Data zijn, het is al vaker gezegd, de nieuwe graal van het bedrijfsleven. Met de juiste data heb je goud in handen. Maar dat goud kan alleen ‘gedolven’ worden door specialisten. Zoals de experts van de Jheronimus Academy of Data Science (JADS) in Den Bosch. Hoe gaat het met deze – nog vrije nieuwe – universitaire opleiding anderhalf jaar na de opening?
Jheronimus Academy of Data Science: helft studenten uit buitenland
Eerst nog maar even de context. Bedrijfsleven en overheden vergaren op een heleboel verschillende manieren data: via websites, door verkeerscamera’s, met bankpasjes en smartphones, maar ook aan de hand van bijvoorbeeld (industriële) sensoren, om maar eens wat te noemen. En dat levert een onvoorstelbare berg aan gegevens op. Wat kocht die ene consument in de webshop? Wat is het energieverbruik van die specifieke sensor?
Maar aan die data als zodanig heb je niets; je het specialisten nodig die bruikbare informatie weten te filteren uit alle gegevens. Wat kocht die consument nog meer? En wat zou hij nu mogelijk willen kopen? Zogeheten data-miners en data-scientists. Die verbanden weten te leggen, patronen herkennen, gecalculeerde voorspellingen kunnen doen.
En omdat de databerg blijft groeien, is er een steeds grotere behoefte aan zulke specialisten. En dat was precies de reden voor de oprichting, anderhalf jaar geleden, van de JADS, een samenwerkingsverband van de universiteiten van Tilburg en Eindhoven, de gemeente Den Bosch en de provincie Noord-Brabant, zegt academisch directeur Arjan van den Born. ‘De hoeveelheid data groeit als nooit tevoren. Over vijf jaar hebben we vijf keer zoveel data als vandaag de dag, over tien jaar vijftig keer zoveel. Het is van het grootste belang dat het bedrijfsleven en de overheid beschikken over voldoende mensen om die gegevens om te zetten in bruikbare en nuttige informatie. Die mensen leiden wij hier op.’
Enige universitaire opleiding ter wereld
De JADS bevindt zich in zijn tweede academische jaar. En het gaat boven verwachting, zegt Van den Born: ‘We hebben dit studiejaar 600 studenten, dat is boven verwachting. De helft komt uit het buitenland, en daarvan weer de helft van buiten Europa. We groeien naar verwachting naar zo’n 2.000 studenten in 2020.’ De JADS biedt dit schooljaar tien opleidingen aan, waaronder de masters Data Entrepreneurship, Data Science Engineering en Data Science Business & Society.
Het gaat dus goed met de opleiding. En ook de relatie met het bedrijfsleven is ook zondermeer goed te noemen, zegt Van den Born. ‘De belangstelling van bedrijven is overweldigend. Zowel klein als groot weet ons te vinden. Er zijn bedrijven die op jaarbasis het liefst honderden stagiaires van ons zouden willen afnemen. Maar dat gaat natuurlijk nog niet. Dat snappen ze gelukkig ook wel.’
De vraag vanuit het bedrijfsleven is groot. En er wordt nauw samengewerkt. JADS is de enige universitaire opleiding in de wereld, denkt Van den Born, waar bedrijven de locatie letterlijk delen met de universiteit. ‘We hebben één gezamenlijke campus met één gezamenlijke mensa. De lijnen zijn kort; we kennen elkaar. Dat levert heel veel synergie op. En het geeft ons de gelegenheid onze kennis sneller over te brengen op het bedrijfsleven.’
De universiteit heeft samenwerkingsprogramma’s voor de verschillende soorten bedrijven. ‘Elk bedrijf is bezig met digitalisering, met het verwerken van data – maar de één is daarin verder dan de ander. We richten ons op startup’s, op het traditionele MKB-bedrijf, werken samen met grote bedrijven als Philips en ASML, maar ook met digital leaders als booking.com en Coolblue.’
Matchen niet eenvoudig
Van den Born ziet dat het niet altijd even eenvoudig is om de vraag en aanbod richting het bedrijfsleven te ‘matchen’. ‘Zowel de universiteit als het bedrijfsleven kijkt naar dezelfde vraagstukken: hoe ga je bijvoorbeeld om met de schaalbaarheid van de algoritmes, hoe kijk je naar ethische vraagstukken. Maar waar wij vooruitkijken en proberen tot nieuwe inzichten en oplossingen te komen, willen de meeste bedrijven het liefst per direct een oplossing. Dat is wel een uitdaging. Je moet elkaar elke keer weer duidelijk maken wat je van elkaar verwacht en wat je te bieden hebt.’
Waar het nog wel wat wringt, zegt Van den Born, is het spanningsveld tussen de toegepaste en het fundamenteel onderzoek. Het bedrijfsleven is – natuurlijk – gericht op het eerste, terwijl het onderwijs juist ook tijd en ruimte wil houden voor het tweede. De academisch directeur heeft het over het pizzamodel: het fundamenteel onderzoek is de bodem van de pizza, terwijl de toepassingen de toppings zijn. ‘Bedrijven willen dat we ons richten op de topping; met concrete toepassingen komen. En daar zijn we als Nederland ook sterk in. Maar wat heb je aan een pizza zonder bodem? Fundamenteel onderzoek is van wezenlijk belang voor ons als universiteit. Hoogleraren wíllen dat ook. Het leidt op termijn ook tot allerlei fantastische nieuwe en concrete toepassingen, daar ben ik van overtuigd. Bluetooth, internet – dat zijn zomaar twee zaken die dankzij fundamenteel onderzoek zijn ontstaan. Als de bodem goed is, komt het ook met toppings goed. Geef ons als onderwijs ook die ruimte, zou ik willen zeggen.’
Summerschools
De kennisoverdracht richting het bedrijfsleven vindt ook plaats aan de hand van regelmatig georganiseerde workshops, summerschools en themabijeenkomsten over onderwerpen als ‘data en crime’, ‘data en smart industry’. ‘We bekijken binnen deze domeintoepassingen hoe het onderwijs het beste kan aansluiten op de wensen van het bedrijfsleven. Ik zou daar nog wel meer willen in investeren. Met bijvoorbeeld online-programma’s, met meer partners. Met ons zogeheten MKB-lab ondersteunen en adviseren we bedrijven. Dat mag nog wel meer. Want het wordt nog een hele klus om het Nederlandse bedrijfsleven digitaler te krijgen.’
Nederland loopt voorop?
Waar staat Nederland als het gaat om data science? Daarover verschillen de meningen. Sommigen zeggen dat Nederland twee jaar achterloopt op het buitenland, anderen juist dat Nederland vooroploopt. Van den Born kijkt er genuanceerd naar. ‘In het algemeen kun je zeggen dat Nederland – met Zwitserland en Engeland – in Europa voorloopt. Maar wereldwijd lopen de Verenigde Staten voorop. Die zijn natuurlijk ook veel eerder begonnen. En daar komt nog wat bij. Wij moeten onze financiën bij elkaar sprokkelen: hier vier ton voor een onderzoek, daar een miljoen. In de Verenigde Staten zijn er universiteiten die voor 250 miljoen dollar per jaar door het bedrijfsleven gesponsord worden. Dat is toch wat gemakkelijker werken, zou ik zeggen. Daar kan ik wel wat jaloers naar kijken.’