De Banden tussen de Italiaanse industrie en Nederlandse hightech zijn dun
Parallel aan een staatsbezoek was er eind juni een economische missie naar Italië, de vijfde exportmarkt voor Nederland, goed voor 21 miljard euro omzet. Bekend om kunst, cultuur, culinaire tradities én ‘made in Italy’-design. Daarnaast heeft Noord-Italië een naam in de machinebouw. Een rondgang door dé industrie-hub daar, de provincie Bergamo, leert dat sommige ondernemingen zich met Nederlandse topbedrijven kunnen meten. Maar ze hebben er last van dat het land nog altijd niet hersteld is van de crisis van 2008, aldus de OESO. En ze hebben last van de eigen, gesloten cultuur, onderkennen insiders. Misschien zijn de banden met onze industrie daarom vooralsnog dunnetjes.
• ‘Provincie Bergamo is een heel goede omgeving voor een hightech bedrijf.’
• Inspiratie voor Kilometro Rosso komt van High Tech Campus Eindhoven.
• Industrie in Bergamo en omstreken heeft niet dezelfde concurrentiekracht als die in Nederland.
• OESO beveelt provincie aan de banden met de internationale industrie aan te halen.
ABB heeft recent zijn Smart Lab geopend in Bergamo, een faciliteit voor het testen van elektrificatie-innovaties, al dan niet samen met klanten (zie elders in deze uitgave). Het Zwitserse concern zit daar omdat het in de noordelijke helft van Italië plusminus tien ontwikkel- en productievestigingen heeft, met name op het gebied van robotica, maar ook aandrijftechnologie- en energiedistributie-oplossingen. En die zitten daar omdat er voldoende goed geschoold personeel voorhanden is. Als het voor deze multinational een aantrekkelijke regio is, in hoeverre is dat dan het geval voor Nederlandse hightech bedrijven? Feit is dat met name de machinebouw een belangrijk aandeel (ruim 25 procent, CBS 2016) heeft in onze Italiaanse import. Andersom betreft het vooral chemische en agrarische producten (tezamen ruim 43 procent). Maar, sprekend met mensen actief in de industriële hub die Bergamo is, lijkt onze relatie met de Italianen vooral handel te betreffen van gestandaardiseerde waar. Van relaties die dieper gaan, van samenwerken aan technologische innovaties, lijkt weinig sprake.
Op zoek in Eindhoven
Nee, Nederland is niet het eerste land waar hij aan denkt als het gaat om industriële productie. Desalniettemin is Roberto Vavasorri van Brembo momenteel ook in de regio Eindhoven op zoek naar mechatronica-leveranciers. De Noord-Italiaanse fabrikant van schijfremsystemen zoekt kleine, lichtgewicht, elektrische motion control-systemen plus de behuizingen die geïntegreerd kunnen worden in de remklauwen die het bedrijf uit Bergamo produceert. Een product dat Brembo levert aan ‘bijna alle Formule 1-teams’ en aan autobouwers als Porsche, Aston Martin, BMW, Tesla en natuurlijk Ferrari. Daarnaast ontwikkelt en produceert de onderneming de remschijven voor middensegment-auto’s, als die van Ford en GM, zo schetst de business development & marketing director. We treffen hem in het hoofdkantoor en r&d-centrum van Brembo, gevestigd in Kilometro Rosso. Een modern ogend technologiepark, van verre herkenbaar dankzij de bordeauxrode muur van om en nabij een kilometer, met daarachter verschillende ontwikkelcentra en hightech bedrijven.
VDL Nedcar
De supply base van Brembo (in 2016 omzet ruim 2,2 miljard euro en een groei van bijna tien procent) omvat zo’n 2.000 leveranciers (waaronder 300 key suppliers), goed voor tachtig procent van de toegevoegde waarde van het bedrijf. Dat Vavasorri zich ook in Nederland oriënteert, mag zeker niet los gezien worden van VDL Nedcar, waar BMW een aantal Mini-modellen laat bouwen. Ofschoon Brembo niet aan de fabriek in Born toelevert, is hij bekend met de kwaliteit die een supply base moet hebben om succesvol te kunnen produceren voor BMW. In de typische taakverdeling tussen Brembo en een toeleverancier is de eerste verantwoordelijk voor de functionele specificaties en de tweede voor de detailengineering. Vavasorri pakt ter illustratie een felblauwe remklauw van zijn vensterbank: ‘Dat geldt voor deze veer, maar ook voor de afdichtingen en de zuigers. Dergelijk engineeringwerk kun je beter aan de specialist overlaten. Om dezelfde reden doen wij zelf het aluminium gietwerk; dat is ons specialisme. Daarmee onderscheiden we ons van concurrenten als Bosch.’ Als toeleverancier van de grote autobouwers heeft Brembo min of meer dezelfde rol: ‘Het design is hun terrein, wij zijn verantwoordelijk voor de technische specificaties, om te zorgen dat een bepaald model auto een remsysteem krijgt dat – dat is de gebruikelijk maatstaf – 2,5 tot drie keer sterker is dan de motor.’
Met de paplepel
Dat Vavasorri ook in Eindhoven leveranciers zoekt, betekent niet dat hij niet content is met de leveranciers uit de directe omgeving van Bergamo. ‘In de Eindhoven-regio is heel veel specialistische kennis van elektronica en mechatronica geconcentreerd, vandaar. Maar de provincie Bergamo is een heel goede omgeving voor een hightech bedrijf als dit, dat investeert in de ontwikkeling van nieuwe materialen en mechatronica. Het opleidingsniveau is hier hoog en veel mensen zijn zeer geïnteresseerd in techniek. Dat verklaart het grote aantal machinebouwers en toeleveranciers hier’, aldus Vavasorri. ‘Die belangstelling geldt zeker niet alleen voor mannen; ik heb zeker tien vrouwelijke relaties met veel technische kennis en interesse, op een verantwoordelijke positie binnen een technisch bedrijf. En Noord-Italianen zijn heel oplossingsgericht en komen ook met bruikbare oplossingen, terwijl bijvoorbeeld Duitsers of Amerikanen zich in de eerste plaats druk maken over het budget of de procedures. Niet voor niets komen Duitse bedrijven hier om mensen te werven.’ En niet voor niets staat het belangrijkste r&d-centrum van Brembo in Bergamo. ‘Wij hebben ook ontwikkelcentra in China, Polen en de VS, maar de primaire r&d gebeurt hier. Onderzoek naar de toepassing van kunstmatige intelligentie, van zelflerende systemen, dat doen we hier.’ Brembo heeft zijn meest klanten in Duitsland en VS, tezamen goed voor meer dan de helft van de omzet. ‘Maar het omzetaandeel van Chinese klanten neemt snel toe. Niet zo vreemd als je weet dat vorig jaar in Europa 18 miljoen auto’s zijn gebouwd, tegen 26 miljoen in China’, verklaart Roberto Vavasorri de recente overnames (onder meer van Asimco Meilian Braking Systems) die Brembo in het Aziatische land gedaan heeft.
Farmacie
Even verderop achter de lange, rode façade staat het gebouw van Instituto Mario Negri. Het is een van de twee vestigingen van het non-profit onderzoeksinstituut. Hier leggen de 200 medewerkers zich helemaal toe op onderzoek naar nieraandoeningen en een aantal zeldzame ziektes. Het laboratorium wordt voor twintig tot dertig procent gefinancierd uit opdrachten voor de farmaceutische industrie, multinationals en regionale familiebedrijven, voor dertig tot veertig procent uit subsidies van onder meer de EU en de Italiaanse overheid en voor nog eens dertig tot veertig procent uit giften van donateurs. ‘Dat laatste budgetaandeel willen we graag verkleinen omdat de omvang ervan sterk kan variëren, zonder dat we er invloed op hebben.’ Vergroting van de budgetinbreng door de farmaceutische industrie – bedrijven als Johnson & Johnson, GlaxoSmithKline en Novartis – mag er evenwel niet toe leiden dat het instituut ook maar iets van zijn onafhankelijkheid opgeeft, aldus Ariela Benigni, hoofd van het molecular medicine department van het instituut. ‘Want juist de vrijheid die wij hebben om een medicijn van een klant een positief of negatief oordeel te geven, is een van onze belangrijkste onderscheidende waarden.’
Hightech onderzoek
Dat dit hightech onderzoeksinstituut juist in Bergamo is gevestigd, heeft niet alleen te maken met de geboorteplaats van zijn oprichter, Mario Negri, een succesvol juwelier, maar ook met de ruime beschikbaarheid van hooggekwalificeerd personeel. ‘Het onderwijs in dit deel van Italië ligt op een hoog niveau.’ Het niveau van het instituut wordt bevestigd door de awards die het lab in de loop der jaren heeft gewonnen – in juni was het nog finalist voor European Inventor Award 2017 –, maar ook door de uitwisselingsprogramma’s waarin het zit met universiteiten uit een groot aantal ontwikkelde landen, zowel in Europa als de VS. ‘Ja, met regelmaat komen ook fellows uit Nederland hier onderzoekswerk doen’, aldus Benigni, die zelf een deel van haar studietijd heeft doorgebracht aan de universiteiten van Groningen en Maastricht. En in het kader van EU-programma’s werkt Instituto Mario Negri nauw samen met universitair medische centra als die van Leiden en Groningen. ‘Samenwerking met Nederlandse farmaceutische bedrijven is echter nog niet van de grond gekomen, maar die zouden we graag aangaan.’
Open innovatie
Al komen hier dan nog geen leveranciers uit Eindhoven, de inspiratie voor de opzet van Parco Scientifico Technologico Kilometro Rosso komt er wel vandaan. Voorafgaande aan de bouw van het technologiepark heeft een delegatie onder meer de High Tech Campus bezocht. Open innovatie en samenwerking staan dan ook centraal achter de rode façade die het park zo’n opvallende verschijning meegeeft in het landschap met een mengeling van industriële bedrijven en akkers. Het park kent inmiddels ruim vijftig onderzoeksinstituten en bedrijven (goed voor 1.600 werknemers). Daaronder r&d-afdelingen van grote bedrijven, maar ook start-ups. Niet dat de selectie nu heel streng lijkt, maar bedrijven ondergaan – alvorens tot de gemeenschap te kunnen toetreden – een screening, verzekert de sales & marketing director van het park, Roberto Marelli. ‘Juist omdat samenwerking tussen ondernemingen tot bijzondere innovaties kan leiden, zoeken we bij voorkeur partijen die echt wat voor elkaar kunnen betekenen’, verklaart hij de combinatie van software-, biotechnische en mechatronica-bedrijven, een aantal afdelingen van de universiteit van Bergamo en onderzoeksinstellingen als Instituto Mario Negri, het non-profit onderzoeksinstituut waar de 200 medewerkers zich helemaal toeleggen op onderzoek naar nieraandoeningen en een aantal zeldzame ziektes. Bedrijven die langs de meetlat gelegd worden zijn met name de start-ups. ‘Dit park heeft ook een incubatorfunctie. Niet dat wij zelf investeren in start-ups, maar wij ondersteunen ze wel bij het zoeken naar subsidiemogelijkheden. En als een van onze bestaande partners brood ziet in nauwe samenwerking staat het hem vrij huisvesting hier om niet ter beschikking te stellen.’
China
Het park stimuleert de samenwerking langs formele en informele weg: ‘Bedrijven organiseren events of workshops. Maar we ontvangen hier ook vrijwel elke week een delegatie van bedrijven die zich willen oriënteren op businessmogelijkheden in deze regio. Vorige week hadden we nog een groep uit Rusland en eerder dit jaar één uit China, waarvoor we ook enkele honderden één-op-één matchmeetings georganiseerd hadden.’ Met China is eind vorig jaar zelfs een Italy-China Technology Transfer Center opgericht, om de uitwisseling van technologische kennis te bevorderen. ‘In beide richtingen’, benadrukt Marelli. ‘De Chinezen zijn vooral geïnteresseerd in onze productietechnologische en machinebouwinnovaties.’ Minder vaak komen delegaties van binnen de EU, omdat ondernemingen elders uit Europa inmiddels de weg wel weten en door de harmonisatie hier gemakkelijker hun weg vinden. Nee, uit Nederland hebben we hier nog geen groep ontvangen.’ Informele contacten worden gefaciliteerd met bijvoorbeeld het Cafetaria, het gemeenschappelijke restaurant. ‘Juist bij de koffie komen mensen met elkaar in gesprek en kunnen de mooiste projecten ontstaan.’
Strategische samenwerking
Als voorbeeld van samenwerking noemt Marelli het Consortium Intellimech, met partners als ABB, Balluff, Cosberg, CMS Industries, andere multinationals en Italiaanse bedrijven. ‘Zij werken nauw samen, niet op voor hen strategische terreinen, maar wel aan ontwikkelingen die de bedrijfsvoering sterk kunnen verbeteren. Zo ontwikkelen de partners nu een technologie om elke component die zij produceren een uniek kenmerk mee te geven, zodat dat deel gedurende zijn gehele lifecycle gemakkelijk gevolgd kan worden.’ Een ander voorbeeld is de samenwerking tussen Brembo, Italcementi (onderdeel van de Duitse Heidelberg groep) en het Instituto Mario Negri. Eentje die zijn oorsprong in het Cafetaria heeft en geleid heeft tot een remschoen met als slijtlaag een bijzonder cement. ‘Het instituut heeft onderzoek gedaan naar de impact van de schoen op het milieu in het algemeen en de gezondheid van mensen in het bijzonder’, verklaart Marelli de op het eerste gezicht niet-voor-de-hand-liggende combinatie van organisaties. En komende winter brengt ‘bewoner’ Mario Way een met gyroscoop uitgeruste, Segway-achtige rolstoel op de markt. Die geeft de gehandicapte een veel hogere zit wat de communicatie met de staande medemens comfortabeler maakt. Een ontwikkeling waar maar liefst vijf Kilometro Rosso-partners bij betrokken zijn, waaronder het advocatenkantoor Jacobacci & Partners, dat de patentrechten heeft geborgd.
Lokaal uitbesteden
Aniello Aliberti is president van Technix, gevestigd in het nabij gelegen Grassobbio. Hij heeft behoefte aan medewerkers die de digitalisering van de röntgenapparaten die de onderneming ontwikkelt en produceert kunnen versnellen. Het bedrijf is leverancier van onder meer GE en Philips Healthcare. ‘Philips beleveren we al meer dan twintig jaar’, verklaart de directeur trots vanachter zijn kolossale notenhouten bureau. Zijn bedrijf doet de volledige ontwikkeling en productie van mobiele, digitale en analoge röntgensystemen. Die vervolgens onder de eigen merknaam of onder naam van de oem-klant op de markt worden gebracht. Tijdens de rondleiding treffen we in de assemblage- en testruimtes een flink aantal mobiele systemen. In de distributieruimte staan grote kisten en dozen, voorzien van de naam ‘Philips’, klaar voor transport rechtstreeks naar de eindklant. Het aandeel in Technix’ omzet (van 38 miljoen euro in 2016) van digitale röntgenapparatuur neemt snel toe, terwijl dat van ‘analoog’ navenant afneemt. ‘Die leveren we alleen nog aan ziekenhuizen in landen waar niet voldoende budget beschikbaar is voor de veel duurdere digitale apparatuur.’ Een andere trend waarin het bedrijf meegaat, is die van het ontwikkelen van apparaten die de medische specialist in staat stellen, computerondersteund, de beelden over de tijd gemaakt van een bepaalde patiënt nauwkeurig met elkaar te vergelijken. Beelden van een steeds hogere resolutie, gemaakt met steeds minder schadelijke röntgenstraling, duidt hij de voortdurende uitdaging die zijn onderneming het hoofd heeft te bieden. Voor inzicht in de behoefte in de klinische markt werkt zijn onderneming nauw samen met de ziekenhuizen in Bergamo en Brescia. Dat zijn wel de enige eindgebruikers waarmee Technix contact heeft. ‘Verder laten we dat helemaal aan de oem’ers waarvoor wij werken.’
Lokaal en intern uitbesteden
Heeft Technix zijn klanten wereldwijd, de toeleveranciers zijn voor 95 procent te vinden binnen veertig kilometer van Grassobbio. Het merendeel maakt deel uit van dezelfde groep waartoe Technix behoort. ‘Wij doen alle engineering. Wij schrijven in detail voor aan welke specificaties metaalwerk of printplaten moeten voldoen. Onze suppliers beperken zich tot het verbeteren van de produceerbaarheid. En zij moeten natuurlijk steeds de state-of-the-art aan bewerkingsmachines hebben staan. Die samenwerking verloopt heel goed. Niet voor niets is de gemiddelde duur van onze toeleveranciersrelatie meer dan vijfentwintig jaar.’ Een supply base-kwaliteit die versterkt wordt door het feit dat er heel veel radiologische bedrijvigheid in deze regio aanwezig is. Aldus Aliberti, die trots een foto op zijn mobieltje toont van hemzelf met David de Waal, de Nederlandse consul-generaal in Milaan. Eind vorig jaar gemaakt toen hij op het consulaat een TEDx-speech mocht houden over die nieuwste ontwikkeling van Technix: een mobiel röntgenapparaat dat kan traplopen. ‘Zodat mensen die heel slecht ter been zijn niet meer naar het ziekenhuis hoeven te komen, of tegen veel geld met een ambulance moeten worden gehaald. Inmiddels hebben we eerste op de markt gebracht, in China.’
Waardevolle medewerkers
ABB’s nieuwe Smart Lab, een technologiepark, innovatieve radiologische bedrijvigheid… Dat dit zich allemaal juist in Bergamo heeft verzameld, is verre van toevallig, meent Roberto Marelli van Kilometro Rosso. Dankzij de hoge concentratie van universiteiten in deze regio is het opleidingsniveau ‘hoog’. Dat gevoegd bij een op techniek georiënteerde en oplossingsgerichte cultuur maakt inwoners van de regio Lombardije, waartoe de provincie Bergamo behoort, tot waardevolle medewerkers voor de duizenden industriële bedrijven. Volgens cijfers van Bureau Van Dijk (2013) kost een gemiddelde industriële werknemer er 32.000 euro, terwijl die 147.800 euro aan waarde toevoegt, zo meldt een publicatie van Confindustria Bergamo.
Zelfde hightech issues
Het gebied lijkt min of meer gelijke tred te houden met de Nederlandse hightech. Gevraagd naar de actuele ontwikkelingen in de regionale industrie, noemt Marelli zaken die ook in onze hightech spelen. Zo werpen vele machinebouwers in Bergamo zich op om de eindgebruiker zoveel mogelijk te ontzorgen. ‘De klant besteedt tegenwoordig uit op basis van niet meer dan functionele specificaties. De technische uitontwikkeling legt hij volledig neer bij de machinebouwer, die op zijn beurt – door modularisatie – weer zoveel mogelijk verantwoordelijkheid neerlegt bij zijn system suppliers.’ Voorts doet ook in deze Noord-Italiaanse regio het genereren en analyseren van big data uit productiesystemen steeds meer zijn intrede, informatie die de koplopers inzetten om hun service te optimaliseren. Ook hier is de industrie bekend met Industrie 4.0. ‘Ja, ook hier concentreren machinebouwers zich steeds meer op het ontwikkelen van software, op de digitalisering van hun machines. Ook hier verschuift het zwaartepunt van hardware naar software. Maar, heel hard gaat die ontwikkeling nog niet. Bottleneck is de beschikbaarheid van data-analisten’, kaart Marelli nog maar eens een voor de Nederlandse hightech zeer herkenbaar probleem aan.
Twee snelheden
De conclusie ‘gelijk tred met de Nederlandse hightech’ gaat misschien (enigszins) op voor de provincie Bergamo en omliggende regio, maar zeker niet voor de rest van het land. Volgens Dennis van Arkel is Italië een land van twee snelheden. Hij werkt bij Brevini, onderdeel van Dana, een Noord-Italiaanse multinational in componenten voor alle vormen van mobiele toepassingen. Als director sales & marketing Benelux komt hij veel in Italië. ‘De scheidslijn ligt ongeveer ter hoogte van Rome; daaronder heerst een bijna Afrikaanse mentaliteit, waarbij er alleen gewerkt wordt als er geld nodig is, niet omdat dat de afspraak is. Noord-Italië daarentegen heeft een bijna-Duitse mentaliteit. Ze zijn er wel losser, flexibeler dan de Duitsers, een beetje vergelijkbaar met de Nederlanders. Ze zijn ook flexibel qua seriegroottes en levertijden, maar houden zich strak aan gemaakte afspraken en documenteren alles goed. Tegenwoordig zijn ze het Engels goed machtig. Maar ze zijn niet zo high-precision als de Eindhovense regio; de nadruk ligt er nog sterk op de mechanica. Dat Noord-Italië op internationaal hoog niveau werkt, wordt aangetoond door het grote aantal Duitse bedrijven dat er uitbesteedt. En niet voor niets heeft een Bosch Rexroth een aantal Noord-Italiaanse familiebedrijven overgenomen en geïntegreerd in de organisatie’, aldus Van Arkel. Hij bevestigt: ‘Noord-Italiaanse kwaliteit zit vooral in de machinebouw en de mechanische componenten: hydrauliek, kleppen, tandwielkasten.’
4e versus 44e
Toch heeft ook de industrie in Bergamo en omstreken niet dezelfde concurrentiekracht als die in Nederland. Bestudering van ‘OECD Territorial Reviews: Bergamo, Italy’ van eind vorig jaar leert dat Bergamo weliswaar een omvangrijke industrie heeft, maar die heeft de afgelopen tien jaar veel van zijn glans: lag de productiviteit per capita in 2000 nog 33 procent boven het OECD/OESO-gemiddelde, in 2011 was daar nog maar 14 procent van over. Bergamo wordt meegezogen in de economische malaise waarin Italië al sinds de crisis van 2008 verkeert. Een inzakkende binnenlandse vraag, veel bureaucratie en inflexibele arbeid. Ook over het opleidingsniveau van de provincie staat de OESO niet te juichen: studenten scoren nog bovengemiddeld, de beroepsbevolking als geheel scoort onder het gemiddelde. Ook vergeleken met de rest van Lombardije is Bergamo innovatief, gelet op het aantal patenten dat gevestigd wordt. Maar sinds 2000 heeft het zich internationaal gezien niet weten te verbeteren.
Het ‘Country Report Italy 2016’ van de Europese Commissie over de Italiaanse economie schetst een vergelijkbaar beeld, met nóg negatievere kwalificaties: Italië raakt sinds 2008 steeds verder achterop bij het Europese gemiddelde met een bbp op het niveau van 2000, een achterblijvende productiviteit bij relatief hoge loonkosten (Italië heeft in de EU de hoogste impliciete belastingvoet, het totaal aan directe en indirecte belastingen plus sociale lasten uitgedrukt als percentage van de arbeidskosten), te weinig investering in het scholen van de beroepsbevolking en ‘suboptimale’ samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen (zie de infographic). Ten slotte, scoort ons land op de Global Competitiveness Index 2016-2017 van het World Economic Forum een vierde plek, Italië moet het doen met een 44e.
Matige arbeidsmoraal
Rudie Campagne, de Nederlandse president-directeur en oprichter van de Vittoria Group, met hoofdkantoor in Bergamo, heeft wel een idee van de oorzaak van de opgelopen achterstand van de Italiaanse industrie. Hij kan de kwaliteiten van de industrie in zijn regio gemakkelijk in mondiaal perspectief zetten, want Campagne heeft zich gedurende de 73 jaar van zijn leven ontwikkeld tot een echte kosmopoliet. Na managementfuncties voor Philips, eerst in Eindhoven en daarna in Singapore, trad hij in dienst van het Franse Thomson Consumer Electronics (het huidige Technicolor SA). Waarvoor hij in Duitsland terechtkwam, waar hij intensief meewerkte aan reorganisatie van de Duitse acquisities: Nordmende, Saba en Telefunken. Als algemeen directeur van de verliesgevende audio-activiteiten van Thomson besloot hij de productieactiviteiten naar Azië te verplaatsen en zijn hoofdkantoor van Parijs naar Singapore. En daar liep hij de eigenaar van een kleine Italiaanse bandenfabriek tegen het lijf die een deel van de productie in Thailand had. Een slecht draaiend bedrijf, aldus Campagne. Maar met zijn ervaring in het herstructureren van bedrijven en het ontwikkelen van businessmodellen op zak durfde hij het aan in deze onderneming te investeren en de leiding over te nemen. Een van zijn eerste ingrepen was de productie compleet over te hevelen van Italië naar Bangkok. ‘Hier waren de loonkosten veel hoger en het was een slecht geleide vestiging met een matige arbeidsmoraal’, licht hij toe.
Slechte planners, heel creatief
Onder zijn leiding is Vittoria uitgegroeid tot ‘de grootste fabrikant van premium racefietsbanden ter wereld’. Vooral de laatste jaren heeft zijn onderneming een flinke groei-impuls gekregen, een succes met wel een Italiaanse geestelijke vader, verklaart Campagne, een techneut die alles wist van grafeen, een koolstofmateriaal met bijzondere eigenschappen – 200 keer sterker dan staal, flexibel en zeer dun – die juist racefietsbanden extra kwaliteit geven. Het meer fundamentele onderzoek aan het grafeen gebeurt nog steeds in Italië, maar het ontwikkelen van de compounds vindt plaats in Thailand, waar veel kennis van rubbertechnologie aanwezig is. En dat is geen toeval, maakt Campagne duidelijk: ‘Hier in Italië heb je veel briljante mensen die de meest bijzondere dingen uitvinden, maar in plannen zijn ze niet sterk. Nieuwe ontwikkeling starten ze zomaar ergens, waardoor ze vaak drie, vier keer opnieuw moeten beginnen. Daardoor kost het vaak meer dan bijvoorbeeld in Duitsland. Dus beperken Italiaanse innovaties zich tot vooral gebruiksproducten, design, maar dat doen ze wel met heel veel inspiratie en creativiteit. Er komen dan ook vaak de meest fantastische dingen uit.’ Niet voor niets hebben Italiaanse consumentenmerken wereldwijd een uitstekend imago en juist daarom heeft Campagne alles aan het bedrijf Vittoria veranderd, maar niet de merknaam.
Veel geslotener
Italianen, constateert Campagne ook, zijn hiërarchisch ingesteld. ‘Dat zou wel eens met de grote invloed van de zeer centralistische bestuursorganisatie van de katholieke kerk te maken kunnen hebben. Toen ik hier net de boel had overgenomen, wisten ze niet wat zagen toen ik op mijn scootertje naar de zaak kwam. In Nederland, waar je je rechten als leidinggevende moet verdienen door het goede voorbeeld te geven, zou ik een heel andere baas zijn.’ Dit soort culturele verschillen zorgt er naar zijn mening voor dat er vooralsnog niet zoveel intensieve zakelijke banden zijn tussen de Nederlandse en de Italiaanse industrie. ‘Wil je hier zaken doen, dan moet je het vertrouwen verdienen. En dat is lastig voor de direct communicerende Nederlander. Wij zien dat zelf als ‘open en eerlijk’, hier ervaren ze het al gauw als lomp. Wij hebben ook een zekere zelfspot over ons, Italianen lachen nooit om zichzelf.’ En de Italiaanse ondernemer is veel geslotener. ‘De industrie bestaat hier voor het grootste deel uit kleinschalige familiebedrijven, sterk verticaal geïntegreerd, met allemaal hun eigen specialisten op de loonlijst. Dat zijn wel heel goede, goed opgeleide mensen. Als de Italiaanse industrie wat minder op de eigen familie zou zijn gericht, wat opener zou zijn, meer gericht op samenwerken met andere bedrijven, dan zou ze wereldwijd nog veel succesvoller zijn.’
Desalniettemin speelt de Italiaanse industrie geen onbelangrijke rol in de business van Rudie Campagne. ‘Het katoengaren waaruit wij het bandenkarkas opbouwen, komt voor honderd procent uit Italië. Topkwaliteit van het bedrijf Comerio Ercole te Busto Arsizio. Daarmee kunnen wij stevige, maar toch zeer dunne karkassen produceren van niet meer 0,2 millimeter dik. De productie daarvan doen we met machines ook van Italiaanse makelij. Het karkasmateriaal komt er met een snelheid van 50 meter per minuut uit. In machinebouw zijn ze hier heel ongekend goed.’ En de relaties tussen de Nederlandse en Italiaanse industrie mogen dan beperkt, zelf doet Campagne toch behoorlijk wat zaken in zijn vaderland. Zo levert hij banden aan Apollo Vredestein. En Shimano Benelux doet de distributie van Vittoria-producten in een flink aantal landen, waaronder de Benelux. Voorts levert AkzoNobel verschillende producten voor de Vittoria-productie in Thailand.
Internationale banden aanhalen
Terug naar de OESO-kwalificatie van de Italiaanse economie in het algemeen en die van Bergamo in het bijzonder. Het samenwerkingsverband van 35 ontwikkelde landen beveelt de regio aan meer te focussen op technologische activiteiten met een hogere toegevoegde waarde. Voorts moet er flink geïnvesteerd worden in met name jonge mensen, om mee te kunnen in de snelle (digitale) veranderingen in de internationale industrie. Ook bepleit de OESO het promoten van innovatienetwerken voor mkb-bedrijven en onderzoeksinstellingen; samenwerking verloopt nu moeizaam omdat overheden en instellingen op regionaal, provinciaal en nationaal niveau allemaal hun eigen agenda volgen. Ten slotte, meest opvallend is de aanbeveling aan de provincie de banden met de internationale industrie aan te halen door waar mogelijk lokale uitbesteding te vervangen door grensoverschrijdende, om zodoende meer investeerders uit het buitenland aan te trekken.
links
en.wikipedia.org/wiki/List_of_companies_of_Italy