De kabinetsformatie duurt eindeloos, waardoor we nog altijd geen missionair minister van volksgezondheid hebben. En dat terwijl we in (de nasleep van) een medische én maatschappelijke crisis van ongekende omvang zitten. Toch heeft diezelfde crisis ook laten zien dat een gedeeld gevoel van urgentie ontwikkelingen versnelt. Kan de nieuwe minister daar iets van opsteken? Over dat en meer ging de online discussie die Link Magazine samen met aandrijfspecialist maxon hield.
- ‘De patiënt wordt er nooit bij gevraagd, terwijl die toch vooropstaat.’
- ‘Je moet onderscheid maken tussen het proces en de outcome.’
- ‘Het zijn niet de technologiebedrijven die met briljante ideeën komen, maar vooral de artsen en chirurgen.’
- ‘De afgelopen periode heeft geleerd dat je soms iets meer risico moet nemen.’
‘Mensen weten niet altijd wat het beste voor hen is’
Het gaat bij deze rondetafel wederom over kosten, effectiviteit en de menselijke factor. Net als bij de vorige discussie over zorginnovatie, begin dit jaar. Ook die bijeenkomst organiseerde Link samen met maxon, leverancier van precisiemotoren en ontwikkelpartner voor onder meer medische technologie. Gespreksleider Johan Linssen gooit er bij deze tweede discussie over zorginnovatie meteen een prikkelende stelling in: ‘Mag een technologische oplossing, die geobjectiveerd beter is voor een patiënt én goedkoper is voor de zorg, vóórgaan ten opzichte van de wens van een patiënt?’ De ja’s en nee’s blijken redelijk in evenwicht. Pieter De Wilde van Unitron zegt nee, ‘want resultaten zijn niet alleen afhankelijk van de technologie, maar ook van de patiënt als individu.’ Pim Kat, van Amazec Photonics en voorheen Technobis, geeft een volmondig ja: ‘Ik ben een technology push man.’ Zijn opvolger bij Technobis John de Kok houdt ook veel van techniek, maar zegt toch nee. ‘Discussies worden vaak door het gehele medische ecosysteem gevoerd, maar de patiënt wordt daar nooit bij gevraagd, terwijl die toch vooropstaat.’ Gerwin Smit van TU Delft onderzoekt handprotheses en mede op basis van eigen observatie onderschrijft hij de stelling. ‘Mensen weten niet altijd wat het beste voor hen is. Het kan kosten heel erg opdrijven als ze alleen maar kiezen voor wat zij denken dat het beste is. Een heel geavanceerde handprothese hoeft functioneel niet beter te zijn dan een eenvoudiger model.’ Jeroen van den Hout van LivAssured kijkt vooral naar het macroniveau en is het dan eens met de stelling, terwijl Lieke Poot van Isala Ziekenhuizen naar nee neigt. ‘Op macroniveau zeggen we misschien wat anders dan op individueel niveau, maar de patiënt heeft uiteindelijk de laatste stem in de regie over zijn behandeling. Bovendien kun je niet geobjectiveerd bepalen wat beter is voor een specifieke patiënt als je die nog niet hebt behandeld.’
U vraagt, wij draaien?
Fenna Heyning van STZ bepleit shared decision making. ‘Het allerbelangrijkste is welke waarde een oplossing kan toevoegen voor de patiënt; soms kan dat zelfs helemaal niets doen zijn. Maar samen beslissen is zeker niet hetzelfde als: u vraagt, wij draaien. Je moet onderscheid maken tussen het proces en de outcome. Want er is ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het budget is niet oneindig en vergeet ook niet de schaarste aan arbeidskrachten in de zorg. Dan is het de rol van de zorgverlener om in gesprek erachter te komen wat belangrijk is voor de patiënt, door dieper te graven naar de vraag achter de vraag. Dat is misschien niet de mri waar de patiënt om vraagt, maar de geruststelling dat hij geen hersentumor heeft. Misschien is die ook wel op een andere manier te geven. Het gaat erom voor de gewenste uitkomst de beste weg daarnaartoe te kiezen.’ Talida Doedens van Patiëntenfederatie Nederland zegt nee, maar kan zich vinden in de nuancering van ‘u vraagt’. ‘Het is wel belangrijk dat de wens van de patiënt in de beslissing wordt meegenomen. Dat hoeft niet per se die mri of handprothese te zijn, maar het probleem dat hij of zij opgelost wil zien.’
Antibiotica en thuisbevallingen
De wensen van patiënten zijn deels cultureel bepaald, klinkt het aan de virtuele tafel. In België en zuidelijker landen worden antibiotica veel meer voorgeschreven dan in ons land, weet De Kok. ‘Artsen zijn hier veel strenger. Daardoor is resistentie hier minder een probleem en werken antibiotica beter als ze écht nodig zijn. Een goede professional kan uitleggen dat het beter is om die paar dagen snotterigheid uit te zieken, terwijl te veel toegeven aan de vraag juist problemen kan opleveren.’ Jurriaan van Rijswijk van Games for Health biedt hulp: ‘Wij hebben een onderhandelingsspel gemaakt dat artsen leert omgaan met patiënten die per se antibiotica willen.’ De Wilde, enige Belg in het gezelschap, wijst dan weer op een Nederlandse ‘eigenaardigheid’: thuisbevallingen. ‘Terwijl er in het ziekenhuis veel minder complicaties optreden en het kind meer kansen heeft als het toch misloopt, worden in Nederland vooral de positieve kanten van thuis bevallen belicht. Dat is ook waarom ik nee zeg tegen de stelling. Veel aanstaande mama’s voelen zich beter in de thuissituatie, en dat aspect mag je bij een technologische oplossing nooit vergeten. Technologie kun je alleen verbeteren door het gesprek aan te gaan en zo de feedback-loop te sluiten.’ Dat is precies waarom Kees Haverkamp als ‘diehard techneut’ tegen de stelling is. ‘De laatste jaren heb ik in de financiële sector gezien dat je met feedback-loops systemen nog beter kunt maken. Die continue cyclus van feedback en optimaliseren heb je altijd nodig. Ga je nu zaken doordrukken zonder überhaupt de wens van de patiënt mee te nemen, dan stop je die innovatiecyclus.’
Digitaliseren en anticiperen
Linssen is blij met de uiteenlopende reacties op de ‘ongenuanceerde’ stelling. Wel vraagt hij zich af – op basis van eigen impressies uit Afrika – of we ons in 2080, als door de vergrijzing het aantal patiënten sterk is toegenomen, de luxe van focus op de individuele patiënt nog wel kunnen veroorloven. Heyning is optimistisch. ‘Ziekenhuis OLVG en Luscii (app-ontwikkelaar, red.) hebben vorig jaar een coronacheck-app ontwikkeld, waarin ongeruste burgers hun symptomen konden invullen. Het algoritme bleek 80 procent te kunnen geruststellen. Twijfelgevallen werden nagebeld, waarna nog maar een heel klein deel fysiek naar het OLVG hoefde te komen. Dus ook bij grote aantallen patiënten hoef je de individuele behandeling niet te schrappen, maar je moet het wel anders organiseren dan in het verleden; niet altijd iedereen meteen fysiek naar huisarts of ziekenhuis laten komen.’ Van Rijswijk: ‘We zitten nu middenin de gepersonaliseerde zorg, maar in 2080 werken we anticiperend. Dan kunnen we een week van tevoren al voorspellen dat je een hartinfarct krijgt.’ Dit spreekt Doedens aan. Zij werkt in de zogeheten Vliegwiel-coalitie aan digitale transformatie in de zorg, met een voorname rol voor telebegeleiding. ‘We zien nu al dat patiënten beter signalen leren herkennen en daardoor eerder zelf actie ondernemen, zodat patiënten minder vaak voor een controleconsult naar het ziekenhuis hoeven en zelfs opnames worden voorkomen. Juist digitale zorg en technologie dragen eraan bij dat we de zorgvraag kunnen blijven behappen, terwijl de individuele patiënt keuzevrijheid houdt.’
Bullshit of bewijs
De tweede stelling is misschien wel net zo prikkelend: ‘Technologiebedrijven claimen vaak dat ze de heilige graal hebben gevonden.’ Gespreksleider Linssen noemt Games for Health ‘een partij die heel goed en slim gebruikmaakt van marketing’. ‘Jurriaan, is de zorg wel bestand tegen jouw marketing zonder te weten of jouw oplossing effectief is?’ Van Rijswijk zat bij Op1 aan tafel om te praten over gamen als oplossing bij lymfeklierkanker. ‘Dan krijg je 15.000 hits per seconde op je website. Maar de belangrijkste ambassadeurs voor onze producten en oplossingen zijn verpleegkundigen. Als zij onze oplossingen in hun dagelijks werk gebruiken, zeker op de ic (zoals een digitaal dagboek dat verpleegkundigen en familieleden bijhouden voor de patiënt, red.), is dit voor mij het bewijs dat we iets goeds hebben gemaakt.’
‘De feedback-lus moet veel korter’
Poot spreekt regelmatig start-ups die ervan overtuigd zijn dat hun product beter voor de patiënt is en goedkoper voor de zorg. ‘Maar hoe stel je met elkaar vast wat beter en goedkoper is en wat je meeneemt in de berekeningen? Op het moment dat iets op de markt komt wordt het aangeprezen, maar pas na een langere periode van onderzoek en implementatie kun je zeggen of het toegevoegde waarde heeft.’ Het gaat om tijdrovende exercities, weet Linssen. ‘Kan er dan sprake zijn van peer pressure, om toch maar sneller ja te zeggen tegen een nieuw product?’ Kat reageert vanuit zijn ervaring bij Technobis. ‘Het zijn niet de technologiebedrijven die met briljante ideeën komen, maar vooral de artsen en chirurgen die in hun praktijk iets bedenken en zelf overtuigd zijn van het briljante van hun vinding.’ Naast peer pressure kan de marktwerking een rol spelen, vult Poot aan. ‘Als andere ziekenhuizen dat nieuwe product al hebben, kun jij als ziekenhuis niet achterblijven. Een deel van de oplossing is de zorgprofessionals meer een stem te geven bij de vraag of een product echt toegevoegde waarde heeft.’
Praktisch kader, landelijke richtlijn
De vorige discussie over zorginnovatie werd besloten met een brief aan de minister van Volksgezondheid. Deze keer mogen de deelnemers zelf op de stoel van de minister gaan zitten. Pieter De Wilde gaat een ‘zeer praktisch kader’ creëren voor het naar de markt brengen van innovatieve technologie. ‘De feedback-lus moet veel korter.’ Pim Kat wil helpen de valley of death van innovatie, tussen vinding en certificering dan wel marktintroductie, te overbruggen. Lieke Poot wil dus kijken wat er valt mee te nemen uit de afgelopen coronaperiode. ‘Dat zit voornamelijk in het versnellen van technische innovatie door samenwerking. Het concurrentiemodel speelde minder, omdat er urgentie was. Dat moeten we zien vast te houden.’ Jeroen van den Hout mikt op een landelijke richtlijn die vastlegt hoe zorginnovaties te implementeren. ‘Nu hangt het af van toeval en marketing of iets bij de patiënt terechtkomt. Ieder ziekenhuis, iedere zorginstelling bekijkt het individueel. Veel ondernemers lopen daarin vast, en besteden er ongelooflijk veel geld en energie aan. Dan is het effectiever als je van tevoren houvast hebt.’ Gerwin Smit ziet kansen in het schrappen of verruimen van regels die zorgen dat innovatie heel duur wordt. ‘Het is wel belangrijk om regels te hebben, om de risico’s te verkleinen, maar een deel van die regels creëert vooral schijnveiligheid. De afgelopen periode heeft geleerd dat je soms iets meer risico moet nemen.’
Maatwerk en schaalvoordelen
Fenna Heyning vat enkele pleidooien samen. ‘Je moet inzetten op de uitkomsten: wat doet er werkelijk toe? Daarvoor hoef je niet méér consultants uit de kast te trekken, maar is naast de wens van de patiënt ook de werkelijke wens van de zorgverlener heel belangrijk.’ De Kok: ‘Zorgprofessionals weten heel goed wat nodig is; daar zal ik als minister van afblijven. Wel wil ik het zorgecosysteem meer vormgeven gericht op samenwerking.’ Talida Doedens gaat het patiëntperspectief structureel meenemen in beleid. ‘Er moet ruimte blijven voor maatwerk en tegelijk voor digitalisering van de zorg.’ Kees Haverkamp wil vanuit zijn ervaring in de financiële wereld het financiële systeem van de zorg tegen het licht houden. ‘Ik zie daar ongewenste prikkels, of juist gewenste die niet ontstaan.’ Ook Jurriaan van Rijswijk verwijst naar andere sectoren. ‘Waarom moeilijk doen door te gaan uitzoeken hoe we in de zorg slimmer kunnen werken? In andere industrieën doen ze dat al en gebeurt het ook nog eens veilig. Ga gewoon bijvoorbeeld een bankapplicatie inzetten in het zorgbedrijf. En kijk ook naar schaalvoordelen: wij doen nu zaken met ziekenhuizen in de VS en Zuid-Afrika die groter zijn dan ons hele zorgstelsel, met een ic-capaciteit die groter is dan die van heel Nederland. Waarom niet alle Nederlandse ziekenhuizen vanuit één organisatieperspectief benaderen?’ De nieuwe minister kan aan de bak.
Deelnemers
- Talida Doedens, senior adviseur patiëntbelang bij Patiëntenfederatie Nederland;
- Kees Haverkamp, chief technology officer Yes We Can Clinics voor geestelijke gezondheidszorg;
- Fenna Heyning, opgeleid als internist/hematoloog, nu directeur STZ (Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen);
- Jeroen van den Hout, ceo LivAssured, start-up die device voor detectie van epilepsie ontwikkelt;
- Pim Kat, voormalig eigenaar Technobis Group en medeoprichter Amazec Photonics, start-up die fotonische diagnostiek voor hartfalen ontwikkelt;
- John de Kok, ceo Technobis Group, ontwikkelaar en leverancier van hightech instrumenten en modules;
- Johan Linssen, chief strategy officer Yes We Can Clinics (gespreksleider);
- Lieke Poot, klinisch fysicus en chief medical information officer Isala-ziekenhuizen;
- Jurriaan van Rijswijk, medeoprichter Games for Health, ontwikkelaar van serious games voor de zorg;
- Gerwin Smit, universitair docent TU Delft en initiatiefnemer Project Inspiration (ontwikkeling wereldwijd toegankelijk beademingsapparaat);
- Pieter De Wilde, commercieel directeur Unitron, ontwikkeling en productie van innovatieve life-science producten.