Arnold Stokking, lid van de stuurgroep van Smart Industry, is trots op het stimulerende effect van het Smart Industry-programma op de noodzakelijke digitaliseringstransformatie van de Nederlandse industrie. Maar het zou allemaal nog wel wat sneller mogen en dat vergt een veel meer internationale aanpak dan nu gehanteerd wordt. ‘TNO is heel complementair aan wat Fraunhofer nu bijvoorbeeld in Twente doet. Dat moet je benutten, maar dan wel op basis van structureel internationaal beleid en in internationale samenhang. Dat is beter dan ad hoc.’
Ja, het klopt dat TNO Industrie, waarvan Stokking de managing director is, in 2014 mede aan de wieg stond van het Smart Industry-programma. Dat terwijl bondkanselier Angela Merkel net het jaar ervoor het Duitse Industrie-4.0-programma had gelanceerd. Erbij aansluiten was geen optie, vanwege de beperkte focus van het Duitse programma op dat moment, benadrukt hij: ‘Duitsland heeft een industrie die fysiek veel meer verspreid is over een veel groter gebied. Dus lag in Industrie 4.0 de nadruk vanzelfsprekend veel meer op het met digitale middelen bevorderen van de ketenintegratie. In Nederland is en was die integratie al verder dus hebben wij in het Smart Industry-programma ook belangrijke aspecten als de rol van de mens in die gedigitaliseerde industrie, invloed van digitalisering op het business model en duurzaamheid meegenomen. Inmiddels zijn die Duitse en de Nederlandse programma’s veel meer naar elkaar toe gegroeid en hebben ze beide die brede scope gericht op het digitaliseren van producten en diensten, productie en ketensamenwerking, in alle aspecten.’
Te tijdelijk, te regionaal
Hoog tijd dus, wat Stokking betreft, die internationale, grensoverschrijdende aanpak te versterken. Want hoe tevreden hij ook is over de voortgang die geboekt wordt, de digitalisering is een zo breed en complex onderwerp dat je de implementatie daarvan niet aan de industrie en de marktwerking alleen kan overlaten. Dat snel genoeg van de grond te krijgen vergt de gezamenlijke inzet van de ‘triple helix’, de industrie met de kennisinstituten en de overheid. Dat vergt van de overheid financiële steun, en wel, structurele subsidie die toegekend wordt op basis van in eerste aanleg nationaal, en in tweede, internationaal innovatiebeleid. ‘Het verstrekken van gelden voor het stimuleren van digitalisering gebeurt nu veelal op tijdelijke basis en op regionaal niveau. Het Europese niveau is op dit moment misschien een brug te ver, maar laten we dan eerst eens tot gezamenlijk beleid komen met onze buurlanden, met Duitsland en België. Dat is nodig.’
‘Die wederkerigheid zie ik nu nog niet’
‘Wij werken in Nederland bijvoorbeeld samen met bedrijven binnen een Smart Industry fieldlab op het gebied van communicatiestandaardisatie (Smart Connected Supply Network, red.). Maar dergelijke standaardisatieafspraken sorteren pas echt effect als ze gemaakt worden op internationaal niveau. Om de diverse bedrijven in de keten slim met elkaar te verbinden. Maar ook om ervoor te zorgen dat in die bedrijven productiemachines kunnen worden opgesteld die allemaal van dezelfde, open communicatiestandaard gebruik maken. Dat vraagt om de grensoverschrijdende betrokkenheid van onderzoeksinstituten, maar dan wel op basis van reciprociteit. Zodat het Belgische Imec in Nederland zijn kennis en kunde kwijt kan op de terreinen waar zij in excelleren, dat Fraunhofer dat ook kan, maar dat TNO, andersom, ook in België en Duitsland welkom is om haar sterktes voor het bedrijfsleven in te zetten. Die wederkerigheid zie ik nu nog niet. TNO is heel complementair aan wat Fraunhofer bijvoorbeeld in Twente doet. Dat moet je benutten, maar dan wel op basis van structureel internationaal beleid en in internationale samenhang. Dat is beter dan ad hoc.’
‘Ophouden met per land alles zelf doen’
Aldus Stokking die met veel gedrevenheid zijn verhaal doet: ‘Geagiteerd ben ik zeker niet, maar ik heb wel veel passie voor dit onderwerp. Want de kansen die de digitalisering biedt zijn enorm. Ik knok ervoor om dit onderwerp goed op de internationale agenda’s te krijgen, juist omdat geen enkel Europees land dit in zijn eentje kan en we dus moeten samenwerken om kennis en kunde te delen. Ik wil tot formele samenwerkingen komen. Eerder heb ik al een letters of intent getekend met Fraunhofer op het gebied van embedded software. Op bijvoorbeeld het terrein van communicatiestandaardisatie moeten binnen de Europese Industrial Data Space Association ook duidelijke afspraken gemaakt worden. We moeten ophouden met per land alles zelf doen, maar veel elkaars sterktes benutten. Zo’n breed, complex onderwerp als de digitalisering van de industrie kan alleen in internationaal verband goed worden opgepakt.’
Daartoe heeft Arnold Stokking regelmatig overleg met het ministerie van EZK en ‘op zijn niveau’ met Fraunhofer, ‘een hele logische partner op dit onderwerp’. ‘Om duidelijk te maken dat we het regionale innovatiebeleid van provincies moeten inruilen voor een nationaal. Om met onze zusterorganisaties in onze buurlanden meer in detail tot afspraken te komen en budgetten bijeen te brengen om onze industriële achterbannen optimaal te bedienen. Ja, ook op ceo-niveau kent men elkaar en is er regelmatig afstemming om dit verder te brengen’, verwijst Stokking naar de contacten tussen Paul de Krom (ceo TNO) en onder andere Reimund Neugebauer (Fraunhofer).
Fred van Houten: ‘Fraunhofer Twente en Smart Industry staan elkaar niet in de weg’
Prof. Fred van Houten is lid van het ‘forum’ van de organisatie van het Smart Industry-programma. Tevens is hij initiator van het Fraunhofer Project Center aan de Universiteit Twente waar hij als wetenschappelijk directeur aan verbonden is. Over de totstandkoming van het FPC in Twente zegt hij vanaf zijn vakantie-adres dit: ‘Voordat Fraunhofer Nederland in beeld kwam was ik al betrokken bij het FME initiatief Smart Industry, begin 2014. Geert Huizinga (manager industriebeleid bij FME, red.), waarmee ik in 2004 de EU conferentie Manufuture heb georganiseerd, was een van de initiatiefnemers. Nederland mocht in 2014 invallen voor China op de Hannover Messe en het leek FME wel aardig als premier Rutte het Nederlandse antwoord op Industrie 4.0 aan bondskanselier Merkel kon presenteren. Er is toen met stoom en kokend water een Smart Industry-rapport geschreven. Later is TNO zich intensief met deze materie gaan bemoeien. Ik heb veel overleg gehad met Arnoud Stokking en Egbert Jan Sol (cto TNO Industrie en programmadirecteur Smart Industry, red.). Dat nam niet weg dat ik het zinvol vond om verder te gaan met Fraunhofer. Die twee dingen staan elkaar niet in de weg, hetgeen overigens beaamd wordt door met ministerie EZK. Met steun van de provincie zijn we aan de slag gegaan en alles loopt volgens plan. Op meerdere onderwerpen werken we overigens samen met TNO’, aldus Van Houten.