Midden- en kleinbedrijf in de industrie minder vervuilend

0

Ondernemers in de industrie staan voor de grote uitdaging om hun bedrijf te verduurzamen. Dat betekent dat ze niet alleen moeten nadenken over nieuwe productiemethoden en materialen, maar ook over nieuwe verdienmodellen. David Kemps, sectorbanker, en Albert Jan Swart, sectoreconoom, signaleren een aantal flinke uitdagingen.

Momenteel zijn er circa 90.000 bedrijven in Nederland actief in de industrie. “Tekenend voor de industrie is dat bij wijze van spreken slechts een handjevol bedrijven een enorme stempel drukken op de CO2-uitstoot”, zegt David Kemps, sectorbanker voor de industrie bij ABN AMRO en in die hoedanigheid ook een klankbord voor ondernemers, investeerders en andere stakeholders. “De gehele industrie stoot zo’n 50 megaton CO2-equivalent uit. Ongeveer de helft daarvan komt van slechts tien grote bedrijven.”

Midden- en kleinbedrijf minder vervuilend

De industrie is in Nederland de grootste uitstoter van CO2 van alle sectoren. “Maar veel midden- en kleinbedrijven in deze sector zijn dat niet”, zegt Albert Jan Swart, die als sectoreconoom van ABN AMRO de economische cijfers en verwachtingen voor de industrie monitort. “Zij maken ‘slechts’ gebruik van de materialen en grondstoffen van de grote producenten van bijvoorbeeld staal en plastic. We kunnen bedrijven in de industrie dan ook niet allemaal over één kam scheren. Midden- en kleinbedrijven in de industrie kennen zo hun eigen uitdagingen.”

“Het overgrote deel van deze sector bestaat uit midden- en kleinbedrijven, die veel minder vervuilend zijn”

Chemie bespaart al energie

De emissiereductie in de sector komt maar mondjesmaat tot stand. Kemps: “De industrie moet ten opzichte van 1990 in 2030 de CO2-uitstoot met 66 procent hebben gereduceerd. In 2022, het jaar dat veel productie kwam stil te liggen, lag de CO2-uitstoot 43 procent lager dan in 1990. Zelfs dan is het nog lang geen 66 procent.” Maar ook in dit geval mogen we de sector niet generaliseren. Kemps: “Chemiebedrijven zijn bijvoorbeeld al tientallen jaren bezig met het besparen van energie om hun energierekening zo laag mogelijk te houden en hun uitstoot van schadelijke stoffen te beperken. Die hebben al heel wat stappen gezet. En de afgelopen tien jaar ook steeds meer op het gebied van duurzaamheid, zoals het gebruik van biogrondstoffen in plaats van fossiele grondstoffen.”

Focus op duurzame materialen

Energiebesparing is binnen de subsectoren kunststofbewerkers en de verpakkingsmiddelenindustrie weer een heel andere uitdaging. De productie van granulaat – grondstof in de vorm van de plastic korrels – laat een flinke voetafdruk na vanwege het grote energieverbruik en het gebruik van fossiele grondstoffen. Kemps: “Maar de Nederlandse bedrijven in de sector produceren het plastic niet zelf. Ze zijn de afnemer en bewerker. Ze kunnen hun processen zo energie-efficiënt mogelijk inrichten en elektrificeren, maar veel meer kunnen ze niet doen. Daarom maken ze steeds vaker gebruik van biogebaseerde kunststoffen of gerecyclede kunststof.”

Vanuit regelgeving wordt steeds meer naar de uitstoot binnen de hele keten gekeken, met als gevolg dat ook kleinere bedrijven verantwoording moeten afleggen. Te denken valt aan de nieuwe Europese CSRD-richtlijn voor verplichte duurzaamheidsrapportage. Kemps: “Grote beursgenoteerde bedrijven moeten hun keten steeds meer in kaart kunnen brengen en verantwoording afleggen over hun CO2-footprint door de keten heen. En dat legt weer druk op midden- en kleinbedrijven die aan hen leveren. Ook zij moeten weten wat hun individuele footprint is. Bedrijven die dat al inzichtelijk kunnen maken zijn dan ook in het voordeel ten opzichte van hun concurrenten. Zij kunnen makkelijker zakendoen met ondernemingen die CSRD-plichtig zijn en inschrijven op openbare aanbestedingen.”

“De maatschappelijke schijnwerper staat op de kunststof- en verpakkingsindustrie vanwege het feit dat plastic zwerfafval overal zichtbaar is”

Dat betekent dat ook kleine en middelgrote toeleveranciers duurzamer moeten worden. Bovendien neemt de maatschappelijke druk toe. Swart: “Neem de kunststof- en verpakkingsindustrie. Daar staat de maatschappelijke schijnwerper op vanwege het feit dat plastic zwerfafval overal zichtbaar is.”

Bijmengen gerecycled materiaal

Overheden spelen hierop in door met wet- en regelgeving te komen om het gebruik van gerecycled materiaal af te dwingen. Zo is de Europese richtlijn PPWR in de maak. Deze verplicht zowel grote als kleine bedrijven in deze subsector tot minimaal 35 procent bijmenging in 2030. Swart: “Bedrijven moeten dan meer gerecycled plastic of bioplastic in hun producten verwerken. Nederland wil hierin vooroplopen en heeft – vooralsnog – de ambitie om al in 2027 te starten met een verplichting van 15 procent bijmenging. In 2030 moet dat oplopen naar het Europese percentage van 35 procent.”

Aanpassen van machines

Een regel als deze heeft veel impact op de bedrijfsvoering van midden- en kleinbedrijven. Swart: “Gerecycled materiaal gedraagt zich namelijk anders dan virgin plastic, dat helemaal nieuw is. Dat betekent dat bedrijven moeten experimenteren met de juiste receptuur en de afstelling van de machines en dat ze wellicht zelfs fabrieken moeten aanpassen. Gerecycled plastic van een goede en constante kwaliteit is schaars en kost momenteel meer dan virgin plastic. Deze extra kosten zijn moeilijk door te berekenen aan de afnemer en consument. Die gaan vaak juist uit van een korting vanwege het gebruik van recyclaat. Bij met name kleinere bedrijven met minder onderhandelingskracht zal dat de winstgevendheid onder druk zetten.”

Innovatiever worden

Het betekent ook dat de bedrijven in de industrie innovatiever moeten worden. Swart: “Het gebruik van meer niet-fossiele grondstoffen vraagt om aanpassingen in het ontwerp van de producten. Bioplastic is doorgaans minder stevig dan virgin plastic. En dan kun je als fabrikant bijvoorbeeld opeens geen tien plastic bakken meer op elkaar stapelen, maar slechts zes. Dat heeft weer impact op de vervoerskosten, tenzij je het ontwerp aanpast. Veel ondernemers in de industrie – en dan met name die in kunststof- en verpakkingsindustrie – moeten kortom echt in beweging komen. Ze moeten opnieuw nadenken over vormen en materialen. Terug naar de tekentafel dus.”

Verdienmodellen

Het goede nieuws is dat Swart ook veel kansen ziet voor mkb’ers. “Zeker wanneer ze zich richten op nieuwe verdienmodellen, waarbij ze niet langer alleen een product verkopen, maar ook een dienst. Dit staat bekend als servitization”, zegt Swart. “Veel bedrijven zijn daar nu intensief mee bezig. Voorbeelden zijn onderhoudscontracten bij productiemachines of het zodanig digitaliseren van machines dat de fabrikant op afstand de prestaties van de machine kan optimaliseren. Maar ook kan bijvoorbeeld een fabrikant van liften per rit betaald worden in plaats van eenmalige verkoop van de lift. De fabrikant blijft eigenaar van de lift, onderhoudt deze en aan het eind van de levensduur wordt de lift gerepareerd en opnieuw gebruikt of gerecycled.”

Link magazine september 2024. Thema: Elektrificatie/waterstof.
Vraag exemplaar op: mireille.vanginkel@linkmagazine.nl

Van machines naar diensten

Dit soort innovaties vraagt veel van ondernemers in de industrie. Swart: “Ineens verkoop je geen hardware meer, maar ben je dienstverlener. Daar hoort dan bijvoorbeeld ook een heel eigen facturatiesysteem bij. En een heel andere relatie met de klant.” Toch is deze ontwikkeling onvermijdelijk binnen de industrie. Bedrijven moeten nu eenmaal minder CO2 gaan uitstoten. “En bij uitstek in de industrie wordt veel gewerkt met fossiele grondstoffen en energie-intensieve materialen. Die moeten worden vervangen en gerecycled. Daar sluit het servitization-model heel goed bij aan. Want een fabrikant die eigenaar blijft van een machine, weet als geen ander hoe deze machine het best te onderhouden, de levensduur te verlengen en wat, waar en wanneer te recyclen. Dat maakt zo’n product aanzienlijk duurzamer.”

Groene waterstof

De grootste uitdaging bij de energie-intensieve sectoren zoals de chemie, staalproductie en oppervlaktebehandeling ligt op dit moment in het op de schop nemen van de energievoorziening. De energie-intensieve bedrijven staan voor grote investeringen om bijvoorbeeld over te stappen op groene waterstof. Dat zijn buitengewoon complexe en dure projecten.”

De opgave is des te groter omdat bedrijven voor dit laatste ook afhankelijk zijn van de overheid. Kemps: “Waterstof integreren in je eigen processen is al een uitdaging op zich, maar die groene waterstof moet eerst worden geproduceerd en getransporteerd. Dat vraagt om een nieuwe infrastructuur. Er zijn meer windparken op zee nodig om voldoende groene stroom op te wekken, er moeten waterstoffabrieken worden gebouwd, en dan zijn er ook nog leidingen nodig om die waterstof naar de bedrijven te transporteren. Dat alles kunnen bedrijven niet alleen. Daarvoor is intensieve samenwerking tussen ketenpartners nodig. En niet te vergeten, het vraagt om een lange adem. Daarvoor is een betrouwbare overheid met een stabiel beleid nodig.” Bron ABNAMRO

Share.

Reageer

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Verified by ExactMetrics