Nederland moet zijn budget voor Defensie zo snel mogelijk opvoeren naar de 2 procent NAVO-norm en de bestedingen naar voren halen, zo werd eerder deze week in het Tweede Kamerdebat over de Rusland-Oekraïne-crisis bepleit. Even eerder liet de Duitse Bondskanselier Olaf Scholz weten 100 miljard euro vrij te maken voor defensie. Het zijn een paar signalen van de versterking van de Europese legers die de komende jaren worden doorgevoerd. Maar al zijn het directe reacties op de oorlog in het Oosten van Europa, het vrijmaken van extra budget is er niet direct een antwoord op het geweld. Daarvoor vergt het teveel tijd om al die euro’s om te zetten in gevechtsvoertuigen, straaljagers, fregatten en wat dies meer zij.
Aanbesteden kost jaren
Alleen al het opzetten en uitvoeren van aanbestedingstrajecten kost doorgaans jaren. Dat geldt zelfs voor het produceren van de uitontwikkelde tanks als waarmee het Duits-Nederlandse tankbataljon is uitgerust dat momenteel in de Baltische staten gelegerd is. Maar het geldt ook voor systemen als vrachtauto’s en drones die in eerste instantie ontwikkeld zijn voor civiel gebruik, maar in aangepaste vorm ook ingezet zouden kunnen worden voor defensiedoeleinden. ‘Producten die al op de plank liggen zijn vaak nog niet goed aangesloten op de wensen van de strijdkrachten en het aanpassen kost tijd’, weet Peter Buiting, communicatieman van de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie & Veiligheid (NIDV). Dit is een brancheorganisatie ooit mede opgericht door de ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken, juist om de behoeften van Defensie en het aanbod van de industrie beter op elkaar te laten aansluiten.
Defensie veeleisende maar geen conjuntuurgevoelige klant
De ‘defensie-industrie’ in Nederland – in casu de leden van de NIDV – bestaat grotendeels uit (mkb-)bedrijven waarvoor defensie louter één van de markten is waarop zij actief zijn, goed voor in doorsnee 10 tot 15 procent van de omzet. Dat heeft veel te maken van de lange looptijd van projecten die van bedrijven veel voorinvestering vraagt en met de zeer hoge kwaliteits- en certificeringseisen die Defensie aan leveringen stelt. Tegelijk is Defensie vaak de enige klant voor een product of moet worden geconcurreerd met buitenlandse staatsbedrijven om naar bondgenoten te exporteren. ‘Toch is Defensie ook een goede klant, die voor miljarden aan diensten en producten inkoopt per jaar en niet conjunctuurgevoelig is’, aldus Buiting.
Onderhoud naar voren gehaald
Dat laatste bewees zich tijdens de corona-crisis. Zo heeft de Duitse krijgsmacht in 2020 de tijdelijke dip in het aanbod van werk voor haar industrie benut om onderhoud aan defensiematerieel naar voren te halen. Ook in Nederland heeft Defensie meegewerkt om een aantal opdrachten eerder te laten uitvoeren. Een bij de NIDV ingesteld ‘Coronaloket’ voor Nederlandse bedrijven heeft hierin een belangrijke rol gespeeld, duidt Buiting.
Kansen voor het mkb
De geldende norm is dat als Nederlandse defensieopdrachten gegund worden aan industrie in een ander EU-land er wordt samengewerkt met Nederlandse partners. En vice versa. ‘Dat vraagt ook om actieve deelname van mkb. Dat gaat niet vanzelf, terwijl er kansen liggen. Makers van eindproducten zijn op zoek naar hoogwaardige partners hier. Die zijn er, en dat willen we ook faciliteren. Intellectueel eigendom, exportvergunningen, internationaal contractrecht…, je moet er maar op voorbereid zijn.’
Personeelstekorten
Voorts kampt het leger in alle linies met personeelstekorten. Vandaar dat in de Strategische Kennis-en Innovatieagenda 2021-2025 en de Defensievisie 2035 van de krijgsmacht maatregelen zijn opgenomen om personeel met de industrie uit te wisselen. Zo loopt er een initiatief om vrachtwagenchauffeurs op te leiden tot reservist zodat ze ook inzetbaar zijn voor defensiedoeleinden. Ook willen de strijdkrachten waar nodig materieel van de industrie kunnen leasen, bijvoorbeeld vliegtuigen of vliegtuigonderdelen.