In deze tijden van geopolitieke instabiliteit en ecologische crisis zetten internationale instellingen volop in op Europese energie-autonomie. Dat is enkel mogelijk als de herindustrialisering van het oude continent prioriteit krijgt.
Op 18 mei 2022 stelde de Europese Commissie haar plan RePowerEU voor aan de pers. Met dit begrotingsinstrument van 300 miljard euro wil ze de Europese Unie onafhankelijk maken van energie-invoer, door de invoer van Russische fossiele brandstoffen af te bouwen en de productie van hernieuwbare energie te bevorderen. Deze energie-autonomie is inderdaad een belangrijke strategische en ecologische uitdaging. Maar dit plan kan pas slagen als het gepaard gaat met een herindustrialisering van het oude continent.
Een strategische en ecologische noodzaak
Het RePowerEU-plan is er gekomen als onmiddellijke reactie op de Oekraïnecrisis en de bijhorende verstoringen op de energiemarkt. Het maakt echter deel uit van een inspanning op langere termijn, om het milieu te beschermen en meer afstemming te krijgen tussen de EU-landen. Immers, hoe kan de Europese Unie haar uitstoot van broeikasgassen verminderen zonder rechtstreeks toezicht te houden op de productie van de energie die zij verbruikt en zonder haar verbruik van ingevoerde fossiele brandstoffen te verminderen? In die zin komen de strategische en ecologische belangen van de EU-landen grotendeels overeen. Vandaar ook dat men zo snel een gezamenlijk plan kon ontwikkelen met ambitieuze maatregelen: hogere productiecapaciteit voor bio-methaan, diversificatie van de leveranciers buiten de EU, goedkeuring van de eerste projecten om waterstof te produceren, gezamenlijke aankoop van gas en waterstof via het EU-energieplatform, enz.
Industriële onafhankelijkheid in het verdomhoekje?
Dit bijzonder ambitieuze plan is dus goed nieuws voor de Europeanen die te kampen hebben met oplopende energieprijzen en ook voor het klimaat. Energie-onafhankelijkheid is echter geen wondermiddel dat ook alle ecologische pijnpunten wegneemt: een grote mate van industriële onafhankelijkheid is ook essentieel. Het is immers bekend dat een derde van de CO2-voetafdruk van de EU afkomstig is van de invoer . Hoe kan de Europese economie haar CO2-voetafdruk reduceren, terwijl we afhankelijk blijven van exporterende landen waarvan het klimaatbeleid onzeker blijft?
Veerkracht alleen is niet genoeg
Sinds het begin van de coronapandemie hebben verschillende politieke en economische instellingen gehamerd op het belang van de Europese herindustrialisering. Dit werd gezien als een essentieel onderdeel om ons te wapenen tegen toekomstige gezondheidscrises en de bijhorende verstoring van de toeleveringsketens. Maar in het tijdperk van Industrie 4.0 is reshoring ook een belangrijke ecologische factor. Europa heeft immers de kans om een efficiënt, flexibel, veerkrachtig en vooral energie-efficiënt productiesysteem te ontwikkelen op haar eigen grondgebied.
Alle inspanningen voor een grotere Europese industriële onafhankelijkheid brengen ons dan niet alleen dichter bij onafhankelijkheid van exporterende landen, met name in Azië, maar helpen ons ook om de ecologische transitie en een koolstofvrije economie dichterbij te brengen. In sommige sectoren met tekorten, zoals de halfgeleiderindustrie, kunnen deze inspanningen op korte termijn vruchten afwerpen. In februari 2022 lanceerde de Europese Commissie een voorstel om de lidstaten minder afhankelijk te maken in dit opzicht: tegen 2030 zou 90 tot 100 miljard euro worden geïnvesteerd. In dit initiatief worden economische, strategische en ecologische belangen met elkaar verzoend. Andere industriële sectoren moeten dit voorbeeld volgen om de industrie van de toekomst ten dienste te stellen van de ecologische transitie.
Olivier Helterlin, VP Sales – France Benelux & Switzerland & CEO van PTC France