De Nederlandse maakindustrie kent een cultuur van samenwerken, met dank ook aan de historie van het grote Philips-concern. Dat beperkt zich niet meer tot de productie die de grote oem’ers –Philips, dat tegenwoordig focust op health technology, en collega’s als ASML, DAF en Océ – uitbesteden bij toeleveranciers. Voor hun innovatie zoeken zij eveneens de samenwerking, die naast nieuwe technologieën en productietechnieken ook de maatschappelijke trends moet gaan bestrijken.
Oem’ers en toeleveranciers in dialoog over nieuwe technologieën en maatschappelijke trends
Philips telt in Nederland twee grote sites, in Best (nabij Eindhoven) voor de medical imaging systemen, zoals paradepaardje Azurion, en in Drachten (Noord-Nederland) voor de massafabricage van personal health-producten, zoals shavers. ‘In Best leggen wij ons toe op research, ontwikkeling en assemblage van complexe systeemoplossingen die wij leveren aan onder meer ziekenhuizen’, vertelt Hans de Jong, president van Philips Nederland (circa 12.000 werknemers). ‘Het ontwerp van een systeem is opgebouwd uit bouwblokken, modules, en per blok bekijken we of we de ontwikkeling zelf doen of bij partners leggen. We zijn ooit begonnen met het uitbesteden van productie, nu werken we steeds meer met ontwikkelpartners, bedrijven als Frencken, KMWE, Prodrive en VDL. Met hen gaan we een open dialoog aan over wat we bij hen kunnen leggen en wat we zelf doen. Onze producten zijn continu in ontwikkeling: er komen nieuwe technologieën en andere fabricagemethoden en met de digitalisering gaan we een enorme slag maken. Per module kijken we wat de beste fit is. Stapje voor stapje gaat er meer verantwoordelijkheid naar toeleveranciers.’
Co-engineering
KMWE (500+ medewerkers) is als specialist in ‘high mix, low volume, high complexity’ verspaning, mechatronische assemblage en ontwikkeling & engineering een vooraanstaande supplier in Eindhoven. Ceo Edward Voncken ziet de trend van co-engineering – toeleveranciers die door hun opdrachtgevers vroegtijdig bij productontwikkeling worden betrokken – doorzetten. ‘Onze engineeringafdeling is flink gegroeid, tot nu zo’n veertig medewerkers. We zijn wereldwijd actief met engineering. In India hebben we er een dedicated vestiging voor, in Maleisië gaan we naast de productie onze capaciteit voor engineering uitbreiden en in de VS werken we al samen met engineeringbureaus; daar willen we ook eigen productie organiseren, wellicht via een overname. Door samenwerking met gespecialiseerde bureaus, ook hier in Nederland, kunnen we onze klanten een compleet pakket aan engineering en manufacturing aanbieden.’
Smart Industry
Zeker zoveel energie steekt KMWE in procesinnovatie, onder de noemer van Smart Industry. Zo is het bedrijf een voortrekker – en wordt het deze zomer de eerste bewoner – van de Brainport Industries Campus (BIC) in Eindhoven. ‘Daar gaan wel 100 bedrijven uit alle geledingen van de keten samenwerken in allerlei projecten, aan technische, sociale en businessinnovatie.’ Voncken doelt onder meer op diverse Smart Industry Fieldlabs, gewijd aan thema’s als additive manufacturing en standaardisering van de digitale ketencommunicatie. Philips is in Zuid-Nederland vooral via zijn toeleveranciers betrokken bij deze ontwikkelingen, meldt Hans de Jong. ‘We zijn met hen bijvoorbeeld in gesprek over nieuwe maaktechnologieën als additive manufacturing, om te kijken of we daarmee bepaalde onderdelen slimmer kunnen produceren.’ Wat betreft smart industry ligt voor Philips de focus op Drachten, waar hooggeautomatiseerde hoog-volume productie plaatsvindt. ‘In Best zit de hightech meer in de beeldvormende technologie in onze systemen en de software daarachter voor krachtige beeldverwerking. Natuurlijk zijn we daar bezig met zaken als big data, analytics en artificial intelligence. Die gaan een steeds grotere rol spelen, vooral in onze producten, maar wellicht in de toekomst ook in onze productie.’
Opleiding en kennisdeling
Onderwijs en training is een van de gebieden waarop ketenpartners steeds intensiever samenwerken, want het tekort aan technisch geschoold personeel is een gemeenschappelijk probleem. Zo gaan diverse opleidingsinstellingen zich op de BIC vestigen. De Jong juicht deze stap toe. Hoewel de populariteit van Philips als werkgever groot is – en door de focus op health technology alleen nog maar is toegenomen, omdat de jonge generatie veel waarde hecht aan maatschappelijk relevant werk – heeft het concern steeds meer moeite om voldoende technisch geschoolde mensen aan te trekken. ‘In het hoger onderwijs is de instroom inmiddels gestegen door allerlei acties, maar op mbo-niveau blijft die te laag; daar maken wij ons zorgen over.’ Philips neemt dan ook deel aan tal van initiatieven om de belangstelling voor technische opleidingen te vergroten. ‘Die zijn niet specifiek op Philips gericht, maar mikken breder op de regio. Want ook hier is sprake van ketenafhankelijkheid.’
Het tekort aan mensen kan deels worden ondervangen door de beschikbare kennis efficiënter te benutten. Een recent initiatief, afkomstig vanuit ASML, is het Knowledge Sharing Centre (KSC), waarin KMWE ook participeert, meldt Edward Voncken. ‘De bedoeling is de kennis van de engineers – denk aan design rules – van ASML en andere oem’ers in het KSC op de campus te laten landen bij de opleidingsinstellingen en de engineers van de toeleveranciers. Zo krijgt de campus een concrete olievlekwerking.’ Hetzelfde geldt voor de model-based manier van werken. Wanneer alle partijen aan een en hetzelfde 3D-model van een product werken, moeten ze allemaal dezelfde design rules hanteren en op dezelfde, gestandaardiseerde manier digitaal kunnen communiceren. ‘Dat bestrijkt de hele keten.’
Original design manufacturer
Collega-supplier Frencken Europe (450 medewerkers in Nederland en Amerika, ruim 1.000 medewerkers in de rest van de divisie in Azië) is op zoek naar een positie hoger in de keten. De specialist in machining en mechatronics is onderdeel van de in Singapore beursgenoteerde Frencken Group, a global high-tech capital and consumer equipment service provider. ‘Bij een aantal partijen staan we te boek als een contract manufacturer’, verklaart Theo Kok, global director technology. ‘Maar wij willen klanten meer toegevoegde waarde leveren door ook te helpen bij de ontwikkeling en optimalisering van hun producten. Dat kunnen we door verbetervoorstellen te doen, maar ook door de complete verantwoordelijkheid over te nemen voor modules die niet tot de core van de klant behoren, maar wel key zijn voor diens succes op de markt.’ Die laatste rol omschrijft managing director Fokko Leutscher als original design manufacturer: aan de hand van functionele specificaties van de klant en op basis van een eigen technology roadmap een ontwerp maken en de productie verzorgen. Kok: ‘Die roadmap moet uiteraard aligned zijn met wat onze klanten willen. We hebben daarom bepaald in welke technologieën wij gaan investeren om over een aantal jaren bij onze klanten het verschil te kunnen maken. Dat zijn onder meer motion control en vacuümtechnologie.’
Intellectual property
Deze manier van samenwerking heeft sterke Eindhovense wortels, maar ook buitenlandse klanten staan ervoor open, ervaren Kok en Leutscher. ‘In Duitsland bijvoorbeeld begint een relatie vaak op build-to-print-basis (produceren volgens de door de klant aangeleverde tekening, red.). Als dat succesvol verloopt en de klanten gaan groeien, beginnen ze meer na te denken over wat hun core is en wat ze beter kunnen uitbesteden. Dat is een delicate maar onvermijdelijke discussie.’ Daarin gaat het onder meer over intellectual property (ip). ‘We moeten steeds afbakenen wat core is voor de klant, wat hem onderscheidt van de concurrent en dus diens ip blijft, en wat key is voor hem maar niet uniek, en waarvoor wij als Frencken dus ip kunnen ontwikkelen en ook voor andere klanten inzetten. Uiteraard gaan wij daar behoedzaam mee om.’ Deze discussies voert Frencken vooral met bestaande klanten. ‘Bij nieuwe klanten, die vaak in een steile groei- en leercurve zitten, is het makkelijker om onze toegevoegde waarde als technologiepartner te laten zien.’
Global presence
Een belangrijke ‘asset’ in de gesprekken is de global presence die de Frencken Group – net als KMWE Group – heeft in Europa, Azië en Amerika, vervolgt Fokko Leutscher. ‘Onze klanten hebben een global footprint en willen graag dat we voor hen ‘om de hoek’ kunnen produceren, met het oog op kosten en communicatie in eigen taal en tijdzone. Het wordt meer local for local.’
Wat betreft Philips is het geen eis dat toeleveranciers hun klant volgen, reageert De Jong. ‘Het is wel makkelijk als partijen die wij goed kennen en vertrouwen dicht bij ons in de buurt zitten. Wij hebben echter geen keten exclusief voor Philips en stimuleren juist dat toeleveranciers voor meerdere opdrachtgevers werken, zodat ze kennis opdoen die voor andere partijen weer interessant is. Voor grote onderdelen die niet veel waarde toevoegen, zoals panelen, zoeken we lokale toeleveranciers, en soms worden we daar door overheden toe gedwongen. Hightech assemblies echter kunnen onze suppliers hier wel verschepen naar een van onze sites elders.’
Er is dus wat De Jong betreft toekomst voor productie in Nederland, een ‘fantastisch vestigingsland’. ‘Alles is steeds hoogwaardiger en klantspecifieker geworden; daarvoor moet productie dicht bij de kennis zitten. Bovendien is er steeds meer druk op de leadtimes. Daar liggen de kansen voor de maakindustrie in Nederland. Mits die blijft investeren in zaken als opleidingen, digitalisering en smart industry, en mensen blijven werken aan hun competenties.’
Maatschappelijke context
Voor hun grotere aandeel in innovatie moeten toeleveranciers niet alleen in technologisch opzicht verbreden en verdiepen, zegt Hans de Jong tot slot. ‘De bredere context wordt bij Philips steeds belangrijker. Het gaat om nieuwe technologieën én om de trends in de zorg, die van curatief naar chronisch verschuift. Als we patiënten ook na de behandelfase willen blijven ondersteunen, wat betekent dat dan voor onze producten? De uitdaging voor ons en onze toeleveranciers is het palet van fundamenteel nieuwe, disruptieve technologieën, zoals digitalisering, artificial intelligence en 3D-printen, te matchen met de behoeften. Door veel meer uit te gaan van de vraag hoe we de patiënt als mens kunnen ondersteunen, brengen we echte innovaties die het zorglandschap gaan transformeren en waarde toevoegen voor de patiënt. Het voert te ver voor toeleveranciers om zelf met eindgebruikers en patiënten in gesprek te gaan, maar zij moeten wel begrijpen voor welke wereld Philips werkt, waar de zorg naar toe gaat en wat dat voor onze systeemoplossingen betekent. Samenwerking zit in het dna van Philips en dat zoeken we ook bij onze toeleveranciers.’