De klimaatdoelen van dit kabinet zijn voor de technologische en metallurgische industrie haalbaar. Door in te zetten op procesoptimalisatie, energiebesparing, elektrificatie van processen, zonnepanelen op het dak en de ontwikkeling en toepassing van nieuwe waterstoftechnologie is een CO2-reductie van 49 procent in 2030 mogelijk. Dat blijkt uit de Klimaatroutekaarten die FME vandaag presenteerde in Delft. Haalbaar, maar wel een ‘enorme uitdaging’ die nauwe samenwerking vergt van industrie, kennisinstellingen en overheden.
In het Nederlandse concept Klimaatakkoord staat, in overeenstemming met het VN-klimaatakkoord van Parijs, dat de Nederlandse industrie haar CO2-uitstoot in 2030, vergeleken met die van 1990, met 49 procent moet hebben verlaagd. Bert Duit is, behalve voorzitter van de AVNEG, de branchevereniging voor de gieterijen, ook directeur van VDL Castings uit Hoensbroek. Om het smeltproces in zijn bedrijf te elektrificeren is een investering van – naar zijn schatting – 15 miljoen euro nodig. Geld met name om de kolengestookte koepeloven ter vervangen door een systeem dat via inductie de ijzerschroot verhit, om het gietbaar te maken. Zou hij nu die investering doen, weet hij, dan vergt het wel vijftig tot honderd jaar voordat die is terugverdiend. ‘Bij de huidige kolenprijzen kost het vloeibaar maken van één kilo ijzer 1 euro. Met inductie wordt dat misschien een eurocent goedkoper, dus de investering daarin verdien je niet terug. Daar komt bij dat elektrificeren om de CO2-uitstoot te verlagen pas zin heeft als er voldoende aanbod is van groene stroom. Dat is bij lange na nog niet het geval. Én er zal door een energiebedrijf een 15 megawatt kabel tot aan mijn voordeur gelegd moeten worden.’
Innovatie en schaalvergroting
Duit is aangeschoven bij de persconferentie waar even eerder Bert den Ouden, managing director energie van Berenschot, de hoofdpunten heeft gepresenteerd van het onderzoek dat hij in opdracht van FME gedaan heeft. Daarin heeft hij duidelijk gemaakt wat er moet gebeuren om de technologische en metallurgische industrie jaarlijks 14,3 Mton CO2 minder te laten uitstoten. Een verhaal waaruit helder wordt dat met name met waterstof als brandstof flinke stappen gezet kunnen worden. Maar ook dat dat momenteel een investering van 685 euro per vermeden ton CO2-uitstoot vergt. ‘Maar dat is nu. De komende jaren zal de ontwikkeling niet stil staan. Over tien jaar kan dat zomaar gedaald zijn tot honderd euro per vermeden ton.’ In aanvulling voorspelt FME energiedeskundige Rob van Beek, dat zich rond waterstof eenzelfde proces zal voltrekken als dat zich rond windenergie vertrokken heeft: ‘Tot voor kort was er veel overheidssteun nodig om een windturbine rendabel te maken. Vandaag de dag is het rendement van een turbine door innovatie dusdanig verhoogd en zijn de bouwkosten ervan door schaalvergroting zodanig verlaagd dat commerciële partijen nu windmolenparken kunnen gaan aanleggen zonder overheidssteun. Door innovatie en schaalvergroting zullen de kosten van waterstoftechnologie sterk dalen. Grote commerciële partijen, denk aan Shell en allerlei andere ondernemingen, zullen daar samen met overheden en kennisinstellingen voor gaan zorgen’, zo is zijn overtuiging.
Nieuwe exportkansen
Kortom, onderstreept FME-voorzitter Ineke Dezentjé Hamming, aan het adres van minister van Economische Zaken en Klimaat Eric Wiebes, die zich laat vertegenwoordigen door zijn directeur generaal Focco Vijselaar: ‘De technologische en metallurgische industrie is in staat het klimaatdoel van 49 procent CO2-reductie te halen. En dat is goed nieuws. Temeer daar het uitvoeren van de Klimaatroutekaarten de industrie ook geld kan gaan opleveren.’ In de Klimaatkansenkaart die aan de rapportage is toegevoegd wordt aan de hand van een serie concrete casussen geïllustreerd hoe bedrijven uit de sectoren industrie, energie mobiliteit en gebouwde omgeving door te innoveren energie besparen, energie opslaan, producten circulair maken en processen digitalisering en zo efficiënter maken. ‘Door te innoveren en voorop te lopen kunnen we bedrijven in andere landen helpen. Hier liggen dus ook nieuwe exportkansen.’
Heffing en subsidie
Tegelijk benadrukt ook Dezentjé Hamming dat voorop lopen in klimaatinnovatie niet mag betekenen dat de Nederlandse politiek een ‘kop gaat zetten op Europese regels’. ‘En als de industrie dan een CO2-heffing opgelegd wordt, dan moeten die extra belastinginkomsten wel direct terugvloeien naar de innoverende industrie.’ Behalve met een heffing moet de innovatie en verduurzaming ook op gang worden gebracht door de zogeheten SDE++-subsidie. Een pot waar voor dit jaar 4 miljard euro inzit, beschikbaar voor het stimuleren van investeringen in CO2-reductiemaatregelen die meer dan vijf jaar terugverdientijd vergen. ‘Alom’, legt Van Beek uit, ‘wordt een terugverdientijd van minder dan vijf jaar niet gezien als een factor die de concurrentiepositie aantast. Voor elk jaar daarboven biedt de subsidieregeling steun. Die is dus wel noodzakelijk om de industrie te helpen de klimaatdoelen te halen.’
Handhavende, betrouwbare overheid nodig
In het aansluitende symposium krijgt Rob van Veen, van FME lidbedrijf Prysmian in Delft, waar het event gehouden wordt, het woord. Die geeft aan dat deze multinationale fabrikant van onder andere elektriciteitskabels zich zo goed mogelijk probeert de houden aan ‘Parijs’ en in dat kader recent 23 miljoen euro geïnvesteerd heeft in het moderniseren en verduurzamen van de fabriek in Emmen. ‘Wij houden ons aan de zware Europese regelgeving. Maar dan zou het ons wel helpen als die regels vervolgens ook goed gehandhaafd worden, zodat er geen kabels op de markt kunnen worden gebracht die niet duurzaam geproduceerd zijn.’ Ook Bert Duit heeft, namens AVNEG, een boodschap voor de politiek. ‘In onze bedrijven is meer dan de helft van de energie die we verbruiken nodig voor het vloeibaar maken van metaal. Daarvoor switchen van kolen naar elektriciteit vergt een forse investering door onze bedrijven en vraagt van de energiebedrijven dat ze zorgen voor kabels met 15 megawatt aan vermogen bij onze voordeuren. Daarnaast vraagt het van de overheid dat ze een betrouwbare partner is en niet een partij die door verandering van beleid het rendement van investeringen teniet doet. De overheid zal de randvoorwaarden moeten scheppen om te zorgen dat we met zijn allen de vandaag gepresenteerde plannen waar kunnen maken.’
Een samenvatting van de Klimaatroutekaart voor de technologische industrie is hier te vinden.