“De Nevi Inkoopmanagersindex voor de Nederlandse industrie is licht gedaald, van 49,6 in januari naar 48,7 in februari, wat duidt op een verdere afname van de bedrijvigheid. De industriële productie nam in zeer geringe mate toe, terwijl orderportefeuilles en voorraden van materialen na een kleine toename in januari weer daalden. Het aantal nieuwe orders is verder afgenomen, zij het in geringe mate.
Hoewel de industriële productie vermoedelijk eind 2022 de bodem bereikte, is het duidelijk dat industriële ondernemingen nog steeds bezig zijn met het afbouwen van overtollige voorraden materialen en halffabricaten die tijdens de pandemie zijn ontstaan. De rente is sinds vorig jaar snel opgelopen, wat de financiering van voorraden duurder maakt. Bovendien is de logistieke chaos van de pandemie voorbij en zijn de tekorten aan materialen opgelost, wat het aanhouden van grote voorraden onnodig maakt, zeker gezien de zwakke vraag.
Aangezien de ketens in de industrie lang zijn en industriële bedrijven veel materialen en producten aan elkaar leveren, zorgt de afbouw van voorraden voor zwakke vraag binnen de sector. Anderzijds heeft deze dip leveranciers van materialen voorin de keten de kans gegeven te herstellen, waardoor autofabrikanten en machinebouwers eindelijk weer over voldoende onderdelen kunnen beschikken om de productie op te voeren.
De meeste voorraad lijkt overigens al gedurende het vierde kwartaal van 2022 te zijn afgebouwd. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de voorraden in Nederland in het vierde kwartaal met 5,5 miljard euro zijn afgenomen. Gecorrigeerd voor prijseffecten komt dat neer op maar liefst 0,7 procent van het bruto binnenlands product. De laatste keer dat voorraden zo sterk afnamen was in 2009, tijdens de kredietcrisis.
Producenten van halffabricaten zagen in februari de kosten duidelijk afnemen. Dit is waarschijnlijk deels het gevolg van de zwakke vraag, maar vooral van de lagere prijzen voor gas en olie, energiebronnen die hard nodig zijn voor de productie van halffabricaten zoals chemicaliën en metalen. Omdat de gasprijzen nog steeds zo’n drie keer zo hoog zijn als twee jaar geleden, is het voor de Europese industrie, die vooral afhankelijk is van aardgas, echter nog steeds lastig concurreren met meer van steenkool gebruik makende fabrieken in bijvoorbeeld China en India. Want ook de prijzen van andere energiebronnen zoals steenkool zijn gedaald.
Het is daarom goed mogelijk dat ook de huidige energieprijzen de zware industrie nog dwars zullen zitten. Dit blijkt mede uit het feit dat de zware industrie nog steeds op de rem staat. Hoewel de Europese groothandelsprijzen van aardgas inmiddels zijn gedaald tot het niveau van voor de Russische invasie in Oekraïne, is het gasverbruik van de Nederlandse industrie nog niet aan het stijgen. Het lijkt er dus op dat de zware industrie de productie nog steeds sterk beperkt. Nederlandse ondernemers zijn nog steeds optimistisch over de productie in de komende twaalf maanden. De zware industrie uitgezonderd is de sector een hevige crisis bespaard gebleven, en enige groei lijkt inderdaad binnenkort mogelijk. Een sterke groei van de productie lijkt op korte termijn echter onwaarschijnlijk.”