Na jaren lobbyen is Brainport eind vorig jaar door het kabinet aangewezen als derde economisch kerngebied, naast Schiphol en de Rotterdamse haven. Deze maand is er een Nationale Actieagenda Brainport bij de politieke partijen in de Tweede kamer ingediend waarin er op hoofdlijnen wordt gemotiveerd waar de extra miljarden euro’s aan overheidsgelden in geïnvesteerd zouden kunnen worden. Die toekenning betekent dat de beleidsmakers in de Eindhovense regio erin geslaagd zijn aan te tonen dat investeren in de hightech industrie in het economisch kerngebied rond Eindhoven goed is voor het hele land. Een bewijsvoering die lastig en tijdrovend is en een van de belangrijkste redenen is waarom het formuleren en uitvoeren van dergelijk regionaal industriebeleid veel tijd vergt in Nederland.
We mogen dan in een klein land leven, voor het opstellen en snel uitvoeren van een industriebeleid lijkt ons land eigenlijk nog te groot, betoogt Fokko Leutscher. Hij is sinds begin dit jaar algemeen directeur van Frencken Europe, maar werkte voordien tien jaar voor ASMI in Singapore. Het landje, met 716 km² net iets groter dan de Nederlandse Noordoostpolder, beschikt over een Economic Development Board die onderzoekt welke de beste ontwikkelingsgebieden zijn, om daar vervolgens zelfstandig veel en snel in te investeren. ‘In reactie op de komst van Europese bedrijven als ASMI naar Singapore die zelf een supply chain voor hoogprecisie metaalwerk moesten opbouwen, hebben ze daar een hightech industrieprogramma opgezet. Op basis van je targets in omzet- en investeringsgroei en de toename van de toegevoegde waarde per werknemer krijg je belastingverlaging, tot wel 100 procent. Of je krijgt subsidie, van tonnen tot miljoenen euro’s, voor de investeringen in bijvoorbeeld een innovatieve reactor of machine, op voorwaarde dat je die daar ook bouwt. Ook voor het overhevelen van hoogwaardige arbeid naar Singapore kun je financiële ondersteuning krijgen.’ In zijn ervaring ging het steeds om substantiële subsidies of vrijstellingen die meestal binnen een paar maanden, soms zelfs binnen een paar weken, werden toegekend. ‘Maar’, voegt hij er direct aan toe, ‘die snelheid kan daar behaald worden omdat het in zo’n klein land voor iedereen evident is dat die investering van overheidsgelden ten goede komt aan de economie van het hele land. In Nederland ligt dat minder voor de hand. En dan is het goed dat regionale bestuurders dat nationale effect eerst goed duidelijk maken. Gelukkig raken partijen als Brainport Development daar steeds beter bedreven in’, refereert hij aan de toekenning tot economisch kerngebied.
Die toets van nationaal effect moet individuele bedrijven echter niet gelden, aldus Leutscher. Joep Brouwers, adjunct-directeur van Brainport Development en nauw betrokken bij het opstellen van de actieagenda gaat er niet vanuit dat aan bedrijven die eis gesteld zal worden bij het aanvragen van subsidie. ‘Daaraan zal zijn voldaan met het definitief vaststellen van de agenda.’ Dat kan overigens nog wel even duren, maakt hij duidelijk: ‘Begin april is de agenda ingediend bij de politiek in Den Haag. De definitieve investeringskeuzes – voor zaken als talentontwikkeling, research & development en infrastructuur – zullen pas gemaakt worden in samenspraak met het nieuwe kabinet.’ Met andere woorden, aldus Brouwers: in ons relatief grote land, waar eerlijk delen hoog in het vaandel staat, is en blijft een slagvaardig uitgevoerd industriebeleid ‘nog geen vanzelfsprekendheid’.
Artikel stond in Link magazine, Southern Netherlands Special 2017