De productie daalde voor de vierde maand op rij, al was deze daling gering en kleiner dan in december. Het aantal nieuwe orders daalde opnieuw, zij het in de kleinste mate in drie maanden. De buitenlandse orders daalden eveneens licht.
De hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk daalde voor de elfde keer op rij, maar ook deze daling was bescheiden en kleiner dan in december. De voorraad eindproducten daalde aanzienlijk en de inkoopactiviteiten namen in bescheiden mate af. Ook de voorraad ingekochte materialen nam af. De levertijden bleven toenemen, zij het deze maand minder dan in december. De werkgelegenheid nam licht toe.
De inkoopprijzen stegen voor de tweede achtereenvolgende maand en de verkoopprijzen stegen aanzienlijk. Tot slot was het vertrouwen van de Nederlandse producenten in januari het grootst in veertien maanden.
Voorzichtig positief nieuws uit de PMI-cockpit: de index steeg van 48.3 in december naar 49.9 in januari. Dat duidt nog steeds op een krimp in de Nederlandse productiesector, maar deze is bijna verwaarloosbaar te noemen. Het nieuwe decennium had dus zeker slechter kunnen beginnen.
De score van net onder de 50 wordt vooral veroorzaakt door een aanhoudende daling in het productievolume, al was deze daling nu minder dan eind 2019. Verder duidt een daling in de ‘productie niet gereed’ deelindex op overcapaciteit. Door een afzwakking van de klantvraag kunnen Nederlandse producenten nu wel hun achterstanden wegwerken.
Positief nieuws is dat de werkgelegenheid index na een dip in december weer boven de 50 is uitgekomen. Dit duidt op een hernieuwde uitbreiding van de personeelsbestanden in de Nederlandse industrie, al was de banengroei nog bescheiden te noemen.
Het is ook goed om te zien dat Nederlandse ondernemers optimistisch zijn over het komende jaar. De toekomstige productie-index is sinds november 2018 niet meer zo hoog geweest. Nevi PMI-panelleden geven aan plannen te hebben om nieuwe (export)markten te betreden en zijn ook positief over wereldwijde economische groei.
Het zou echter te voorbarig zijn om nu rustig achterover te gaan leunen. Nederland is immers een open economie en mondiaal gezien is er nog wel de nodige onzekerheid. De Brexit is sinds 31 januari 2020 dan wel een feit, maar daarmee is de onzekerheid bepaald nog niet verdwenen. De Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk hebben tot het einde van dit jaar om tot een handelsakkoord te komen. Even ter vergelijking: de onderhandelingen tussen de EU en Canada over een dergelijk akkoord begonnen in 2009, het verdrag trad in september 2017 voorlopig (!) in werking. Met gevoel voor Brits understatement is er dus sprake van een ambitieus tijdpad.
Van een heel andere orde is de onzekerheid die de uitbraak van het coronavirus met zich meebrengt. Dit is natuurlijk in eerste instantie een mondiaal gezondheidsrisico, maar deze uitbraak heeft zeker ook effect op de wereldeconomie. In 2003 zorgde het SARS-virus al voor behoorlijke economische schade, maar nu is China een veel grotere speler in mondiale ketens. Bovendien zit de Chinese stad Wuhan door het virus ‘op slot’ en die miljoenenstad is een belangrijk logistiek knooppunt in het midden van China. Door het Chinees Nieuwjaar waren de meeste Chinese bedrijven al gepland dicht, maar door het virus is die sluiting in veel gevallen met een week verlengd en dat zorgt voor Westerse klanten voor problemen met de aanvoer van onderdelen. Net als in 2003 met SARS zal de economische dip tijdelijk zijn, maar de komende maanden zullen ook Nederlandse bedrijven last hebben van deze situatie. Er is al met al meer dan voldoende reden om de ontwikkelingen in de PMI, zowel in Nederland als mondiaal, op de voet te blijven volgen.