Legacy: onvermijdelijk, hinderlijk, soms riskant, maar manageable

0

Legacy. Iets wat ooit een goed idee was, maar inmiddels niet meer. Iets wat ooit een succesvolle innovatie was, maar inmiddels achterhaald. Iets wat ooit waarde toevoegde, maar nu vooral in de weg zit bij het ontwikkelen van iets nieuws. Naarmate er meer ontwikkeld wordt, de complexiteit toeneemt en de life cycle wordt verkort, ontstaat er steeds meer legacy. Hard- en software. In dit artikel vertellen mensen uit het veld hoe legacy ontstaat, hoe het niet alleen frustrerend, maar zelfs gevaarlijk kan worden. En hoe je het binnen de perken houdt.

– ‘3D-printen is inmiddels bij veel bedrijven een volwassen productietechnologie.’

– ‘Dertigers stellen veel minder vragen over de haalbaarheid en duurzaamheid van 3D-printen.’

– ‘De vraag is of later toegevoegde software het functioneren van oudere software verstoort.’

– Het voorkomen en managen van legacy is bovenal mensenwerk.

‘Nu bedenken ze bij Boeing weer een ‘fix’ voor het huídige probleem’

Welke technologie nieuw ontwikkeld wordt, welke hergebruikt wordt en welke het etiket legacy krijgt, wordt bij Ultimaker bovenal bepaald door de markt. Bij het ontwikkelen van nieuwe 3D-printers zet dit bedrijf – met het Nederlandse hoofdkantoor in Utrecht – vooral in op die zaken die aansluiten bij de ontwikkeling van de marktvraag. ‘Bij de ontwikkeling van onze nieuwe S3-printer hebben we goed gekeken naar de succesfactoren van de bestaande S5. De klant blijkt heel tevreden over de kwaliteit van de kleine objecten die hij met die machine kan printen. Daarom hebben voor de S3 niet zozeer ingezet op het verbeteren van de hardware van de printer, maar op het gebruikersvriendelijker maken ervan, door aanpassingen in de software. Als printers verspreid in een gebouw staan opgesteld, kan de gebruiker nu van afstand zien welk materiaal er in een bepaalde printer zit, of dat voldoende is voor de job die hij wil laten uitvoeren en of er nog taken in de wacht staan die voorrang hebben’, zo schetst global pr specialist Moniek Jansink.

Verre van stabiel

Bij het ontwerpen van nieuwe 3D-printers moet Ultimaker zo goed mogelijk inspelen op een verre van stabiele marktvraag, stelt global product marketing director Rutger Stronks. ‘3D-printen is inmiddels bij veel bedrijven een volwassen productietechnologie, goed geïntegreerd in de workflow en geaccepteerd als serieus alternatief voor bestaande technologieën. Nu belanden we in de fase van adoptie waarin de printers in het bedrijfsnetwerk worden geplaatst zodat het mogelijk wordt producten – die in het r&d-center op de hoofdvestiging ontworpen zijn – decentraal en wanneer dat relevant is te printen. Want dat scheelt tijd en geld, verkort de time-to-market en reduceert transportkosten en CO2-uitstoot.’

Afscheid nemen

Ook in de 3D-printketen, maar dan op een andere plek, zit Materialise uit Leuven. Dat bedrijf bedient zijn klanten met het 3D-printen van producten van de klant en met besturingssoftware waarmee de klant zelf zijn product kan printen. Ook hier bepaalt in de eerste plaats de klant wat legacy wordt, maar wel op een heel andere manier: hij moet afscheid nemen van de conventionele productietechnieken waarmee hij zo vertrouwd is.

Ook bij Materialise bepaalt de klant wat legacy wordt, maar makkelijk vindt die het niet om afscheid te nemen van de vertrouwde, conventionele productietechnieken, aldus Bart Van der Schueren: ‘Als wij aangeven dat dat onderdeel ook in één keer geprint kan worden, leidt dat tot vragen.’ Foto: Materialise

‘Managers die niet letten op de balans tussen disciplines, produceren vooral legacy’

In toenemende mate print Materialise gebruiksklare eindproducten (dikwijls voor de medische markt), en steeds minder prototypes, schetst Bart Van der Schueren, executive vice president en cto. ‘Inmiddels behalen wij meer dan de helft van onze omzet met het 3D-printen van eindproducten of met de software daarvoor’, is zijn inschatting. En dat percentage stijgt, omdat het vertrouwen van de markt in de kwaliteit van de producten toeneemt. Een langzaam proces, constateert hij. Immers, reeds in de jaren 90 startte Materialise met het 3D-printen van eindproducten en het ontwikkelen van de software daarvoor.

Onzekerder

Materialise heeft te maken met ontwerpers en engineers bij de klant die zijn opgeleid in en jaren ervaring hebben met het ontwerpen en industrialiseren van producten bestaande uit tal van kleine componenten. ‘Ze zijn bijvoorbeeld gewend dat een onderdeel wordt samengesteld uit twintig componenten die met de conventionele productietechnologieën gemaakt worden, door te frezen, te snijden, te spuitgieten et cetera. Als wij dan aangeven dat dat onderdeel ook in één keer geprint kan worden, leidt dat tot vragen. Immers, de frees- en spuitgietprocessen en dergelijke kent de ontwerper door en door. Hij weet uit ervaring dat hij daarmee een eindproduct kan maken met een voldoende lange levensduur. Over de kwaliteit van het 3D-printen is hij veel onzekerder.’

Belangrijke argumenten voor de klant om toch de stap naar die nieuwe productietechnologie te wagen, zijn de time-to-market en de kosten. ‘Als hij geen matrijzen hoeft te maken, scheelt dat veel. Hij kan dan snel met een eerste versie van zijn product de markt op en daar feedback vergaren voor verdere optimalisatie. Omdat er geen nieuwe matrijzen gemaakt hoeven te worden, zijn de kosten van wijzigingen veel lager en is er minder tijd mee gemoeid. Vervolgens kan hij, zodra het product is uitontwikkeld en de seriegrootte groeit, alsnog besluiten op de conventionele manier te gaan produceren.’ Ook weegt mee dat in sommige gevallen met 3D-printen extra functies aan een product kunnen worden toegevoegd die met frezen en spuitgieten niet mogelijk zijn, aldus Van der Schueren: ‘Door te printen kun je bijvoorbeeld de grijper van een robotarm voorzien van vacuümkanaaltjes waardoor die trefzekerder werkt. Die robot kan daarmee sneller zijn werk doen.’

 

‘Een machinebouwer zou alle legacy-besturingssoftware kunnen weggooien en helemaal opnieuw kunnen beginnen, maar dan kan er iets ontstaan wat alle hoofdfuncties van de machine goed aanstuurt, maar allerlei subfuncties, al dan niet later toegevoegd, niet’, aldus Ton Peijnenburg van VDL ETG.

Dertigers

Voorts wordt geleidelijk aan vaker voor het 3D-printen van eindproducten gekozen omdat de beslissers bij de klant inmiddels de dertigers zijn die zijn opgegroeid met de computer. ‘Die stellen veel minder vragen over de haalbaarheid en duurzaamheid van het 3D-printen. En hebben klanten eenmaal positieve ervaringen opgedaan met deze technologie, dan kiezen ze daar voor volgende projecten gemakkelijker opnieuw voor.’

De jonge generatie is dus – weinig verrassend – sneller bereid afscheid te nemen van verouderde hard- en software. Maar waar een wil is, is lang niet altijd een weg. Als er ingezoomd wordt op de legacy in besturingssoftware, wordt een ‘heel significant probleem’ zichtbaar, aldus Ton Peijnenburg, adjunct-directeur van system supplier VDL ETG in Eindhoven. ‘Voor de aansturing van machines of modules daarvan wordt vaak gebruik gemaakt van software waarvan de oorspronkelijke versie soms meer dan tien jaar geleden is geschreven. Dat is toen gedaan in een programmeertaal waarin in detail werd vastgelegd hoe welke functies moesten worden aangestuurd. Maar dat was tevens een taal die de programmeur alle ruimte gaf om zijn werk naar eigen inzicht te doen. En documentatie legde hij niet aan. De code zelf was immers de documentatie, zo was de redenatie. Voor de engineer die later de besturingssoftware wilde aanpassen omdat de machine een extra functie moest krijgen, was het lastig die oude code goed te doorgronden. Dus bouwde hij er wat aan vast.’

 ‘Fixen’ 737 Max

Dat proces heeft zich bij machinebouwers in de loop der jaren herhaald en zo is er veel besturingssoftware ontstaan gebaseerd op een oude kern die als een ‘bloemkool’ uitdijde, met steeds weer nieuwe ‘roosjes’. ‘De vraag is of die later toegevoegde software in specifieke gebruikssituaties het functioneren van oudere software wellicht verstoort. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk dat de software in de Boeing 737 Max die verantwoordelijk is voor het naar beneden drukken van de neus van het vliegtuig, door de engineers is geschreven om een ander besturingsprobleem op te lossen. Ze hebben een fix bedacht waarvan de functionaliteit niet goed genoeg is getest. En nu zijn ze weer een fix aan het bedenken om het huidige probleem op te lossen.’

Oplossingen?

Natuurlijk zou een machine- of vliegtuigbouwer alle besturingssoftware kunnen weggooien en helemaal opnieuw kunnen beginnen. Maar dan kan er iets ontstaan wat alle hoofdfuncties van de machine goed aanstuurt, maar allerlei subfuncties – al dan niet later toegevoegd – niet, aldus Peijnenburg. Een andere oplossing is al die code handmatig te controleren, maar dat is zeer arbeidsintensief: in een complexe machine kan het om vele miljoenen regels gaan. ‘Voor het doen van reverse engineering onderzoeken de TU/e, TNO en andere kennisinstellingen in hoeverre machine learning soelaas kan bieden’, weet Peijnenburg. ‘Een andere oplossing waaraan gewerkt wordt, is het bouwen van ‘hekjes’ rond de software die nodig is voor de besturing van één subfunctie. Als je dat stuk software dan via een interface verbindt met een andere subfunctie, kun je uit de datastroom over die interface de kenmerken van die onderlinge communicatie afleiden. Dat inzicht kun je gebruiken om bugs in die communicatie te achterhalen.’ Kortom, het probleem van de besturingssoftware-legacy is omvangrijk, een kant-en-klare oplossing is nog niet voorhanden.

Voor de mensen van Siemens Digital Industries Software is legacy vaak het startpunt van gesprekken met de klant. ‘Er is altijd wel verouderde soft- en hardware aanwezig die de klant problemen oplevert’, verduidelijkt Ray Kok.

Legacy documenteren

Duidelijk is dat het goed documenteren van een innovatie tijdens de ontwikkeling problemen op een later moment kan voorkomen. Voor de mensen van Siemens Digital Industries Software is legacy vaak het startpunt van gesprekken met de klant. ‘Er is altijd wel verouderde soft- en hardware aanwezig die de klant problemen oplevert’, verduidelijkt Ray Kok, vice president cto cloud & edge services. Siemens kan de klant van dienst zijn bij het vervangen van de legacy it- of ot-software (ot staat voor operational technology, red.) in diens processen. Maar Kok en zijn collega’s kunnen dat ook als de klant problemen heeft met legacy in zijn producten. In het PLM-systeem Teamcenter kunnen per product de configuraties worden bijgehouden, in elke fase van de life cycle, van engineering en productie tot service, schetst hij. Daartoe worden producten in drie bills of material (BOM) gedocumenteerd: de Engineering-BOM, Manufacturing-BOM en Service-BOM. ‘Die drie BOM’s zijn gekoppeld. Daardoor kan het systeem een servicemonteur waarschuwen als die een kapotte component wil vervangen door een andere component die conflicteert met andere onderdelen in de configuratie.’

 Legacy managen

Om het werk voor de monteur verder te vergemakkelijken – en fouten te voorkomen – kan met de low-code applicatiegenerator van Mendix, het Rotterdamse softwarebedrijf dat sinds medio vorig jaar onderdeel is van Siemens Digital Industries Software, een applicatie gebouwd worden die dat conflict visualiseert en zo inzichtelijk maakt (zie ook het artikel op pagina 28). ‘Er kan een app gebouwd worden die, op basis van informatie uit de E-BOM laat zien waarom een aanpassing in de S-BOM technische problemen oplevert. Dezelfde app kan ook putten uit SAP en aan de hand van de data daaruit de monteur vertellen of de gekozen component beschikbaar is in de markt. Met onze software kunnen data uit verschillende systemen worden geïntegreerd en op maat van de individuele gebruiker worden gevisualiseerd. Zo helpen we de klant bij het managen van zijn legacy.’

Ervaring gevraagd

Maar het managen van legacy is niet alleen een kwestie van het implementeren van de juiste software om de BOM’s in diverse life-cycle-stadia vast te leggen. Het voorkomen en managen van legacy is bovenal mensenwerk. Het maken van de juiste keuzes in een productontwikkelproject, om het kaf van obsolete technologie te scheiden van het koren van nog relevante technologie en daar nieuwe technologie aan toe te voegen, vergt ervaring, betoogt Jaap Snip, partner en co-founder van IM-Aces. Deze Eindhovense consultancyorganisatie ondersteunt klanten bij productontwikkelprojecten en doet dat met een bijzondere groep mensen: zo’n vijfentwintig 50- en 60-plussers. Een bewuste keuze, verklaart Snip, want de projecten vragen bij uitstek om de combinatie van brede, multidisciplinaire technologische kennis én mensenkennis. ‘Die combinatie is schaars, zeker in de technologische industrie, en vind je vaak juist bij mensen met jarenlange managementervaring.’

Het voorkomen van (hinderlijke) legacy vergt een vooruitziende blik. aldus Jaap Snip. ‘Werk toe naar één succesvol technologisch platform dat kan gaan dienen als technologische basis voor vervolgproducten.

Dergelijke mensen weten tijdens projecten de balans te bewaren tussen alle disciplines, tussen business en technologie, hun belangen en de spanningsvelden daartussen. ‘Want een onervaren projectleider met te weinig technologische kennis kan te weinig aandacht hebben voor de inbreng van een bepaalde onderzoeker en te veel zijn oren laten hangen naar de wensen van het hoger management dat toch vooral wil dat het project binnen budget blijft en zo snel mogelijk resulteert in een nieuw product. En een systeemarchitect kan juist weer te weinig oog hebben voor de businesskant. Die disbalans tussen budget en planning enerzijds en kwaliteit anderzijds zie ik vaak terug in de praktijk.’

Balans business en technologie

En daar kan een product uitkomen, vervolgt Snip, dat niet goed werkt omdat de interactie tussen de diverse submodules met hun deelfuncties niet optimaal is. Evengoed is mogelijk dat industrialisatie te weinig aandacht krijgt en serieproductie te duur wordt. Of dat business development of marketing te weinig aan bod zijn gekomen en er een product ontwikkeld wordt dat goed functioneert en tegen lage kosten in serie is te produceren, maar niet aansluit bij de klantvraag, duidt hij. In al die gevallen moet er – versneld – afscheid genomen worden van een submodule, een module of een compleet product. Managers die niet letten op de balans, produceren vooral legacy. ‘Het management denkt nogal eens dat evenwicht te kunnen creëren met het simpelweg tekenen van een organigram waarin elke discipline is opgenomen. Maar hier is geen papier maar praktijkervaring nodig. Het vergt strak management, met oog voor technologie én mens, voor een spanningsveld dat klopt.’

Link magazine oktober/november 2019
THEMA Legacy: hergebruiken of opschonen en een frisse start maken?

Vooruitziende blik

En, ten slotte, het voorkomen van (hinderlijke) legacy vergt een vooruitziende blik, door Jaap Snip geduid met ‘roadmapping’ en ‘portfoliomanagement’. ‘Werk toe naar één technologisch platform, één succesvolle kerntechnologie, die vervolgens kan dienen als technologische basis voor vervolgproducten.’

 

 

Share.

Reageer

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Verified by ExactMetrics