt. En de rechter gaf ons gelijk.’
Geopolitiek
‘In de semicon gaat het niet langer alleen om bedrijfscommerciële belangen, maar ook om geopolitieke. Dat vraagt om een nog grotere voorzichtigheid. Dat geldt voor leveranciers, klanten en voor medewerkers, van de vloer tot de board.’ Tegelijk, erkennen Hofman en Reijmer, moeten al die regels niet de open samenwerking frustreren die ASML groot heeft gemaakt. Zo was EUV niet zo’n marktsucces geworden zonder informatie-uitwisseling over het functioneren van de technologie op de productievloer met een early adopter als TSMC. ‘Mits’, duidt Reijmer, ‘die informatie maar binnen het systeem, binnen het partnerverband blijft. Eerst maken we duidelijke afspraken. Die leggen de basis onder het vertrouwen dat partners en hun medewerkers in elkaar moeten hebben om goed te kunnen samenwerken. Als dat er is, kunnen met elkaar informatie en ideeën worden uitgewisseld om tot die onderscheidende innovaties te komen.’
Gewoon leuk
Aan het andere eind van het hightechspectrum zit eenpitter Richard Rasker van het Enschedese Linetec, dat veel engineert voor innovatieve start-ups en het mkb. Voor technische problemen raadpleegt hij regelmatig commerciële en niet-commerciële internetfora. ‘Die worden bevolkt door mensen die het gewoon leuk vinden om anderen met goede raad te helpen. De fora van chipfabrikanten hebben natuurlijk wel een zeker winstoogmerk. Die stimuleren immers het gebruik van hun chips omdat gebruikersproblemen er vaak vlot worden opgelost. Dikwijls door andere gebruikers en niet door de fabrikant; dat scheelt hun ook nog eens personeel.’ De informatie die hij er zelf deelt is vaak gebaseerd op wat zijn klanten gebruiken. ‘Maar dat is geen concurrentiegevoelige informatie. Immers, niemand weet om welke klanten en producten het gaat. Echt concurrentiegevoelige informatie zie ik eigenlijk zelden of nooit voorbijkomen. De vraagsteller laat dan weten dat hij de uiteindelijke functie van een product niet kan vertellen – en meestal is dat ook niet nodig om zijn technische vraag te beantwoorden.’
Winst voor iedereen
Rasker vindt dat het delen van technische kennis en informatie zich op de wat langere termijn ‘dubbel en dwars terugbetaalt’. ‘De nadelen zijn veel kleiner dan de voordelen, terwijl het ook nog eens mijn werkplezier vergroot. Er is een groot gebrek aan techneuten. Technische bedrijven hebben eerder te veel dan te weinig werk. Ik krijg regelmatig klussen toegeschoven van concullega’s omdat zij volgeboekt zitten. In ruil daarvoor voeren ze voor mij kosteloos werkzaamheden uit waar ik minder goed op ingericht ben, zoals RF-metingen. Momenteel leid ik een vers aangenomen elektronica-ingenieur bij zo’n concullega-bedrijf verder op aan de hand van een project: die jongen leert in hoog tempo hoe je in de praktijk dingen ontwikkelt en krijgt al zijn kleine en grote vragen vlot beantwoord. Het bedrijf ziet zijn nieuwe werknemer snel groeien qua vaardigheden en kennis zonder er veel voor te hoeven doen, ik krijg betaald zonder zelf de soldeerbout vast te hoeven houden. En de eindklant krijgt zijn product sneller. Winst voor iedereen dus.’
Strategische belangen
‘Natuurlijk wordt het een ander verhaal’, nuanceert de Linetec-man, ‘bij grote strategische belangen, wanneer er een miljoenenproduct in het spel is en een bedrijf door het vrijgeven van te veel informatie een lucratieve opdracht aan zijn neus voorbij ziet gaan. Die situatie heb ik echter als – zeg maar – kleine knutselaar nog nooit van dichtbij gezien en juist de vele voordelen van open kennis delen wel. Open tot op zekere hoogte. Ook ik krijg vrij vaak NDA’s voorgeschoteld en die leef ik dan vanzelfsprekend strikt na.’
‘Schaarste is macht, delen is innoveren’
De afgelopen weken hebben diverse Duitse industriële bedrijven contact gezocht met Yellax, een industriële kennisleverancier uit IJsselstein die openheid actief propageert en faciliteert. De Duitsers waren op internet Yellax’ BeeFinity tegengekomen, een open database waarin engineers hun data met elkaar kunnen delen. Data over gestandaardiseerde producten en over klantspecifieke ontwerpen die niet zijn terug te voeren op een bepaalde opdracht voor een bepaalde klant. Data die veelal reeds openbaar beschikbaar maar lastig te vinden zijn op internet. Een algoritme in BeeFinity checkt of data door meerdere partijen worden bevestigd en dus – naar alle waarschijnlijkheid – correct zijn, zo duidt Herbert van Donselaar. ‘De Duitsers waren jaloers op de Nederlandse openheid waarvan BeeFinity getuigt. “Die transparantie zien we hier niet eens terug binnen onze eigen organisatie, laat staan tussen bedrijven onderling”, zo was hun reactie’, verhaalt de productmanager van BeeFinity.
BeeFinity, zo stelt hij ook, is geen droom van alleen Yellax. ‘Ook de brancheorganisatie Fedet (Federatie Elektrotechniek, red.) heeft eraan bijgedragen met het beschikbaar stellen van kennis en data. Het wordt gedragen door de markt. Naast miljoenen producten die reeds via 2BA in BeeFinity beschikbaar zijn, is er nu na 1 jaar co-creatie een oogst van plusminus 30.000 elektrotechnische gecontroleerde artikelen. Deze zijn ingevoerd door de elektrotechnische community, door engineers van een veelheid van industriële bedrijven. Met als motivatie dat het delen van dit soort data die community heel veel zoekwerk scheelt. Nu gaat naar schatting 25 procent van de engineeringtijd op aan het zoeken naar specificaties die reeds publiekelijk zijn, maar niet goed beschikbaar.’ Het betreft niet-concurrentiegevoelige data, benadrukt Van Donselaar: ‘Het gaat niet om de complete bouwtekening van die machine, maar om de afzonderlijk specificaties van de honderden onderdelen waaruit die is opgebouwd. Daarin zit niet je toegevoegde waarde. Die data kun je probleemloos delen zonder dat het je concurrentiepositie aantast.’
Hij realiseert zich goed dat de industrie in zijn algemeenheid daar heel anders over denkt. Vooral in het buitenland, maar ook in Nederland. ‘Openheid vergt vertrouwen, zodat wanneer je juiste en relevante data deelt, andere gebruikers de juiste, voor jou relevante data met jou delen.’ Dat vertrouwen ontstaat volgens hem alleen in een gelijkwaardige relatie. ‘Want hiërarchie leidt tot vervreemding. Hiërarchische bedrijven – vaak de grote multinationals – hebben de meeste moeite data open te delen. Binnen deze organisaties wordt leiding gegeven op basis van controle, gebaseerd op het gangbare beeld dat de mens niet te vertrouwen is’, zegt Van Donselaar. Een mensbeeld dat de Duitse, maar evengoed de Amerikaanse en de Chinese industrie hanteren. Daarom houden ze de luiken zo veel mogelijk gesloten.’
En dat vindt hij spijtig in een hightech industrie met een overdaad aan data. ‘Hoe mooi is het als er wél een vertrouwenscultuur ontstaat die zorgt voor technologische voorsprong en bijdraagt aan een betere wereld? Door data vrijelijk te delen zou die industrie veel beter in staat zijn díe technologieën te ontwikkelen die cruciaal zijn voor de mensheid. De oude economische school’, refereert hij aan het boek ‘Nooit af’, ‘stuurt aan op het creëren van schaarste. Want schaarste is macht. Schaarse, waardevolle kennis niet delen geeft macht. Maar door wél te delen kunnen we veel sneller komen tot technologieën die bijvoorbeeld de klimaatcrisis kunnen helpen oplossen.’ Geïnspireerd door dit boek van Martijn Aslander en Erwin Witteveen deelde Yellax al voor BeeFinity een tekeningenstructuur waarmee collega-engineersbureaus onderling makkelijker data uit werktekeningen kunnen uitwisselen. ‘Niet om er zelf beter van te worden, maar om als ecosysteem efficiënter en effectiever zinvolle zaken te ontwikkelen en te ontwerpen. Zodat we samen de grote hoeveelheid urgent werk beter aankunnen.’