Zoals elk najaar nodigde Link Magazine eind september zijn adviesraad uit om te discussiëren over de belangrijkste trends in de Nederlandse maakindustrie. Met een beetje sturing vanuit de redactie maar verder volledig democratisch kiezen we dan de thema’s, die we in 2025 in het blad uitgebreid gaan belichten. Een van de mogelijke onderwerpen die ikzelf inbracht, was de hoax van artificial intelligence. Bewust lekker scherp aangezet en dat leverde de gewenste tegenreactie op. Ik weet natuurlijk best dat AI de wereld behoorlijk aan het veranderen is. Door onder meer ChatGPT is het zelfs een onderwerp geworden waarover ik op het gemiddelde feestje of in de sportkantine gewoon een gesprek kan voeren. Heel atypisch voor waarover we in Link zoal schrijven.
Dat iedereen tegenwoordig over AI kan meepraten, is wat mij betreft een bevestiging van mijn kijk op AI nu. Namelijk dat het een gigantische hype is. Uit de gesprekken die ik voor deze editie met een aantal ingewijden voerde, bleek dat ik daarin zeker niet alleen sta. Als wetenschappers of bedrijven hun kans willen vergroten om geld binnen te halen, zetten ze AI – of beter nog: generatieve AI – prominent in hun projectvoorstel, ook al hebben hun plannen slechts zijdelings met het onderwerp te maken.
AI is ook allesbehalve nieuw. Het is inmiddels bijna dertig jaar geleden dat de AI-supercomputer Deep Blue won van de toenmalige schaakwereldkampioen Garry Kasparov. Sinds die overwinning is het heel hard gegaan met de technologie. Uiteraard omdat de hardware veel sterker is geworden en er dus meer rekenkracht beschikbaar is voor de complexe AI-algoritmes. En in 2017 publiceerden acht Google-wetenschappers hun artikel ‘Attention is all you need’, dat het fundament legde voor Large Language Models (en daarmee voor bijvoorbeeld ChatGPT) en Gen AI en een enorme boom tot gevolg had.
De gouden bergen die worden beloofd met AI, zie ik in de praktijk nog nauwelijks. Zoals ik in een eerdere column al eens vertelde: een artikel schrijven voor Link is voor een tool als ChatGPT nog een paar bruggen te ver. Natuurlijk hoor ik om me heen dat steeds meer mensen, ook in de maakindustrie, allerhande AI-tools gebruiken, maar meestal zijn dat toch vooral handige hulpmiddeltjes. Op drie plekken zie ik wel echt de toegevoegde waarde van AI: in marketing en klantcontacten (chatbots, portals), in softwareontwikkeling (voor de niet-complexe taken) en in visiontoepassingen. Want een beeldherkenningsalgoritme trainen is relatief eenvoudig en opent de deuren naar legio zeer waardevolle toepassingen.
Voor mij wordt AI pas echt interessant als we het kunnen gebruiken als vervolgstap op Industrie 4.0. Die ontwikkeling draait immers om digitalisering; oftewel meer sensoren om meer data te verzamelen om die vervolgens via een dashboard aan een productiemanager te tonen. AI is in staat om verder te kijken dan de fouten en uitschieters die een mens met het blote oog ook wel kan zien. AI kan verbanden leggen in de tsunami aan data, iets waar het menselijk brein simpelweg niet meer toe in staat is. Maar ja, dat kan alleen als bedrijven hun datahuishouding netjes op orde hebben, en dat blijkt in veel gevallen allerminst evident. Met minder data kun je weliswaar ook beginnen met AI, maar dan loop je wel het risico op suboptimalisaties. Dus je moet het heel goed afbakenen en inkaderen. En die kleine stapjes betekenen dat het resultaat vaak ook niet zo spectaculair is als alle mooie verhalen hebben beloofd. Om de gouden bergen te bereiken, is visie en vooral heel veel doorzettingsvermogen nodig.