Terwijl het KNMI ‘code rood’ afkondigde, trotseerden meer dan honderd industriële managers windkracht 10 om in Papendal te geraken. Daar vond 18 januari het Inspiratie-event Smart Industry for You (SI4U) plaats. En ja, inspireren deden de diverse sprekers, getuige de vaak intensieve interactie met de zaal. Met verhalen waarin het accent niet zozeer op technologische vernieuwing lag, als wel op het politieke, organisatorische en sociale traject daarnaartoe.
Geanimeerd Inspiratie-event SI4U, ondanks ‘code rood’
– ‘In het Smart Industry-beleid gaan product- en productieontwikkeling hand in hand.’
– De onderliggende technologie maakt het mogelijk machines smart te maken.
– ‘Telkens worden nieuwe modules toegevoegd om de organisatie te laten wennen.’
– ‘Bij veranderingen gaat het er steeds om mensen te laten samenwerken.’
Prof. Fred van Houten zet het in zijn keynote speech even scherp naast elkaar, met twee plaatjes. ‘Industrie 1.0’ illustreert hij met een zwartwit-foto van lange rijen weefgetouwen in een textielfabriek, ‘Industrie 4.0’ met een overzicht van een fabrieksvloer waarop verspreid losse productiecellen staan. ‘Wat direct opvalt, is het grote verschil in de lay-out. Honderd jaar geleden had een fabriek slechts één mechanische aandrijving en moest alles strak in lijn staan. Tegenwoordig zijn er tal van decentrale elektrische voedingen en kan een productiehal veel flexibeler worden ingericht.’ In vogelvlucht schetst Van Houten aan de hand van concrete voorbeelden hoe de industrie zich sinds de tijd van de weefgetouwen ontwikkeld heeft. Waarbij hij aantekent dat veel technologie die nu als ‘modern’ geldt, al tientallen jaren oud is. Zo stond de eerste industriële, numeriek-bestuurde robot al in 1961 bij General Motors in de productielijn, is de eerste lasersnijmachine van 1970 en stamt de vinding van Charles Hull – die de basis vormt van 3D-printen – van 1984. Maar grote verschillen zijn er natuurlijk ook: de supercomputer Cray 1 woog 5,5 ton en kostte 8,8 miljoen euro. De smartphone die de moderne mens tegenwoordig in de binnenzak heeft, is 50.000 keer lichter, kost 10.000 maal minder en heeft 32.000 maal meer achtergrondgeheugen, rekent de Twentse emeritus hoogleraar design engineering zijn publiek voor.
Versnelling
Op de route van 1.0 naar 4.0 is de focus van de industrie geleidelijk verschoven van zo veel mogelijk dezelfde producten naar zo veel mogelijk verschillende. Dat proces is in een versnelling gekomen met de opkomst van het Internet of Things (IoT). De onderliggende technologie maakt het mogelijk machines smart te maken: autonoom werkend, veilig, lerend en in staat te interacteren met andere systemen. In 2013 ontstond in Duitsland de notie dat daarmee compleet gedigitaliseerde fabrieken, die onderdeel vormen van slimme toelevernetwerken, ontwikkeld kunnen worden. Om een impuls te geven aan zo’n mondiaal competitieve industrie lanceerde de Duitse regering haar Industrie 4.0-beleid. Fred van Houten heeft als lid van diverse Duitse en Nederlandse adviesraden bijgedragen aan zowel dat Duitse beleid als de Nederlandse variant Smart Industry. En hij is kritisch: ‘Het Industrie 4.0- beleid was te zeer gefocust op het efficiënt en effectief produceren van alleen bestáánde producten. In het Nederlandse Smart Industry-beleid gaan product- en productieontwikkeling veel meer hand in hand. En dat zet de mens centraal, want die moet uiteindelijk alle belangrijke beslissingen blijven nemen.’ Hoe dan ook, beide beleidsinitiatieven dragen eraan bij dat productieactiviteiten in Europa blijven, aldus Van Houten. ‘Al moeten we er wel voor oppassen dat niet al die Europese fabrieken en bijbehorende technologie in Chinese handen komen.’
Veel tijd en geld nodig
Tot die technologie behoren de cobots, de robots die met elkaar én met mensen op een veilige manier kunnen samenwerken. In productielijnen waarin die gemakkelijk te programmeren robots het saaie werk doen. Technologie die rap steeds goedkoper wordt, maar nog lang niet is uitontwikkeld. Het vergt nogal wat tijd en geld om van het lab naar een eenvoudig re-configureerbare, flexibele fabriek te gaan, waarin elke twee jaar compleet andere zaken kunnen worden geproduceerd, schetst Fred van Houten.
‘Kansen inspireren, terwijl bedreigingen ontmoedigen’
Zijn verhaal vormt een mooie inleiding voor dat van businessunitmanager Jan Leideman van DEMCON. In één van de parallelsessies vertelt hij over een project voor de Duitse medtech-onderneming Fresenius Kabi om de assemblage van een bloedtransfusieproduct te automatiseren. In een consortium met onder andere robotspecialisten en een verandermanagementbureau toog DEMCON aan het ontwikkelen. Ook de provincie Drenthe zag er welkome, toekomstige business in: het ontwikkeltraject ging van start met een financiering waarvan de provincie, Fresenius en het consortium elk een derde voor hun rekening namen.
Bewust risico
Inmiddels is dat traject afgerond. Aan de hand van een animatie laat Leideman zien hoe diverse varianten van producten in een makkelijk uitbreidbare fabriek geproduceerd kunnen worden, compleet met automatisch geleide voertuigen voor de aan- en afvoer. En met een veranderende rol voor de mens. ‘Daar bouwen we geleidelijk naartoe. De medewerkers zullen met het systeem samenwerken en telkens worden nieuwe modules toegevoegd om de organisatie de tijd te geven aan de nieuwe werkwijze te wennen.’ Fresenius Kabi is een op kwaliteit gericht Duits bedrijf met traditionele productiesystemen. Het gaat deze smart factory realiseren: in 2020 moet die compleet operationeel zijn, aldus Leideman, die aangeeft dat de terugverdientijd (return of investment) in eerste instantie wel erg lang bleek. ‘We hebben toen de volgorde van activiteiten zodanig aangepast dat er eerder geld verdiend gaat worden.’ De bouw van de lijn wordt bij DEMCON en consorten neergelegd, ofschoon daar met de opdrachtgever vooraf geen afspraken over waren gemaakt. Een risico dat DEMCON samen met de partners bewust neemt, in de wetenschap dat ze veel leren van dit hele traject.
Meenemen in veranderingen
Heel leerzaam is ook het traject dat Van Riet Handling Systems, fabrikant van systemen voor interne logistiek, heeft afgelegd. Een reis, gestart in 2011 en dit jaar af te ronden, waarin de engineer to order-fabriek verandert in een volledig gedigitaliseerde, smart configure to order-plant. IT-manager Marc van der Kallen noemt in één van de parallelsessies onder meer als doelstellingen: snellere offertes, betere prijscalculaties, kortere doorlooptijden, minder afwijkingen (specials) en meer standaardoplossingen, plús een goede borging van alle kennis die tot dan alleen in de hoofden van specialisten zat.
De engineers in de veranderingen meenemen staat centraal in zijn verhaal. De mechanical, electrical en software-engineers deden hun werk altijd achtereenvolgens en dus klantspecifiek. Nu werken ze nauw samen in multidisciplinaire teams om per transportmodule tot een model te komen waarin al hun ontwerpwerk besloten ligt. Deze modellen vormen de basis voor een configurator. Inmiddels is Van Riet zover dat alle systemen voor klanten in 3D geconfigureerd worden. Configuraties waaraan een correct prijskaartje gehangen kan worden en waarin echt alles – ook de vrachtauto die moet rijden – is meegenomen. ‘Natuurlijk hebben we in het begin alles tot in detail moeten narekenen om iedereen te bewijzen dat de prijs die het model opleverde ook daadwerkelijk klopte.’ De grootste uitdaging wacht dit jaar, als ook de plc-software niet meer geprogrammeerd maar gegenereerd wordt. Met de gegenereerde codeblokken kan de configurator een compleet softwarepakket voor de klant samenstellen. ‘De meeste weerstand’, blikt Van der Kallen terug, ‘kwam van de plc-engineers. Straks hoeven die hun plc’s niet meer te programmeren, maar volstaat modelleren en configureren.’
Informele leiders
Een mooie brug naar de laatste voordracht, van Inge Mink. De psychologe en verandercoach bij Iminco heeft veel ervaring met het begeleiden van veranderingen binnen mkb-bedrijven. Dat haar klandizie niet bij uitstek wordt gevormd door industriële bedrijven die hun proces willen digitaliseren maakt niet uit. ‘Want’, zegt zij, ‘bij veranderingen gaat het er steeds om mensen te laten samenwerken.’ Haar verhaal concentreert zich op het belang van het traceren van de positieve rolmodellen in een onderneming. Deze ‘informele leiders’ zijn vaak de kritische medewerkers, nogal eens als lastig beschouwd, maar vaak ook juist zeer betrokken bij de onderneming. Het management doet er goed aan juist hen te betrekken – en de noodzaak tot veranderen niet te schetsen in termen van bedreigingen, maar als kansen: in de vorm van een ‘droom’ waarin het bedrijf kansen pakt en daardoor groeit. Want kansen inspireren, terwijl bedreigingen ontmoedigen. ‘Heb je die informele leiders eenmaal mee, dan zijn zij de eerste, grote tandwielen die in het radarwerk van het bedrijf gaan draaien. In het begin nog moeilijk, maar zodra er meer tandwielen gaan meedraaien gaat het makkelijker. Er is een groepsproces op gang gebracht: successen die te danken zijn aan de veranderingen worden gedeeld. Zo worden de leden die nog niet ‘om’ zijn ook besmet met veranderbereidheid.’
Totaaloplossing
Naast de genoemde sprekers waren er workshops met voorbeelden uit de praktijk door Niels Spiegelenberg (technisch dienstverlener Hollander Techniek), Maren Vos (promovendus van de TU Eindhoven die onderzoek doet naar smart customization-strategieën) en Johan Schaars van Svedex, een deurenspecialist die zijn processen zo heeft heringericht dat het nu een positie hoger in de keten bekleedt.
Het ‘inspiratie-event’ Smart Industry for You (SI4U) was een initiatief van MCA Stamhuis, EPLAN, DEMCON, Itsme en Festo. Deze vijf complementaire bedrijven sloegen een paar jaar geleden de handen ineen om klanten een smart-industry-totaaloplossing te kunnen aanbieden, inclusief smart engineering, smart manufacturing en smart customization.