Naar idee van Jan Mengelers, collegevoorzitter van de TU/e, zou het logischer zijn de publiek gefinancierde onderzoeksactiviteiten rond bepaalde grote maatschappelijk thema’s, van idee tot applicatie, meer te concentreren rond de (technische) universiteiten. Een clustering op basis van de Technology Readiness Levels (TRL-niveaus) van nul tot en met zes. Met als meest saillante consequentie: het opdelen van TNO, de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek, waar Mengelers tot 2014 de bestuursvoorzitter was. Jan Mengelers ventileert zijn opvattingen hierover in een interview in de Engelstalige special Zuid-Nederland die als bijlage bij de april-uitgave van Link Magazine deze week verschijnt.
Er zijn negen TRL’s, van basisidee (0), via proof-of-concept (3) en R&D prototype (6) tot en met volledige marktintroductie (9). Het onderzoekswerk van de universiteiten bevindt zich op de niveaus nul tot en met drie. Dat van de zes grote onderzoeksinstituten voor toegepast onderzoek – naast TNO zijn dat Deltares, Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN), Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN), Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) en de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) – bevindt zich op de niveaus vier tot en met zes.
Teveel verzuiling
De belangrijkste aanbevelingen in het vorige maand gepubliceerde rapport ‘Evaluatieonderzoek organisaties voor toegepast onderzoek (TO2)’ luiden: ‘Creëer voldoende focus en massa op de kennisgebieden waarin Nederland wil excelleren, met bijbehorende financiering’ en ‘Stimuleer samenwerking tussen TO2-instellingen en andere kennisspelers. De primaire focus op korte termijn ligt op het versterken van de samenwerking tussen technische universiteiten en TO2-instellingen.’ Aldus de commissie onder leiding van Anton Schaaf die het rapport heeft opgesteld.
Daardoor gesterkt bepleit Jan Mengelers een concentratie van onderzoeksactiviteiten, van de TRL-niveaus nul tot en met zes. ‘Er is nu te weinig thematische focus, teveel verzuiling, een te sterke scheiding tussen universiteiten en kennisinstellingen waardoor de vertaling van fundamenteel onderzoek naar de markt stagneert. Daarom zouden Deltares, dat zich volledig focust op toegepast onderzoek op het gebied van water en ondergrond, en MARIN in hun geheel gekoppeld kunnen worden aan onderdelen van de TU Delft. Want binnen die universiteit is alle kennis rond watertechnologie en scheepvaart geconcentreerd. Hetzelfde geldt voor het NLR. Het goede voorbeeld geeft reeds DLO dat al gekoppeld is aan de Universiteit Wageningen in het Wageningen University & Research centre.’
TNO te allesomvattend
TNO is wat hem betreft te alomvattend. Dit instituut doet onderzoek naar thema’s als duurzame energie, gezondheid, voeding, hightech systemen, defensie & veiligheid en mobiliteit. Jan Mengelers geeft alvast een aantal schoten voor de boeg: ‘Wij beschikken bij de TU/e al over een High Tech Systems Center onder leiding van Maarten Steinbuch. Ook is technisch onderzoek op het gebied van mobiliteit geconcentreerd rond Eindhoven. Daar zouden de TNO-activiteiten op hightech gebied aan gekoppeld kunnen worden. Ook TNO’s chemisch onderzoek kun je zo aan het scheikundig onderzoek van deze universiteit koppelen. Zo doorbreek je de verzuiling van universiteiten, TO-instellingen en de industrie. Zo kun je veel gemakkelijker inspelen op de behoefte in de samenleving aan korter lopend onderzoek op een bepaald terrein. Toegepast onderzoek vindt nu gescheiden van de universiteiten plaats in de TO-instellingen. Niet voor niets gaat onze universiteit nu, rond onze kern van fundamenteel fotonica-onderzoek, het Institute for Photonic Integration, het toegepaste onderzoek organiseren binnen een nog op te richten Integrated Photonics Development Center.’
Lees het volledige artikel in de Zuid Nederland-special (thema HIGH PERFORMANCE IN HIGH PRECISION) die deze week als bijlage bij de april-uitgave van Link Magazine verschijnt.