Binnen veel van de economische sectoren van de Nederlandse economie is de transitie naar een decarbonisatie of -vrije manier van werken inmiddels in volle gang. Maar uit een publicatie van de ABNAmro blijkt dat er in sommige sectoren nog erg veel emissiereductiewerk verzet moet worden, terwijl voor andere sectoren geldt dat het emissiereductiepad richting 2030 een haalbare optie is.
De sectoren die verantwoordelijk zijn de meeste uitstoot van broeikasgassen (BKG), staan voor een grote uitdaging om hun processen en producten koolstofarm te maken. Dit is vooral voor veel subsectoren van de industrie een belangrijke opgave, die soms complex is en veel obstakels kent. Het onderzoek laat echter eveneens zien dat er niet alleen talrijke oplossingen en mogelijkheden zijn voor de reductie van BKG in alle sectoren, maar dat deze technieken soms ook binnen handbereik liggen.
Overschakelen naar hernieuwbare bronnen of juist elektrificeren?
Decarbonisatie is een term die wordt gebruikt voor het verwijderen of verminderen van de uitstoot van met name koolstofdioxide (CO2). Dit kan op meerdere manieren worden bereikt en de best practice decarbonisatietechniek verschilt sterk per sector. Voor bedrijven in de ene sector is overschakelen naar hernieuwbare energiebronnen of vervanging van brandstoffen het meest kansrijk, terwijl bedrijven in andere sectoren meer ecologische winst halen met elektrificeren en efficiencymaatregelen.
Sweet spots: reductiepotentieel hoog, investeringen laag
Zodra er een clustering wordt aangebracht, komen er drie decarbonisatietechnieken naar voren die voor meerdere sectoren van de Nederlandse economie in de zogenoemde ‘sweet spot’ staan. Dit is de positie waar het BKG-reductiepotentieel relatief hoog is en de investeringen in de techniek relatief laag zijn. Het betreft hier elektrificatie, efficiencymaatregelen en brandstofvervanging (hernieuwbare bronnen in plaats van fossiel). Een vierde regelmatig terugkerende decarbonisatie-optie voor diverse sectoren is de opwek van hernieuwbare energiebronnen (zoals uit zon, wind, aardwarmte, etc.). In tegenstelling tot de voorgaande vier opties kunnen hier soms de investeringen relatief hoog liggen. Vaak is dit echter op de langere termijn zowel ecologisch als economisch juist een stuk rendabeler.
Emissies-reductie met 0,5 procent per jaar veel te laag: 2030-doel onbereikbaar
De emissies van BKG in de totale Nederlandse economie is in de periode 1990-2020 met 16% afgenomen, ofwel slechts 0,5% per jaar. In dit tempo is het 2030-doel onbereikbaar. De vraag is dan: kunnen bedrijven en overheden in krap acht jaar tijd nog meer doen? Het antwoord is relatief eenvoudig: om het 2030-doel te bereiken is veel geld nodig en zeer plooibare randvoorwaarden. En ook moeten de publiek en private inspanningen versneld worden.
Een aantal van de benoemde emissiereductietechnieken in deze publicatie vergen veel investeringen. Niet alleen in de techniek zelf, maar bijvoorbeeld ook in de infrastructuur. Een goede aansluiting op het elektriciteitsnetwerk met voldoende capaciteit is bijvoorbeeld een randvoorwaarde. Hierin heeft de overheid een belangrijke rol. Sowieso is de overheid in de hele transitie naar netto nul uitstoot richting 2030/50 een onmisbare dirigent. Zo kan zij middels voorlichting, kennisdeling, beleid, subsidies en gerichte investeringen de transitie de nodige stimulans geven. Duidelijk is dat alleen met een goed georkestreerd samenspel tussen private en publieke instellingen en krachtig ingrijpen door alle partijen op korte termijn het 2030-doel haalbaar is.
Uiteindelijk veel voordelen voor Europese economieën
Daar plukken we uiteindelijk de vruchten van. De Europese Commissie (EC) is van mening dat investeren in klimaatneutraliteit uiteindelijk veel voordelen gaat brengen voor Europese economieën, mits die economieën vol inzetten op de transitie. Denk hierbij aan een verbetering van de concurrentiekracht en de welvaartsgroei. Dit betekent dat de Nederlandse economie nu door de zure appel heen moet bijten om op termijn te profiteren van een innovatievere, meer circulaire en veerkrachtigere economie.