Overheden voeren de druk op. Gevestigde bedrijven maken, voorzichtig nog, stapjes. Nieuwkomers en start-ups gaan er voluit voor. En banken piekeren over nieuwe financieringsconstructies. Dus ja, de circulaire economie is ‘hot’. Maar eindgebruikers die er echt warm voor lopen, zijn nog dun gezaaid. ‘Op circulair overgaan is geen sinecure en kost veel tijd. Stapsgewijs is het meest kansrijk.’
Ketensamenwerking cruciaal
De circulaire economie komt er, al zal dat niet van vandaag op morgen zijn – zie ook de juni-editie van dit magazine. Rond Prinsjesdag presenteerde het kabinet-Rutte het rapport ‘Nederland circulair in 2050’. Da’s ver weg en hetzelfde geldt voor de tussendoelstelling in dat ‘rijksbrede programma’: in 2030 moet het gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) in ons land met vijftig procent gereduceerd zijn. Lagere overheden nemen daar stilaan ‘voorschotten’ op. Zo wil Noord-Brabant het openbaar vervoer in 2025 op 100 procent emissievrij hebben. Eindhoven gaat een stap verder: daar rijden in 2020 alleen nog elektrische bussen rond. VDL Bus & Coach gaat de eerste 43 leveren, de eerste dit jaar.
Logische route
Emissievrij is slechts één aspect in het circulaire model. Het gaat er vooral om dat de materialen in producten ‘oneindig’ hergebruikt worden, en ook nog eens op hetzelfde niveau als in de vorige toepassing. Dat vereist een compleet andere benadering, houding en organisatie dan de ‘take, make & waste’-insteek die de huidige, lineaire economie kenmerkt. Simpelweg recyclen komt welbeschouwd neer op het optimaliseren van dat lineaire model.
‘In de circulaire economie moet je met een andere bril tegen problemen gaan kijken. Dat maakt het ook zo leuk’
Overgaan op het circulaire model is geen sinecure, weet Gerben Hieminga, senior econoom op het ING Economisch Bureau, en opsteller/schrijver van studierapporten over de circulaire economie – onder meer over de (grote) financiële implicaties van circulaire businessmodellen. ‘Als organisatie kun je niet zeggen: morgen ben ik circulair. Daarvoor zijn de veranderingen die je moet doorvoeren veel te groot. Stapsgewijs overgaan is het meest kansrijk.’ Een logische marsroute, zegt hij, is het gangbare (lineaire) productverkoopmodel opschalen naar een onderhoudsmodel. ‘Daarin bied je onderhoudsdiensten aan gericht op behoud van de kwaliteit en verlenging van de levensduur van je spullen. Dat kun je uitbreiden door, kijkend naar de keten, je producten aan het einde van hun levensduur terug te nemen. Dan ga je richting servicemodellen, als ‘pay-per-use’. Van daaruit is het een logische stap naar een volledig circulair model, waarin je ook echt de herinzet van de materialen tackelt (zie de illustratie, red.).’
Betalen per koffer
Diverse bedrijven maken, voorzichtig nog, stapjes in de richting van circulaire businessmodellen. Hieminga noemt Philips Lighting, met zijn ‘pay-per-lux’-concept, ook wel ‘lighting as a service’ genoemd: de klant betaalt niet in één mep voor lampen, maar gespreid over een x-aantal jaren verlichting; waarbij Philips borg staat voor het perfect functioneren. Vanderlande, marktleider in bagageafhandelingssystemen voor vliegvelden, verkent het ‘betalen-per-koffer’-concept. En bij MUD Jeans koop je geen spijkerbroek, maar je least hem. Na een jaar kun je hem teruggeven of inruilen voor het nieuwste model. Is de broek nog best oké, dan verkopen ze hem als tweedehands. En is hij tot op de draad versleten, dan dient hij als grondstof voor een nieuwe jeans.
Statiegeldsysteem
In de Tweede Kamer gaan nu stemmen op voor een statiegeldsysteem voor afgedankte jeans, vertelt Hieminga. ‘Ongeacht het merk zou je twee euro vijftig terugkrijgen. Een mooi idee, maar het is de vraag of de incentive hoog genoeg is om consumenten meer bij de circulaire economie te betrekken. Naast groen/duurzaam kan een financiële prikkel klanten over de streep trekken. Wij zeggen: ontwikkel nieuwe businessmodellen altijd vanuit het oogpunt van de klant.’ Waarbij het helpt als consumenten een beter beeld krijgen van wat circulair is. ‘Daar ontbreekt het nog aan.’ Bij professionele klanten trouwens ook: Vanderlande signaleert een latente vraag naar zijn ‘betalen-per-koffer’-model, maar klanten die toehappen hebben ze in Veghel (nog) niet gezien.
In het circulaire model is samenwerking in de keten cruciaal, zegt de ING-econoom. ‘Je praat over retourstromen, sourcing van materialen, innovatie in de keten. Dat vergt heel intensief samenwerken en dat is lastig, binnen een bedrijf en helemaal tussen bedrijven.’ En vermijd te grote afhankelijkheid van één partij. Hieminga noemt GRO-Holland, dat op koffiedrab paddenstoelen kweekt. ‘La Place verzamelde er in hun restaurants dat residu voor. De paddenstoelen verwerkte het vervolgens weer in de gerechten. Alleen… toen ging V&D, moeder van La Place, failliet, waardoor het aantal vestigingen sterk is gedaald.’
Eigendom kwijt
Het ‘pay-per-use’-model leidt, omdat het geld gespreid binnenkomt, tot een grotere kapitaalbehoefte – in ieder geval de eerste jaren, heeft ING berekend. Hieminga: ‘In cashflow-engineering, optimalisatie van de kasstroom, kunnen wij helpen; daarin zijn we experts. Grote spelers kunnen vaak op de eigen balans financieren. Maar al die start-ups in het circulaire speelveld kunnen dat niet. Die hebben vaak behoefte aan eigenvermogenfinanciering in plaats van bankfinanciering. Daar kunnen wij, als vreemdvermogenverschaffer, eigenlijk niet het juiste product bieden.’
In juridische contracten voor die ‘pay-per-use’-modellen kan een addertje onder het gras zitten. ‘Als een producent van led-lampen licht als service gaat aanbieden, dan zijn de honderden led-lampen die ze in een gebouw hangen meteen onderdeel van dat gebouw en gaan die over naar de gebouweigenaar. Ben je het eigendom kwijt, dan kan dat niet dienen als onderpand op de financiering. Wij, als financier, zijn gewend om naar de zekerheden van het onderpand te kijken. Verlies van eigendom is dan een risicofactor in de traditionele manier van denken. Vraag is dan of het contract van de circulaire dienst niet als ‘zekerheid’ kan dienen. Uiteindelijk heeft een financier ook niet veel aan honderden led-lampjes. Een contract dat op een andere partij kan overgaan, is wellicht een beter alternatief. In de circulaire economie moet je met een andere bril tegen problemen gaan kijken. Dat maakt het ook zo leuk.’
‘ING is er ver in oplossingen voor dit soort vraagstukken te bedenken’, besluit Gerben Hieminga. Op hun weg naar die nieuwe, nog onbekende circulaire wereld komen alle partijen nog de nodige hobbels tegen. Met een tijdvenster tot 2050 moet dat lukken.
Remade in Holland
ACE Re-use Technology, onderdeel van ACE Wikkeltechniek in het Limburgse Horst, repareert, reviseert en herwikkelt elektromotoren, generatoren en dergelijke. Directeur/eigenaar Eduard Lebbink: ‘Door in producten het defect of de slijtage te diagnosticeren, kunnen we zelfs verbeteringen op het originele ontwerp doorvoeren. Mijn droom is dat we zodanig met onze materialen omgaan dat er vanaf 2050 geen schop meer de grond in hoeft om materialen te winnen. Wij werken veel met koper. Voorspellingen zijn dat het over tien tot dertig jaar heel moeilijk zal zijn dat nog uit de grond te halen. Recyclers verrichten sinds de jaren zeventig, tachtig heel goed werk. Alleen… bij recycling raak je materiaal kwijt. Ga je een elektromotor verschrotten, dan ben je met een beetje pech zeven procent van het koper voor altijd kwijt. Met onze remanufacturing blijven we dat recycleproces voor en halen we meer rendement uit materiaal.’