Het Europese industriebeleid heeft zeker in Nederland lange tijd een slechte naam gehad, omdat er hoegenaamd niks gebeurde. Europarlementariër Tom Berendsen begrijpt de frustratie, maar in een voordracht bij adviesbureau Berenschot betoogt hij dat er echt wat aan het veranderen is nu dat beleid concrete vormen heeft aangenomen. ‘Afhankelijkheden van andere landen en regio’s kunnen tegen je worden gebruikt, daar moeten we rekening mee houden.’
• ‘Nu krijgt de positie van Europese bedrijven ten opzichte van hun wereldwijde concurrentie wel genoeg aandacht.’
• ‘Wat we door de pandemie hebben geleerd, is dat we extreem afhankelijk zijn van andere delen van de wereld, ook voor primaire behoeften.’
• ‘Betaalbaarheid is essentieel als je je bedenkt dat de energieprijs bijvoorbeeld in de VS zes keer lager ligt dan in Europa.’
• ‘Het Europese industriebeleid draait nu ook om de afhankelijkheden van andere regio’s in de wereld te verminderen.’
Niet individuele bedrijven steunen, maar ecosystemen stimuleren
Sinds 2019 zit Tom Berendsen namens het CDA in het Europese parlement. Vrij snel nadat hij begon, kreeg de geboren en getogen Bredanaar binnen de fractie van de Europese Volkspartij (de christendemocraten) het Europese industriebeleid in zijn portefeuille. De eerlijkheid gebiedt hem te zeggen dat het niet louter vanwege zijn kwaliteiten was dat het dossier op zijn bureau belandde. ‘Moeilijke en gevoelige onderwerpen komen wel vaker bij de kleinere lidstaten te liggen: als een Duitser of een Fransman ze zou oppakken, zou het belang van de eigen binnenlandse industrie wellicht te groot worden’, zegt Berendsen tegen de verzamelde Nederlandse industrieafvaardiging op het hoofdkantoor van adviesbureau Berenschot in Utrecht. ‘Nederland is de vijfde economie van Europa, we lopen op veel gebieden voorop, maar er is geen sector waarin we extreem grote belangen hebben. Hoewel dat de laatste jaren in de chipindustrie misschien wel wat verandert.’ Hoe dan ook, een Nederlander is een veilige keus, wil hij maar zeggen.
Netvlies
In de eerste blauwdrukken van het Europese industriebeleid draaide het vooral om duurzaamheid en de energietransitie. ‘De plannen waren er met name op gestoeld hoe we de industrie konden verduurzamen. Dus het ging over wet- en regelgeving voor het bedrijfsleven rondom bijvoorbeeld CO2-emissies’, vertelt Berendsen.
‘Als we van een bepaald materiaal afhankelijk zijn, kunnen we ook onze slimme koppen inzetten om ervoor te zorgen dat we minder van dat spul nodig hebben’
Daarbij werd de concurrentiepositie van Europa nog wel eens uit het oog verloren, merkte de CDA’er in alle discussies en debatten. ‘Niet iedereen had dat even goed op zijn netvlies staan. Maar besef goed: als je regels oplegt waardoor productieprocessen duurder worden, ondervinden bedrijven die opereren op een wereldmarkt daar last van. Omdat dat niet bij alle parlementariërs continu op de agenda stond, is de balans in Europa een tijdje zoek geweest.’ Tegenwoordig krijgt de positie van Europese bedrijven ten opzichte van hun wereldwijde concurrentie wel genoeg aandacht, verzekert Berendsen.
Wandel durch Handel
Vier jaar geleden brak de coronacrisis uit. ‘We leven nu in een andere wereld dan toen’, stelt Berendsen. ‘Wat we door de pandemie hebben geleerd, is dat we extreem afhankelijk zijn van andere delen van de wereld, ook voor primaire behoeften.’ Denk aan de fameuze strijd om mondkapjes en beademingsapparatuur. ‘Ook bleek ineens dat bijvoorbeeld zo’n 90 procent van onze paracetamol in India wordt geproduceerd, en dat land stelde een exportstop in.’ Door dat soort afhankelijkheden werd de Europese Commissie duidelijk dat er een update van het industriebeleid nodig was.
Die noodzaak werd extra onderstreept toen Rusland twee jaar geleden Oekraïne binnenviel. ‘Kijk, afhankelijkheden zijn helemaal niet erg, zo lang ze niet tegen je worden gebruikt’, stelt Berendsen. De Wandel durch Handel-aanpak van met name Duitsland stimuleert zelfs onderlinge relaties met autoritaire regimes, in de veronderstelling dat op die manier ook politieke veranderingen kunnen worden veroorzaakt. Dat is – voorzichtig gezegd – niet altijd even succesvol geweest, met China en Rusland als meest duidelijke voorbeelden. ‘Want Rusland gebruikt de Europese afhankelijkheid van zijn gas als een wapen. Na de invasie schoten de prijzen meteen de lucht in.’ Een flinke knauw voor de gehele Europese industrie, die van Duitsland in het bijzonder. ‘Een dubbele uitdaging want om ons energiesysteem te verduurzamen hebben we betaalbare én groene energie nodig. Betaalbaarheid is essentieel als je je bedenkt dat de energieprijs bijvoorbeeld in de VS zes keer lager ligt dan in Europa.’
Strategische sectoren
In dat kader speelt ook China een hoofdrol. ‘Zonnepanelen, batterijen, elektrische auto’s: die drie domeinen zijn van groot belang voor onze economie van de toekomst, en China zet er al jarenlang zeer strategisch in’, weet Berendsen. China is marktleider op die terreinen. Nog een voorbeeld: ‘Meer dan 98 procent van de zeldzame aardmetalen voor onze windmolens komt uit – of via – China naar Europa, ook omdat we hier hebben besloten dat we die vieze mijnen en de bijbehorende milieu-impact liever ergens anders willen.’ Voor onder meer lithium en magnesium gelden vergelijkbare cijfers.
Dat is, zoals gezegd, allemaal niet zo’n issue als de wereldmarkt soepel verloopt, maar wel als economische blokken uit elkaar bewegen. ‘Wetende wat er rond Taiwan gebeurt en wat de positie van de VS ten opzichte van China is, dan kan het in de toekomst zeker een probleem worden’, waarschuwt Berendsen. Het Europese industriebeleid draait inmiddels dus niet meer alleen om verduurzaming. Het gaat er ook om de afhankelijkheden van andere regio’s in de wereld te verminderen door nadrukkelijk te investeren in een serie strategische sectoren.
Chips Act
De tools die de Europese Unie heeft om de industrie te sturen, zijn wet- en regelgeving, en subsidies. Voor zijn toehoorders bij Berenschot zette Berendsen een aantal belangrijke EU-initiatieven op een rijtje: ‘Neem de Chips Act. In Europa hadden we ooit zo’n 20 procent marktaandeel in halfgeleiders, maar dat is geslonken naar zo’n 5 procent. Voor de meest geavanceerde chips zijn we zelfs volledig afhankelijk van TSMC en Samsung. En omdat chips overal inzitten, is die afhankelijkheid enorm.’ Europa heeft ruim 40 miljard euro uitgetrokken om weer een wereldspeler in de halfgeleidermarkt te worden.
‘Ik geloof meer dan ooit in de verbinding, terwijl ik gelijk ook vind dat we heel kritisch moeten kijken naar hoe je die samenwerking vorm geeft.’
Ook op het gebied van kritieke grondstoffen heeft de EU de buidel getrokken. ‘Dan heb ik het over de Critical Raw Materials Act. Er is Europese wetgeving aangenomen om veel meer te investeren, in mijnen, in recycling, maar ook in innovatie. Want als we van een bepaald materiaal afhankelijk zijn, kunnen we ook onze slimme koppen inzetten om ervoor te zorgen dat we minder van dat spul nodig hebben.’ Voor een groeiend aantal materialen zijn concrete criteria opgesteld hoeveel procent van het jaarlijkse verbruik de EU in 2030 minimaal zelf wil delven (10 procent), verwerken (40 procent) en recyclen (15 procent).
Kracht in samenwerking
De EU heeft nu ook haar Net-Zero Industry Act, die kan worden gezien als een reactie op de Amerikaanse Inflation Reduction Act. ‘Want die laatste heeft niets te maken met het reduceren van de inflatie, maar alles met het investeren in nieuwe en duurzame technologie’, verduidelijkt Berendsen die de verduurzamingsslag in de VS toejuicht maar tegelijk ook de keerzijde ziet: ‘Een effect is dat het voor bedrijven veel aantrekkelijker is om te investeren in de VS dan in Europa. Een pijnlijk voorbeeld is een Duits bedrijf dat batterijen zonder lithium ontwikkelt, en zijn eerste fabriek in de VS gaat bouwen.’ Als onderdeel van de Net-Zero Industry Act wordt budget vrijgemaakt voor cleantech, worden vergunningsprocedures vereenvoudigd en samenwerkingsverbanden gestimuleerd.
Dat laatste is volgens Berendsen essentieel. ‘We kunnen in Europa nooit tippen aan het privékapitaal dat de VS op de markt kan brengen. En we willen en kunnen niet op dezelfde manier staatssteun leveren zoals dat in China gebeurt. De kracht van de Europese Unie zit ’m in samenwerking, in het stimuleren van grensoverschrijdende ecosystemen. Laten we zorgen dat bedrijven, kennisinstellingen en overheden met elkaar aan tafel zitten, met de investeringen die daarbij passen, zodat we gezamenlijk optrekken.’
Te naïef
Na het betoog van Europarlementariër Berendsen ontstaat onder leiding van managing director Hans Schotel en business developer Onno Ponfoort van Berenschot een levendige discussie. Uit de zaal komt de vraag hoe we onze Europese industrie kunnen beschermen zonder dat het omslaat in protectionisme. Want juist met die openheid hebben we toch zo veel successen geboekt? ‘Het is continu zoeken naar de juiste balans’, geeft Berendsen aan. ‘Zeker de afgelopen jaren heb ik regelmatig aan de bel getrokken, omdat we natuurlijk niet alle grenzen moeten dichtgooien. In de Europese politiek gaat het veel over woorden. Was het eerst ‘strategische autonomie’, nu hebben we het over ‘open strategische autonomie’. Ik denk dat dat wat zegt over de intenties.’
Tegelijk vindt Berendsen dat politici en bestuurders lang te naïef zijn omgegaan met onze strategische sectoren. Hij geeft een voorbeeld: ‘Tweederde van de containerterminalcapaciteit in de Rotterdamse haven is in handen van bedrijven uit China en Hong Kong. Ik snap dat die investeringen in het verleden welkom waren, maar als ze nu kwaad willen, levert dat echt een risico op.’ Nog een voorbeeld. ‘In Friesland zit een van de certificeringsinstanties voor pleziervaartuigen. Als je een nieuw vaartuig op de markt wil brengen, moet je eerst daar langs. Die in Friesland is nu in Chinese handen. Dat lijkt heel klein, maar de scheepsbouw staat heel nadrukkelijk op de Chinese agenda.’ Berendsen vindt het naïef om te denken dat het allemaal toeval is.
Eerlijk speelveld
Ook de uitslag van de recente Tweede Kamerverkiezingen komt ter sprake, want kun je deze discussie wel voeren in een tijd vol anti-Europese sentimenten? ‘Ik denk dat we haar móéten voeren’, antwoordt Berendsen. ‘We kunnen er simpelweg niet mee wachten. En het is essentieel dat we het beleid op Europees niveau uitzetten. Ten eerste om te zorgen dat de bedrijven die actief zijn op de Europese markt dat onder dezelfde voorwaarden doen. Een eerlijk speelveld is heel belangrijk. En ten tweede omdat als je sterk wilt staan aan de wereldwijde onderhandelingstafel, en afhankelijkheden wilt verminderen, dat we als Nederland nooit alleen kunnen. Dat moet in samenwerking met de landen om ons heen. Ik geloof meer dan ooit in de verbinding, terwijl ik gelijk ook vind dat we heel kritisch moeten kijken naar hoe je die samenwerking vorm geeft. Want hoe we het ooit met z’n zessen hebben bedacht, is razend ingewikkeld met 27 lidstaten.’
Berendsen geeft een waarschuwing: ‘Een groot doel van andere landen en regio’s richting Europa is om ons uit elkaar te spelen. Alleen als blok staan we sterk, dus daar moeten we echt voor blijven vechten. In het industriebeleid kunnen we dat voorkomen door niet individuele bedrijven te steunen, maar ecosystemen te stimuleren die over grenzen heen gaan. Zo koppel je de belangen en trek je meer samen op.’
Afrika
China, Rusland, de VS, maar hoe zit het met Afrika? Berendsen stelt dat Europa dat continent zeker niet is vergeten. ‘Er wordt gewerkt aan een Afrika-strategie, ook als tegenhanger van China’s nieuwe zijderoute. Die strategie is essentieel als je bijvoorbeeld kijkt naar onze energievraag. Het zou zo maar kunnen dat we onze groene energie het meest efficiënt kunnen produceren in Afrika.’ Ook op het gebied van grondstoffen ligt een samenwerking voor de hand. ‘We moeten zeker kijken hoe we daar partnerschappen kunnen opzetten. Op basis van gelijkwaardig. Maar tegelijkertijd kunnen we wat terugvragen voor de investeringen die we dan doen. En dan denk ik vanzelfsprekend aan het migratieprobleem.’
Daarover moet Berendsen nog wat van het hart. ‘Afgelopen november hebben de Nederlandse kiezers een duidelijk signaal afgegeven, door zich af te wenden van de meer gevestigde partijen en kristalhelder te zijn over wat ze vinden van het migratievraagstuk. Ik hoop dat ze in juni bij de verkiezingen voor het Europese Parlement laten horen dat ze wel geloven in Europese samenwerking en verbinding.’