Reshoring vergt ‘lef’ aldus Toine van de Ven, directeur van CAPI Europe, producent van bloem- en plantenpotten. Het bedrijf heeft veel media-aandacht gekregen omdat het de daad bij woord heeft gevoegd en wél de stap heeft gezet de productie grotendeels uit China terug te halen. Redenen: de taalbarrière, de cultuurverschillen, de focus op quick fix en niet op continuïteit, de valutaproblemen, het reizen, het transport, de lange doorlooptijden, het gebrek aan flexibiliteit en – last but not least – het ontbreken van elke vorm van duurzaamheid. Veel Nederlandse bedrijven hebben evenzeer met die problemen te maken, maar zetten die stap niet. Want er is ‘lef’ voor nodig: het is niet eenvoudig een goed automatiseerde fabriek op te bouwen en een toeleverketen in te richten met betrouwbare leveranciers. En dan is het jammer dat de overheid reshoring nauwelijks stimuleert, vindt de directeur van het Tilburgse bedrijf. ‘Politici en belastingambtenaren komen hier wel langs, maar alleen om te kijken. Want met een toegankelijke subsidieregeling komen ze niet over de brug.’
CAPI produceert inmiddels zo’n 70 procent van zijn producten in Nederland – de rest zit nog in China – en exporteert naar tachtig landen, waarvan veel buiten de EU. En dus heeft het met een toenemend aantal handelsbarrières te maken. ‘Vooral Aziatische landen doen hun best met protectionistische maatregelen de eigen markt af te schermen. China zou ik kunnen beleveren vanuit mijn Chinese vestiging, ware het niet dat Chinezen de voorkeur geven aan producten uit Europa. Ze hebben meer vertrouwen in de productiekwaliteit hier’, aldus Van de Ven die gebruik maakt van expediteur Merzario uit Rotterdam. Grondstoffen toegeleverd krijgen in Nederland is minder een probleem. Natuurlijk loopt hij nu het risico dat, als de dollarkoers stijgt, granulaatleveranciers hun waar liever verkopen aan dollarlanden. ‘Maar ik ben daar niet bang voor. Ik heb betrouwbare leveranciers, want ik ben zelf een betrouwbare afnemer.’
Een van zijn dromen is helemaal local4local te gaan werken, om ‘het weinig duurzame gesleep met potten over de wereld’ zoveel mogelijk te voorkomen. ‘Ik heb nu een grote klant in Australië. Daar wil ik graag een kopie neerzetten van mijn fabriek in Tilburg. Daar is ook regelgeving die zaken als duurzaamheid en arbeidsveiligheid borgt. Dus daar kan ik volgens mij eigen normen produceren zonder last te hebben van Australische concurrenten die dat niet hoeven.’
Zie ook de themaverhalen over ‘Zaken blijven doen in een dynamische wereld’ vanaf pagina 12.