De Pop’Hub in Nijmegen, een fysieke winkel in het stadscentrum, laat innovaties en uitvindingen uit de regio zien. Op de website www.pophub.nl staan ‘innoviews’ met de betrokken uitvinders en ontwikkelaars. Emeritus-hoogleraar innovatiemanagement Ben Dankbaar van de Radboud Universiteit is één van de interviewers. Hij ging in gesprek met Maurice Geraets, directeur van NXP Semiconductors Nederland. De grootste fabriek van NXP staat in Nijmegen.
‘Na het crisisjaar 2008 ging het helemaal niet goed met NXP’, begint Geraets. ‘We hebben toen flink gereorganiseerd onder leiding van de Amerikaanse ceo Rick Clemmer, die tot begin dit jaar meer dan elf jaar leiding gaf aan het bedrijf. We hebben toen heel kritisch gekeken naar ons productportfolio. Wat zijn de groeisegmenten in de chipmarkt? Op welke markten onderscheiden wij ons? Vervolgens zijn we ons helemaal gaan concentreren op de markten waar NXP niet alleen de grootste kon worden, maar ook de helft groter dan de nummer twee. Dit betekende dat NXP bijna de helft van zijn productenportfolio moest schrappen. Het geld dat vrijkwam door de verkoop van die onderdelen van het bedrijf, werd vervolgens geïnvesteerd in de segmenten waar we wilden groeien. Daardoor zijn we in verschillende markten marktleider geworden. In 2005 hadden we een omzet van 5,8 miljard dollar. Daarvan hebben we 2,6 miljard dollar de deur uit gedaan. In 2015 hadden we een omzet van 5,6 miljard, bijna net zo veel als tien jaar daarvoor, maar winstgevend en geconcentreerd in een kleiner aantal markten. Vervolgens konden we in 2016 het Amerikaanse Freescale, de vroegere chipdivisie van Motorola, overnemen en ons bedrijf aanzienlijk laten groeien.’
Dat is mooi, maar wat heeft dat nu met productontwikkeling te maken?
‘Een halfgeleiderbedrijf investeert ongeveer 14 tot 17 procent van zijn budget in research & development. Wie in een segment twee keer zo groot is als zijn naaste concurrent, kan twee keer zoveel investeren. Op die manier kun je voorop blijven lopen. Daar komt bij dat klanten die een bepaald soort chip nodig hebben, al gauw in eerste instantie naar de marktleider kijken. Zo horen wij als eerste waar de behoeftes liggen, welke trends er zijn en kunnen we ook klanten als ‘lead customers’ binnenhalen, die samen met ons een nieuw product uittesten.’
Maken jullie ook klantspecifieke producten?
‘Nee, maar dat hoeft ook niet, want dat zou voor de klant veel te duur zijn. Je moet het vergelijken met een printer. Je koopt een printer met een interface, die met alle mogelijke computers en tekstverwerkingsprogramma’s kan praten. Wij leveren de printer met interface en de autofabrikant maakt de tekstverwerker. Onze radarchip kan radarsignalen verwerken, maar de autofabrikant bepaalt hoe de verwerkte signalen vervolgens gebruikt worden om te besluiten om bijvoorbeeld te remmen. Eigenlijk gaat het eerder nog om de toeleverancier van de autofabrikant, want de autofabrikanten ontwikkelen een radarunit meestal niet zelf. Zo’n toeleverancier kan voor verschillende automerken eventueel verschillende klant-specifieke units maken, die wel allemaal van onze chips gebruik kunnen maken. Sinds kort is in de Pop’Hub ook een demoradar te. Je kunt daar zelf ervaren hoe het werkt.’
Terug naar het ontwerpen. Hoe gaat dat nu in zijn werk?
‘Ik begon niet voor niets met die specialisatie. We beginnen niet bij nul, maar hebben al heel veel kennis en ervaring met vorige generaties producten. Onze ontwikkelaars beginnen met de nieuwe eisen waaraan een product moet voldoen en kijken dan wat er al is en of dat versneld, verkleind, verbeterd of aangevuld kan worden. We werken nu aan chips die auto’s als het ware ‘ogen’ geven op basis van radarsignalen. In de toekomst kunnen die eventueel gebruikt worden voor volautomatisch rijdende auto’s. Ook ontwerpen we chips die auto’s onderling laten communiceren, en die chips lijken in technisch opzicht op de digitale radiochips (DAB+) waar wij leidend in zijn.’
Zitten die ontwikkelaars achter een scherm schakelingen te tekenen?
‘De ontwikkelaars zijn natuurlijk niet bezig met individuele transistoren, waarvan er honderden miljoenen op één chip zitten. Ze maken gebruik van een bibliotheek van basiselementen, die aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Vroeger werden die elementen in één plat vlak bij elkaar gebracht. Uitvergroot zag dat er uit als de plattegrond van een doolhof. Tegenwoordig worden er vaak wel achttien van dat soort plattegronden op elkaar gestapeld, waardoor zowel intern als naar buiten toe ook veel meer verbindingen mogelijk zijn. Zie het als een flatgebouw met allemaal verschillende verdiepingen, trappen en uitgangen.
Kan ik die basiselementen uit de bibliotheek met legoblokjes vergelijken? Je kunt dan met dezelfde blokjes heel verschillende gebouwen maken.
‘Ja en nee. Je kunt het ontwerpen van een chip wel vergelijken met het bouwen van een gebouw met legoblokjes, maar net als tegenwoordig bij lego, zijn er ook ontzettend veel blokjes, die specifiek zijn voor een bepaalde chip. Er worden dus ook steeds weer nieuwe bouwstenen aan de bibliotheek toegevoegd. We spreken dan van ‘application specific standard products’. Het is ook niet zo, dat het ontwerp van chips die voor verschillende functies zijn ontwikkeld, in grote delen overlapt. Ik zou eerder zeggen, dat ze vooral van elkaar verschillen.’
Komen de ontwikkelaars vaak in de fabriek?
‘Nee. De ontwikkelaars moeten natuurlijk weten wat er technisch mogelijk is. Gedeeltelijk zit dat al geprogrammeerd in de software die ze gebruiken. In de clean rooms waar de productie plaats vindt, komen ze eigenlijk nooit. Maar de productie mag niet onderschat worden. Als de ontwerpen niet goed, betaalbaar en snel geproduceerd worden, blijven we geen marktleider. In de productie vindt met het oog daarop ook innovatie plaats. In de fabriek draait alles om kosten (snelheid), flexibiliteit en kwaliteit. Daar is de fabriek in de afgelopen tien jaar écht goed in geworden. Er zijn wel 150 projecten en projectjes uitgevoerd om de flow tussen verschillende bewerkingen te verbeteren, protocollen voor kwaliteitsbeheersing op te stellen, verdere automatisering te realiseren, enzovoort. Daar zijn alle medewerkers bij betrokken. In de productie gaat het niet alleen om de belichting, waarmee de plattegronden waar we het net over hadden in het silicium worden aangebracht. Daar heb je de beroemde machines van ASML voor, maar er zijn ook veel andere machines, bijvoorbeeld voor het aanleggen van de ‘vloer’ in de verschillende verdiepingen.’
Hoe meet je de kwaliteit?
‘Onze kwaliteit drukken we uit in ‘parts per million’ (ppm). Op een miljoen chips mogen er niet meer dan een handvol (‘single digit ppm’) gebreken vertonen. De chips moeten natuurlijk doen wat we de klant beloofd hebben. Als er iets niet functioneert, komt de klant terug. In Nijmegen hebben we de Test & Analyse-afdeling, die zich bezig houdt met failure analyse. Je moet erachter komen, of er iets fout is gegaan in de productie, bijvoorbeeld tóch nog een stofje. Al die protocollen in de productie zorgen ervoor, dat we precies weten waar en wanneer een chip is geproduceerd. Of misschien zit er toch nog een fout in het ontwerp, hoewel we daar natuurlijk ook een kwaliteitsbewaking hebben, die de werking van het ontwerp simuleert. Het kan ook nog zijn, dat de fouten in de software van de klant zitten.’
Waar gaan we naar toe?
‘Chips worden steeds kleiner en goedkoper. Daardoor komen steeds meer functies voor steeds meer mensen beschikbaar. Straks hebben ook goedkope auto’s een radarunit. Als die auto’s dan ook nog met elkaar en ook met het Internet communiceren (bijvoorbeeld informatie delen over de weg, het verkeer, het weer), dan ontstaan er allerlei problemen met privacy. Niet iedereen hoeft altijd te weten, waar jij je bevindt. Wij zijn marktleider in beveiligingschips voor paspoorten en bankkaarten. Het is mooi om te zien dat die technologie ook belangrijk wordt voor smart mobility, smart cities en de communicatie tussen allerlei apparaten, het Internet of Things. En alles moet duurzamer. Daar dragen wij ook aan bij. De power management-chips die NXP produceert, zorgen voor een vermindering van het stroomverbruik van computers en smartphones met wel 50 procent.’
De Pop’Hub is een fysieke winkel in het centrum van Nijmegen, die innovaties en uitvindingen laat zien die in de regio Nijmegen tot stand zijn gekomen. Het aanbod varieert, waardoor er telkens iets nieuws te vinden is. Doel is inspiratie en ontmoeting tussen ondernemers en het winkelend publiek. POP’HUB is gestart naar een idee van de aanjagers van StartUp Nijmegen en gerealiseerd met hulp van het Ondernemersfonds Nijmegen, de gemeente Nijmegen en CBRE.