Hoe blijft een industriële, hardware-georiënteerde regio, die groot is geworden op de vleugels van het research-gedreven elektronicaconcern Philips, relevant in het tijdperk van open innovatie en digitalisering? Deze vraag stond centraal in de rondetafeldiscussie die Link Magazine eind vorige maand samen met design- en innovatiebureau VanBerlo in Eindhoven organiseerde. ‘Co-locatie’ blijkt een van de sleutelwoorden: wetenschappers, designers en engineers die samen aan innovatie werken. Zoals in het Innovation Powerhouse, waar de rondetafel plaatsvond, of in de Eindhoven Engine. Dit nieuwe initiatief wil kennisinstellingen en bedrijfsleven samen oplossingen voor grote (maatschappelijke) uitdagingen laten uitwerken.
Eindhoven Engine zet volgende stap in open innovatie
Innovation Powerhouse
Dit gebouw behoort tot het erfgoed van het Philips-concern en werd in 1953 op het industrieterrein Strijp-T gebouwd als energiecentrale voor de fabrieken van Philips. In de afgelopen jaren is het pand – gebouw TR – op Van Berlo’s initiatief getransformeerd in een high-profile bedrijvencentrum voor innovatieve ondernemingen.
De ambitie is een ecosysteem voor innovatie te creëren en Van Berlo bewaakt de formule, die hij als volgt heeft omschreven: ‘Een living lab voor design, architectuur, hightech hard- en software, finance, big data, patenten, dat soort disciplines.’ In en rond het Innovation Powerhouse op Strijp-T vestigen zich start-ups, innovatieve bedrijven als Additive Industries, de bouwer van industriële 3D-printmachines, en onderwijsinstellingen als Fontys Hogescholen en TU Eindhoven (TU/e). In het gebouw is geen ruim voor ‘traditionele’ bedrijven zoals de grote zakelijke dienstverleners die zich er graag zouden willen vestigen vanwege de ‘hippe’ uitstraling van het gebied. Dat vergt in de exploitatie van het vastgoed een andere, meer op de lange termijn gerichte, benadering dan de traditionele ‘quick win’ aanpak. ‘Een familie die al zestig jaar actief is in de vastgoedwereld heeft dit gebouw vier jaar geleden gekocht nadat ik hen had omgeturnd naar die nieuwe manier van denken. Ik heb respect voor hoe zij zich daarvoor hebben opengesteld.’ Innovatief is ook de manier waarop de gemeente Eindhoven samenwerkt met de initiatiefnemers en de ondernemers voor de inrichting van het gebied. ‘De bedoeling is dat de gemeente zich vooral faciliterend opstelt en dat de ondernemers kunnen meebeslissen. Dat is een moeilijke omslag voor de gemeente, maar alle lof voor hoe zij meedenken.’
De regio Eindhoven, Brainport, heeft haar opkomst als industriële hotspot van Nederland te danken aan Philips. Het elektronicaconcern bestreek een breed palet aan sectoren, gedreven door de research van het Philips Natlab. Tal van spin-offs, met lithografiemachinebouwer ASML als grootste, bouwen daarop voort. Divisies als Semiconductors en Lighting zijn inmiddels verzelfstandigd en Philips profileert zich nu als healthcare-bedrijf; de research is navenant ‘versmald’. Gespreksleider Ad van Berlo uit daarover zijn zorgen: ‘Wat betekent dat voor de regio? Veel start-ups hebben eerst ervaring bij Philips opgedaan. Hoe koesteren we die research?’
Eindhoven Engine
Precies die zorg heeft ook Maarten Steinbuch, hoogleraar regeltechniek aan de TU/e en ondernemer met Eindhoven Medical Robotics. ‘Universiteiten hebben daar een rol in als het ‘langetermijngeweten’ voor innovatie.’ Reden voor hem om het initiatief van de Eindhoven Engine te lanceren: een nieuw ‘Natlab’ waar academische onderzoekers en industriële engineers samenwerken – in co-locatie – aan innovatieve projecten en start-ups. De TU/e werkt het concept nu uit; de bedoeling is dat andere kennisinstellingen en grote bedrijven participeren en dat er op 500 mensen gaan werken. Inspiratie put Steinbuch uit de studententeams die met veel enthousiasme in korte tijd een innovatief systeem ontwikkelen en bouwen, zoals een solar car of een elektrische motor, vaak voor deelname aan een internationale competitie. ‘Waarom zou dat ook niet kunnen met teams van ‘senioren’. De Kenniswerkersregeling heeft laten zien dat het resultaat kan opleveren.’ Hij verwijst naar de regeling die de overheid in 2009 in het leven riep: kenniswerkers van bedrijven die het moeilijk hadden in de crisis konden tijdelijk met behoud van salaris, betaald door de overheid, bij een universiteit of andere kennisinstelling worden gestationeerd. ‘Zo willen we in de Eindhoven Engine jonge mensen van de universiteit en mensen uit bedrijven samenbrengen om te werken aan projecten die liefst zijn gekoppeld aan maatschappelijke thema’s.’ Steinbuch verwijst onder meer naar de grote uitdagingen die de EU heeft geformuleerd voor onderzoeksprogramma Horizon 2020. ‘Dan kies ik voor de opgave om onze industriële technologie te combineren met digitalisering en artificial intelligence (AI). De grote vraag voor een hardwaregeoriënteerde regio als de onze is hoe we de stroomversnelling kunnen adresseren die digitalisering en AI veroorzaken. We zijn nu projectideeën aan het verzamelen.’ Die uitdaging geldt niet alleen voor hardwarebedrijven maar ook voor VanBerlo, zegt innovatiestrateeg Ivo Lamers. ‘Als designbureau moeten wij mee in de digitalisering van de wereld. We houden ons nu ook bezig met de opkomst van de robotisering en hebben de eerste mensen voor AI in dienst genomen.’
Natuurlijk gebeurt er in de regio al het nodige op gebied van open innovatie, ook in co-locatie, weet Steinbuch. Hij noemt de samenwerking van het Máxima Medisch Centrum in Veldhoven en Philips rond zorginnovatie en het Holst Centre in Eindhoven, het open-innovatie R&D-centrum van TNO en het Belgische imec. Maar de Eindhoven Engine moet als ‘the next big step’ zorgen voor een schaalvergroting in open innovatie.
Gebruiker in beeld
Want de transformatie die de regio doormaakt van gesloten innovatie, zoals vroeger in het Philips Natlab, naar open innovatie, bijvoorbeeld op de High Tech Campus Eindhoven en binnenkort ook in de Eindhoven Engine, moet verder doorzetten. Veel wordt verwacht van de spin-offs en start-ups. Wat zijn hun succesfactoren, wil Ad van Berlo weten. Focus en gedrevenheid, zegt Valer Pop, ceo van LifeSense Group (25 medewerkers). Na tien jaar gewerkt te hebben bij het Holst Centre, startte hij in 2009 zijn eigen bedrijf, dat nu een trainingsoplossing voor vrouwen met incontinentieproblemen ontwikkelt. Smart underwear is voorzien van sensoren die urineverlies en activiteit detecteren en op basis van die gecombineerde informatie kan een app de vrouwen adviseren over hun training en stimuleren door de voortgang te laten zien. ‘Een klant kunnen we binnen acht weken weer kwijt zijn, want dan is zeventig procent van de gebruikers verlost van het probleem. Maar er zijn wereldwijd wel 200 miljoen potentiële klanten.’ Een veelbelovende technologie en business case dus. Bij de ontwikkeling daarvan is focus belangrijk, aldus Pop. ‘Want er is heel veel mogelijk, zeker op technologisch gebied, maar je moet wel de juiste keuzes maken. Een start-up draait om technologie, design, businessmodel én kapitaal, maar die combinatie mis ik vaak bij start-ups. Onze ambitie is de nieuwe Philips te worden, maar dan op een andere manier.’ De vooruitzichten zijn positief, want de gepatenteerde innovatie is veelvuldig bekroond en met succes in diverse landen geïntroduceerd, en Pop heeft de benodigde forse investeringen voor opschaling weten te verwerven. Belangrijk voor het succes is het betrekken van honderd vrouwen met incontinentieproblemen die het product zijn gaan testen.
Mixed feelings
Ad Vermeer herkent zich in Pop’s verhaal. Hij is de uitvinder van ’s werelds eerste selectieve oogstmachine, voor asperges, die het oncomfortabele handwerk van aspergesteken automatiseert en een hogere opbrengst realiseert. Het bedrijf waarmee hij die op de markt brengt, Cerescon, is al de vierde start-up waarbij hij betrokken was. Na jaren ontwikkelen leverde Cerescon (25 medewerkers) vorige maand zijn eerste machine af bij een betalende klant. ‘Wij hebben al drie jaar een user group die bij de ontwikkeling is betrokken. Het is verrassend hoe zij soms op andere oplossingen komen dan wij kunnen bedenken. In die user group zitten niet alleen aspergetelers maar ook een loonwerker.’ Inmiddels ziet Vermeer ook kansen voor selectieve oogstmachines voor andere gewassen en collaborative research moet daarvoor de kiem leggen. Subsidie van Horizon 2020 heeft hij al binnen.
40-plussers zijn de beste start-up-ondernemers.
Praten met klanten, én hun klanten, is ook wat Kees Gehrels voortdurend doet. Bij NXP Semiconductors, voortgekomen uit Philips, bewerkt hij als senior director new business de automotive-markt, waarin NXP met zijn chips een wereldmarktleider is. ‘Mijn focus is ADAS, autonomous driving assistance systems, waarvoor wij een enorme groei in de komende jaren voorzien.’ NXP levert aan de grote system suppliers in de automotive, maar het gaat er uiteindelijk om wat hun afnemers, de automobielfabrikanten, verwachten. ‘Wij praten daarom intensief met de klant van de klant. Bij onze directe klanten geeft die intimiteit met hun klanten soms wat mixed feelings, maar wij moeten snappen wat die eindklanten precies willen. Dat doen we tot in China aan toe, waar we ook met oem’ers praten, want daar gaat de groei heel snel.’
Philips-heritage
De Brainport-regio kan met haar innovaties wereldwijd bijdragen aan groei, maar er liggen wel enkele uitdagingen. Zo is meer internationale marketing nodig om echt toptalent hierheen te halen en zal de presentatie van de regio nog wat ‘groter’ moeten worden, minder bescheiden. Het begint al bij de start-ups die moeten leren om zichzelf beter te pitchen; van huis uit hebben techneuten dat niet geleerd. Daar zit wel een bottleneck voor de regio, signaleert Van Berlo. ‘Innovatie wordt pas een succes als de business erbij wordt betrokken.’ Hij werpt daarom de vraag op of er in het beleid voor start-ups iets moet veranderen. ‘Het begrip start-up heeft een sterke associatie met jonge mensen en technisch ideeën. Daar liggen twee problemen’, verklaart Ad Vermeer. ‘Ten eerste gaat het niet om de techniek maar om het probleem van de klant. Ten tweede slagen jonge starters vaak niet door hun gebrek aan ervaring. Je moet een combinatie van grijze haren en jonge mensen hebben.’ Van Berlo verwijst naar onderzoek waaruit blijkt dat 40-plussers de beste start-up-ondernemers zijn. Er moet een mix zijn van het Philips-dna en jonge mensen, zegt Kees Gehrels van NXP. ‘Daarom is de Eindhoven Engine zo’n gaaf initiatief. Maar het mag nog wel wat concreter worden, met meer focus, bijvoorbeeld op een sector als de automotive.’ Maarten Steinbuch erkent dat en wijst op de kansen die de Philips-heritage biedt. ‘Alles in deze regio heeft daar lijntjes naar. Die ervaring moeten we benutten in combinatie met de inbreng van jonge mensen, die gevoel voor design hebben en agile kunnen werken.’ Ad Vermeer: ‘We moeten al het goede van Philips combineren met ondernemerschap, dat daar te veel ontbrak. Door vanuit die hightech de cross-over te maken naar de agro-sector hebben we een global challenge (wereldvoedselvoorziening, red.) te pakken.’
Productie in Nederland
Valer Pop wijst voor het beleid inzake start-ups nog eens op de bekende succesformule ‘knowledge + skill + cash’ (in Dutch: kennis + kunde + kassa). ‘Kennis en kunde zijn hier in de regio 100 procent voorhanden, maar ‘kassa’ is moeilijk. Er zijn hier weinig venture capitalists (vc’s); er zou meer risicokapitaal van private investors moeten komen.’ Aan tafel blijkt sowieso weinig animo om met vc’s in zee te gaan, want die zijn gewend in software-start-ups te investeren: die kunnen snel met een eerste product op de markt komen en daarna snel opschalen, zodat de investeerder binnen een paar jaar een mooie exit kan krijgen. Ad Vermeer: ‘Een hardwaregerelateerde start-up vraagt om een ander type investeerder, met meer geduld. Voor hardware ben je eerst drie jaar aan het ontwikkelen, dat vormt een hoge drempel om in te stappen. Maar als je eenmaal succes hebt, wordt dat nadeel een voordeel: die drempel geldt dan namelijk ook voor concurrenten die je willen navolgen.’ Waar veel software-start-ups vanaf het begin dromen van een exit, moet men er aan tafel weinig van hebben. Maarten Steinbuch: ‘Ik geloof niet in vc’s en ik wil geen exit. Voor Eindhoven Medical Robotics heb ik private investors gezocht. In tien jaar willen we naar 1.000 medewerkers groeien en onze robots willen we in Nederland laten produceren.’ Dat laatste is ook het streven van Valer Pop, maar hij bepleit wel een wereldwijde marktbewerking. ‘Die internationale aanpak heeft ons veel gebracht.’ Tegelijkertijd komt de internationalisering ook naar Eindhoven, zegt Kees Gehrels:’ ‘Ik heb hier een team van 35 mensen, met twintig verschillende nationaliteiten. Dat werkt geweldig.’ Maar niet alleen het hooggeschoolde talent dat de regio nodig heeft verdient aandacht, bepleit Ivo Lamers. ‘We mogen ook de mensen die in de fabrieken werken niet vergeten wanneer alles gerobotiseerd wordt. We moeten hen betrekken bij de ontwikkelingen.’